Artikel 121, KB/WIB 92

Art. 121 is van toepassing vanaf het aanslagjaar 1992 (art. 132, KB/WIB; KB 27.08.1993 – B.S. 13.09.1993; Numac: 1993082751)

§ 1. De te verrekenen fictieve roerende voorheffing met betrekking tot inkomsten van roerende goederen en kapitalen waarvoor geheel of gedeeltelijk van de inning van roerende voorheffing is afgezien, is gelijk aan:

1° vijfentwintig vijfenzeventigsten van het geïnde of verkregen nettobedrag van premies van Belgische overheidsfondsen die vóór 1 december 1962 zijn uitgegeven en waarop, overeenkomstig artikel 113, § 3, a, geheel is afgezien van de inning van roerende voorheffing;

2° het verschil tussen vijfentwintig vijfenzeventigsten van het geïnde of verkregen nettobedrag en de werkelijk verschuldigde roerende voorheffing voor:

a) premies en interest van vóór 1 december 1962 uitgegeven Belgische overheidsfondsen en inkomsten van obligaties, kasbons of andere soortgelijke effecten, van schuldvorderingen en leningen, die worden verleend of toegekend ter uitvoering van vóór 1 december 1962 gesloten overeenkomsten waarop, overeenkomstig artikel 113, § 4, de roerende voorheffing is geheven tegen een tarief van 12,5 %;

b) inkomsten van deposito's met vaste termijn of met opzeggingstermijn die vóór 1 december 1962 aan depositarissen zijn toevertrouwd, waarop overeenkomstig artikel 114, § 3, de roerende voorheffing is geheven tegen een tarief van 12,5 %;

3° vijftien vijfentachtigste van het geïnde of verkregen nettobedrag met betrekking tot:

a) inkomsten van overheidsfondsen als vermeld in artikel 113, § 3, b;

b) loten van vóór 1 december 1962 uitgegeven Belgische overheidsfondsen waarop overeenkomstig artikel 113, § 3, a, geheel is afgezien van de inning van roerende voorheffing;

4° het verschil tussen vijftien vijfentachtigste van het geïnde of verkregen nettobedrag en de werkelijk verschuldigde roerende voorheffing met betrekking tot niet in 3°, b, vermelde loten van vóór 1 december 1962 uitgegeven Belgische overheidsfondsen.

§ 2. Wanneer de overeenkomstig artikel 126 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 samengevoegde belastbare inkomsten, interest omvatten van verschillende in § 1, 2°, b, vermelde deposito's, wordt geen fictieve roerende voorheffing verrekend voor de schijf van het totale bedrag van de toegekende interest waarop de roerende voorheffing tegen 25 % zou zijn geheven indien die interest door een enkel deposito was voortgebracht.

§ 3. Onder geïnd of verkregen nettobedrag als vermeld in § 1 wordt verstaan het nettobedrag van de inkomsten na aftrek van de werkelijk ingehouden roerende voorheffing maar vóór aftrek van de innings- en bewaringskosten en van andere soortgelijke kosten.