Parlementaire vraag nr. 1089 van de heer Van Quickenborne van 12.01.2001
Vr. en Antw., Senaat, 2000-2001, nr. 2-37, blz. 1841-1844
Bull. nr. 820, pag. 2682
Minderwaarden aandelen - Verkoopkosten
VRAAG
I. Principe
In principe zijn minderwaarden op aandelen in de vennootschapsbelasting niet aftrekbaar als beroepskosten (artikel 198, alinea 1, 7°, WIB 1992). Algemeen wordt aangenomen dat de bijkomende kosten bij de verkoop van de aandelen met minderwaarde niet aan de te verwerpen minderwaarde moeten worden toegevoegd.
Deze redenering is gebaseerd op de overweging dat de verwerping van minderwaarden op aandelen als beroepskost een uitzondering is op het principe van de aftrekbaarheid van beroepskosten en daarom strikt moet geïnterpreteerd worden: alleen de echte minderwaarden zijn te verwerpen en niet de bijkomende kosten.
II. Toepassing in de praktijk
In de praktijk wordt door bepaalde inspecteurs van de administratie van de Ondernemings- en de Inkomstenfiscaliteit (hierna AOIF) het standpunt ingenomen dat voor de berekening van een minderwaarde, de verkoopwaarde moet worden vergeleken met de aanschaffingswaarde van de aandelen, waarbij voor de bepaling van de verkoopwaarde echter, naast de verkoopprijs, ook rekening moet worden gehouden met de aan de verkoop inherente bijzondere kosten (inclusief de erelonen van advocaten en andere adviseurs).
Cijfermatig:
Wanneer een vennootschap een aandeel met een boekwaarde van 5.000 frank verkoopt voor 1.000 frank en in dat kader 100 frank makelaarskosten en 100 frank adviseurskosten oploopt, dan bedraagt de niet-aftrekbare minderwaarde op zich 4.000 frank.
Volgens bovenvernoemd standpunt bedraagt de fiscaal niet-aftrekbare minderwaarde echter 4.200 frank, dat is 4.000 frank minderwaarde te vermeerderen met 100 frank adviseurskosten en 100 frank makelaarskosten.
Deze redenering werd opgebouwd naar analogie van de berekening van de van de belasting vrijgestelde verwezenlijkte meerwaarde bij een verkoop van aandelen (artikel 44, § 1, 2°, WIB 1992).
Voor de berekening van de meerwaarde moet ook hier de verkoopwaarde worden vergeleken met de aanschaffingswaarde van de aandelen. In de Administratieve Commentaren op het WIB 1992, het zogenaamde COM.IB92, wordt onder het nr. 44/ 58 COM.IB92 uitdrukkelijk vooropgesteld dat de verkoopwaarde van de aandelen bestaat uit de "nettoprijs na aftrek van de aan de verkoop inherente bijzondere kosten (makelaarskosten, commissielonen, belastingen)" (zie tevens mondelinge vragen nrs. 1313 en 1351, P. Van Velthoven en G. Lenssen, 21 maart 2000, Kamercommissie Financiën, Beknopt Verslag, nr. 50, COM 150).
III. Beoordeling
1. Berekeningswijze van de minderwaarde
De toepassing naar analogie van de berekeningswijze van de verwezenlijkte meerwaarde op aandelen (artikel 44, § 1, 2°, WIB 1992) op de berekeningswijze van de niet-aftrekbare minderwaarde op aandelen (artikel 198, alinea 1, 7°, WIB 1992) gaat ons inziens niet op (Van Crombrugge S., "Berekening deelnemingsvrijstelling : veel drukte om niets?", Fiscoloog, nr. 752, 3 mei 2000, blz. 5).
