Artikel 126, WIB 92

Art. 126, § 2, derde lid, wordt opgeheven vanaf 01.01.2020. Art. 126, § 5, treedt in werking op 01.01.2020 (art. 28 en 139, 1ste lid, W 13.04.2019 - B.S. 30.04.2019; Numac: 2019041000)

[De Koning kan voor iedere categorie van schuldvordering een vroegere datum van inwerkingtreding bepalen (art. 139, 2de lid, W 13.04.2019 - B.S. 30.04.2019; Numac: 2019041000)]

§ 1. In geval van huwelijk of wettelijke samenwoning wordt een gemeenschappelijke aanslag op naam van de beide echtgenoten gevestigd. Deze gemeenschappelijke aanslag belet niet dat het belastbare inkomen van elke echtgenoot afzonderlijk wordt vastgesteld.

§ 2. In de volgende gevallen is § 1 niet van toepassing:

1° voor het jaar van het huwelijk of de verklaring van wettelijke samenwoning;

2° vanaf het jaar na dat waarin de feitelijke scheiding heeft plaatsgevonden, voor zover die scheiding in het belastbare tijdperk niet ongedaan is gemaakt;

3° voor het jaar van de ontbinding van het huwelijk of van de scheiding van tafel en bed of van de beëindiging van de wettelijke samenwoning;

4° wanneer een echtgenoot beroepsinkomsten heeft van meer dan 6.700 euro (basisbedrag) die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en die niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op zijn andere inkomsten.

Voor het jaar waarin de wettelijk samenwonenden met elkaar in het huwelijk treden, blijft § 1 echter van toepassing tenzij de verklaring van wettelijke samenwoning tijdens hetzelfde jaar is afgelegd.

(...)

§ 3. Voor het jaar van ontbinding van het huwelijk of wettelijke samenwoning door overlijden, kan de overlevende echtgenoot kiezen voor een aanslag gevestigd overeenkomstig de bepalingen van § 1 In dat geval wordt de aanslag gevestigd op naam van de overlevende en de overleden echtgenoot, vertegenwoordigd door de nalatenschap.

Wanneer beide echtgenoten zijn overleden, kan de keuze bedoeld in het eerste lid, worden gemaakt door de erfgenamen of de algemene legatarissen of begiftigden. De aanslag wordt in dat geval gevestigd op naam van de beide overleden echtgenoten, vertegenwoordigd door de nalatenschap.

§ 4. Inkomsten van kinderen worden bij de inkomsten van hun ouders gevoegd zolang de ouders het wettelijk genot daarvan hebben.

§ 5. Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, bepaalt de Koning de wijze waarop het gedeelte van de belasting in verband met het belastbare inkomen van elke echtgenoot wordt vastgesteld.