Parlementaire vraag nr. 1136 van de heer Christian Leysen van 02.08.2022

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2021-2022, QRVA 55/092 d.d. 28.09.2022, blz. 130

Berekening wederopbouwreserve

VRAAG (van de heer Leysen)

Artikel 194quater/1, § 1, tweede lid van het WIB 1992 stelt dat: "Onverminderd het maximale bedrag van de vrijstelling bedoeld in paragraaf 3, wordt per belastbaar tijdperk de wederopbouwreserve aangelegd ten belope van een bedrag beperkt tot de belastbare gereserveerde winst van het belastbaar tijdperk vastgesteld vóór de samenstelling van de vrijgestelde reserve bedoeld in dit artikel". Hogergenoemde verwoording doet vermoeden dat bij de berekening van de wederopbouwreserve men mogelijks in een kringredenering terechtkomt. Immers, de wet vereist dat eerst de belastbare gereserveerde winst wordt berekend zonder dat er rekening wordt gehouden met een mogelijke vrijgestelde wederopbouwreserve. Dit impliceert dat eerst een belastingprovisie moet berekend worden die in principe bij de jaarafsluiting moet geboekt worden. Pas nadien kan de wederopbouwreserve geboekt worden (zie onder andere CBN-advies 2021/12 van 2 juni 2021). Evenwel, wanneer dit bedrag geboekt wordt, zal blijken dat de oorspronkelijke belastingprovisie overschat is. Dit is logisch aangezien een deel (of het geheel) van de winst uiteindelijk niet belast wordt (zij het dat dit tijdelijk is). Dit betekent dat het bedrag van de wederopbouwreserve in feite groter mag zijn en een nieuwe belastingberekening moet gemaakt worden. Dezelfde problematiek zie ik terugkomen bij het regime van de taxshelter voor onder andere audiovisuele werken en de vroegere investeringsreserve. Hiervoor dient/diende ook steeds gekeken te worden naar de belastbare gereserveerde winst ten einde het bedrag van de vrijgestelde reserve te kunnen bepalen. Artikel 194ter, § 3 WIB 92 (inzake het taxshelter-regime) heeft het (eveneens) over: "50 %, enz., van de belastbare gereserveerde winst van het belastbaar tijdperk vastgesteld vóór de samenstelling van de vrijgestelde reserve". Artikel 194quater, § 2 WIB 92 (inzake de investeringsreserve) heeft het over: "50 % van het gereserveerde belastbare resultaat van het belastbaar tijdperk, vóór aanleg van de investeringsreserve". Het valt meteen op dat de bewoording van artikel 194quater/1, § 1 WIB 92 inzake de wederopbouwreserve in lijn ligt met de bewoording van de regimes inzake de taxshelter voor onder andere audiovisuele werken en de investeringsreserve. Inzake de investeringsreserve heeft de administratie destijds een circulaire (Ci.RH.421/563.842 van 24.06.2004) gepubliceerd waarin het illustreert hoe de investeringsreserve moet berekend worden. In de circulaire inzake de taxshelter voor audiovisuele werken (Ci.RH.421/566.524 van 23.12.2004) wordt ook expliciet vermeld dat dezelfde berekeningsmethode als voor de investeringsreserve mag worden toegepast. Wat de wederopbouwreserve betreft, ontbreekt dergelijke expliciete verwijzing. Echter, gelet op de quasi identieke verwoording van de verschillende wetsartikels lijkt de berekeningsmethode voor de investeringsreserve ook te mogen worden toegepast. 1. Kan u bevestigen of deze methode inderdaad ook mag worden toegepast bij het regime van de wederopbouwreserve? 2. Indien niet, hoe dient de reserve dan wel berekend te worden?

ANTWOORD (van de Vice-eersteminister en Minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding)

Ik kan bevestigen dat voor de aanleg van de vrijgestelde wederopbouwreserve ook gebruik mag worden gemaakt van de zogenaamde iteratieve berekeningsmethode waarbij rekening wordt gehouden met de aangroei van de belastbare gereserveerde winst van het belastbare tijdperk (code 1080 in het vak "Belastbare gereserveerde winst" van de aangifte van de vennootschapsbelasting) vóór de aanleg van de vrijgestelde reserve.