Enerzijds is de verwerping van minderwaarden op aandelen als beroepskost een uitzondering op het principe van de aftrekbaarheid van beroepskosten, die daarom strikt moet geïnterpreteerd worden: alleen de echte minderwaarden zijn te verwerpen en niet de bijkomende kosten. Anderzijds is de vrijstelling van verwezenlijkte meerwaarden op aandelen een uitzondering op de principiële belastbaarheid van alle winsten behaald door een vennootschap, die dus op zijn beurt ook strikt moet geïnterpreteerd worden: daarom is alleen het werkelijk bedrag van de meerwaarden vrij te stellen, onder aftrek van de aan de verkoop inherente beroepskosten.
Met andere woorden, beide berekeningswijzen dienen onafhankelijk van elkaar gehanteerd te worden, aangezien de ratio legis die eraan ten grondslag ligt, totaal verschillend is.
2. Aan de verkoop inherente kosten
Indien er toch voor de berekening van de niet-aftrekbare minderwaarde zou dienen rekening te worden gehouden met de aan de verkoop inherente bijzondere kosten, dan zijn deze kosten beperkt tot de in nr. 44/58 COM.IB92 vermelde makelaarskosten, commissielonen en belastingen, en kunnen zij, in tegenstelling tot de visie van bepaalde inspecteurs van de AOIF, niet uitgebreid worden tot erelonen van advocaten of andere (bijvoorbeeld fiscale) adviseurs.
Immers, zoals hierboven reeds vermeld, is de verwerping van minderwaarden op aandelen als beroepskost een uitzondering op het principe van de aftrekbaarheid van beroepskosten, die daarom strikt moet geïnterpreteerd worden.
Daarenboven blijkt duidelijk uit de desbetreffende passage van het nr. 44/58 COM.IB92 ["nettoprijs na aftrek van de aan de verkoop inherente bijzondere kosten (makelaarskosten, commissielonen, belastingen)] dat de opsomming van kosten als exhaustief en niet als een loutere exemplatieve opsomming dient opgevat te worden.
IV. Vraagstelling
Gelet op het feit dat het op dit moment voor ons hoogst onduidelijk is of het standpunt van enkele inspecteurs van de AOIF ook het standpunt is van de minister van Financiën en gelet op het belang van deze aangelegenheid in het dagelijks ondernemingsleven, had ik u dan ook willen verzoeken op de volgende vragen te willen antwoorden.
In principe zijn minderwaarden op aandelen in de vennootschapsbelasting niet aftrekbaar als beroepskosten (artikel 198, alinea 1, 7°, WIB 1992). Algemeen wordt aangenomen dat de bijkomende kosten bij de verkoop van de aandelen met minderwaarde niet aan de te verwerpen minderwaarde moeten worden toegevoegd.
In de praktijk wordt echter door bepaalde inspecteurs van de administratie van de Ondernemings- en de Inkomstenfiscaliteit het standpunt ingenomen dat, bij de berekening van een minderwaarde op een verkoop van aandelen, voor de bepaling van de verkoopwaarde van de aandelen, naast de verkoopprijs, ook rekening moet worden gehouden met de aan de verkoop inherente bijzondere kosten. Dit naar analogie van de berekening van de van de belasting vrijgestelde verwezenlijkte meerwaarde bij een verkoop van aandelen (artikel 44, § 1, 2°, WIB 1992), waarvan de administratieve commentaren onder het nr. 44/58 COM.IB92 uitdrukkelijk stellen dat de verkoopwaarde van de aandelen bestaat uit de "nettoprijs na aftrek van de aan de verkoop inherente bijzondere kosten (makelaarskosten, commissielonen, belastingen)". Ik verwijs in dit verband tevens naar uw antwoord op de mondelinge vragen nrs. 1313 en 1351 van de heren P. Van Velthoven en G. Lenssen van 21 maart 2000 (Kamercommissie Financiën, Beknopt Verslag, nr. 50, COM 150).
Volgens diezelfde opvatting omvatten deze aan de verkoop inherente bijzondere kosten, naast de voormelde makelaarskosten, commissielonen en belastingen, ook de in dit verband opgelopen erelonen van advocaten en andere adviseurs.
