Parlementaire vraag nr. 871 van mevrouw Pieters van 01.07.2005
Vragen en Antwoorden, Kamer, 2005-2006, nr. 115, blz. 22212-22214
Abnormale of goedgunstige voordelen - Dubbele belasting - Verworpen uitgaven - Wettelijke voorrang van artikel 26 op artikel 49 WIB1992
VRAAG
De administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit (AOIF) is tot nu toe blijkbaar nog steeds van mening dat de toepassing van artikel 26, eerste lid, in fine van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 niet belet dat abnormale of goedgunstige voordelen die door vennootschappen worden verleend aan andere al dan niet verbonden Belgische vennootschappen of ondernemingen, bij toepassing van artikel 49 en artikel 183 van hetzelfde Wetboek tevens als een niet-aftrekbare beroepskost moeten worden verworpen en worden opgenomen onder de gecodeerde rubriek liberaliteiten of vrijgevigheden van het aangifteformulier inzake vennootschapsbelasting.
De rechtspraak en de rechtsleer zijn het daarmee echter totaal niet eens en stellen overtuigend dat in een nationale situatie (dit wil zeggen tussen twee Belgische rechtspersonen of ondernemingen) artikel 26 WIB 1992 wettelijk primeert op genoemd artikel 49 WIB 1992. Dit legale voorrangsprincipe zou onder meer van strikte toepassing zijn bij de fiscale beoordeling van onderlinge doorfacturaties van arbeids- en dienstprestaties.
Logischerwijze kan een abnormaal of goedgunstig voordeel inderdaad enerzijds niet worden belast bij de verkrijger en anderzijds op grond van artikel 49 WIB 1992 bij de verstrekker als niet-aftrekbare beroepskost worden verworpen. Dit leidt sowieso tot een ongerijmdheid en vooral tot een dubbele belasting die bovendien strijdig zou zijn met het Europees Arbitrageverdrag van 23 juli 1990.
Een dubbele belasting komt immers voor bij het tweemaal belasten van eenzelfde inkomen voor hetzelfde of voor verschillende aanslagjaren ten name van eenzelfde of van «verschillende» belastingplichtigen, wanneer één van de aanslagen de andere wettelijk uitsluit.
Kan u uw algemene en geactualiseerde ziens- en handelwijze weergeven in het licht van zowel de wettelijke beschikkingen van de artikelen 26, 49, 183, 185, 340 en 376 WIB 1992, de voorranghebbende Europese verdragen en alle ermede verband houdende recente nationale en internationale rechtspraak als van het grondwettelijke legaliteitsbeginsel, het realiteitsbeginsel en van alle overige beginselen van behoorlijk bestuur ?
ANTWOORD (vice-eerste minister en minister van Financiën, 28.03.2006)
De door het geachte lid gestelde vraag heeft blijkbaar betrekking op het verstrekken van een abnormaal of goedgunstig voordeel door een Belgische vennootschap aan een andere binnenlandse vennootschap. Ingevolge de toepassing van artikel 26, eerste lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992) moet in dergelijke situatie het verstrekte voordeel in principe niet bij de eigen winst van de voordeelverstrekkende vennootschap worden gevoegd.
Artikel 26, WIB 1992 sluit echter niet uit dat alle uitgaven moeten worden getoetst aan de aftrekvoorwaarden zoals bedoeld in het artikel 49, WIB 1992.
Wanneer een bepaalde uitgave, op basis van het artikel 49, WIB 1992, niet aftrekbaar is als beroepskost belet dit niet dat het inkomen dat ingevolge die uitgave bij een andere belastingplichtige ontstaat aan de belasting wordt onderworpen.
Volgens de rechtspraak ontstaat er geen dubbele belasting wanneer niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen verantwoorde bedrijfsuitgaven ten name van een belastingplichtige, belastbare inkomsten vormen ten name van een andere belastingplichtige.