Teneinde duidelijkheid en rechtszekerheid te bekomen in hoofde van elke belastingplichtige in deze materie, had ik graag van u een antwoord vernomen op de volgende vragen:
1. Hoe wordt het bedrag van de niet-aftrekbare minderwaarde op de verkoop van aandelen, zoals bedoeld in artikel 198, alinea 1, 7°, WIB 1992, bepaald?
Wordt daarbij ook rekening gehouden met de aan de verkoop inherente bijzondere kosten (makelaarskosten, commissielonen en belastingen), naar analogie van de berekening van de van de belasting vrijgestelde verwezenlijkte meerwaarde bij een verkoop van aandelen (artikel 44, § 1, 2°, WIB 1992)?
2. Indien er voor de berekening van de niet-aftrekbare minderwaarde op de verkoop van aandelen dient rekening te worden gehouden met de aan de verkoop inherente bijzondere kosten, zijn deze kosten dan beperkt tot de in nr. 44/58 COM.IB92 vermelde makelaarskosten, commissielonen en belastingen ? Of omvatten deze kosten tevens de in het kader van de verkoop van aandelen opgelopen erelonen van advocaten en andere adviseurs?
3. Werden terzake reeds specifieke strikte richtlijnen uitgevaardigd binnen de administratie van de Ondernemings- en Inkomstenfiscaliteit?
ANTWOORD
Met betrekking tot zijn eerste vraag kan ik het geachte lid verwijzen naar het antwoord dat ik heb verstrekt op de vraag nr. 470 van 5 oktober 2000 gesteld door volksvertegenwoordiger Eerdekens (Vragen en Antwoorden, Kamer, zitting 2000-2001, nr. 62 van 5 februari 2001, blz. 6985).
In tegenstelling tot wat het geachte lid meent voor te houden, is de opsomming van de aan de verkoop inherente kosten zoals vermeld in het nr. 44/58 van de Administratieve Commentaar op het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, niet limitatief. De vraag te weten of de door het geachte lid bedoelde erelonen van advocaten en andere adviseurs zijn aan te merken als aan de verkoop inherente bijzondere kosten, moet voor elk geval afzonderlijk door de bevoegde taxatie-ambtenaar worden beoordeeld aan de hand van de bewijsstukken die hem door de betrokken belastingplichtige moeten worden voorgelegd. Terzake werden geen bijzondere instructies aan de taxatieambtenaren verstrekt.
Bull. nr. 820, pag. 2682
Minderwaarden aandelen - Verkoopkosten
VRAAG
I. Principe
In principe zijn minderwaarden op aandelen in de vennootschapsbelasting niet aftrekbaar als beroepskosten (artikel 198, alinea 1, 7°, WIB 1992). Algemeen wordt aangenomen dat de bijkomende kosten bij de verkoop van de aandelen met minderwaarde niet aan de te verwerpen minderwaarde moeten worden toegevoegd.
Deze redenering is gebaseerd op de overweging dat de verwerping van minderwaarden op aandelen als beroepskost een uitzondering is op het principe van de aftrekbaarheid van beroepskosten en daarom strikt moet geïnterpreteerd worden: alleen de echte minderwaarden zijn te verwerpen en niet de bijkomende kosten.
II. Toepassing in de praktijk
In de praktijk wordt door bepaalde inspecteurs van de administratie van de Ondernemings- en de Inkomstenfiscaliteit (hierna AOIF) het standpunt ingenomen dat voor de berekening van een minderwaarde, de verkoopwaarde moet worden vergeleken met de aanschaffingswaarde van de aandelen, waarbij voor de bepaling van de verkoopwaarde echter, naast de verkoopprijs, ook rekening moet worden gehouden met de aan de verkoop inherente bijzondere kosten (inclusief de erelonen van advocaten en andere adviseurs).
Cijfermatig:
Wanneer een vennootschap een aandeel met een boekwaarde van 5.000 frank verkoopt voor 1.000 frank en in dat kader 100 frank makelaarskosten en 100 frank adviseurskosten oploopt, dan bedraagt de niet-aftrekbare minderwaarde op zich 4.000 frank.
Volgens bovenvernoemd standpunt bedraagt de fiscaal niet-aftrekbare minderwaarde echter 4.200 frank, dat is 4.000 frank minderwaarde te vermeerderen met 100 frank adviseurskosten en 100 frank makelaarskosten.
Deze redenering werd opgebouwd naar analogie van de berekening van de van de belasting vrijgestelde verwezenlijkte meerwaarde bij een verkoop van aandelen (artikel 44, § 1, 2°, WIB 1992).
Voor de berekening van de meerwaarde moet ook hier de verkoopwaarde worden vergeleken met de aanschaffingswaarde van de aandelen. In de Administratieve Commentaren op het WIB 1992, het zogenaamde COM.IB92, wordt onder het nr. 44/ 58 COM.IB92 uitdrukkelijk vooropgesteld dat de verkoopwaarde van de aandelen bestaat uit de "nettoprijs na aftrek van de aan de verkoop inherente bijzondere kosten (makelaarskosten, commissielonen, belastingen)" (zie tevens mondelinge vragen nrs. 1313 en 1351, P. Van Velthoven en G. Lenssen, 21 maart 2000, Kamercommissie Financiën, Beknopt Verslag, nr. 50, COM 150).
III. Beoordeling
1. Berekeningswijze van de minderwaarde
De toepassing naar analogie van de berekeningswijze van de verwezenlijkte meerwaarde op aandelen (artikel 44, § 1, 2°, WIB 1992) op de berekeningswijze van de niet-aftrekbare minderwaarde op aandelen (artikel 198, alinea 1, 7°, WIB 1992) gaat ons inziens niet op (Van Crombrugge S., "Berekening deelnemingsvrijstelling : veel drukte om niets?", Fiscoloog, nr. 752, 3 mei 2000, blz. 5).
Enerzijds is de verwerping van minderwaarden op aandelen als beroepskost een uitzondering op het principe van de aftrekbaarheid van beroepskosten, die daarom strikt moet geïnterpreteerd worden: alleen de echte minderwaarden zijn te verwerpen en niet de bijkomende kosten. Anderzijds is de vrijstelling van verwezenlijkte meerwaarden op aandelen een uitzondering op de principiële belastbaarheid van alle winsten behaald door een vennootschap, die dus op zijn beurt ook strikt moet geïnterpreteerd worden: daarom is alleen het werkelijk bedrag van de meerwaarden vrij te stellen, onder aftrek van de aan de verkoop inherente beroepskosten.
Met andere woorden, beide berekeningswijzen dienen onafhankelijk van elkaar gehanteerd te worden, aangezien de ratio legis die eraan ten grondslag ligt, totaal verschillend is.
2. Aan de verkoop inherente kosten
Indien er toch voor de berekening van de niet-aftrekbare minderwaarde zou dienen rekening te worden gehouden met de aan de verkoop inherente bijzondere kosten, dan zijn deze kosten beperkt tot de in nr. 44/58 COM.IB92 vermelde makelaarskosten, commissielonen en belastingen, en kunnen zij, in tegenstelling tot de visie van bepaalde inspecteurs van de AOIF, niet uitgebreid worden tot erelonen van advocaten of andere (bijvoorbeeld fiscale) adviseurs.
Immers, zoals hierboven reeds vermeld, is de verwerping van minderwaarden op aandelen als beroepskost een uitzondering op het principe van de aftrekbaarheid van beroepskosten, die daarom strikt moet geïnterpreteerd worden.
Daarenboven blijkt duidelijk uit de desbetreffende passage van het nr. 44/58 COM.IB92 ["nettoprijs na aftrek van de aan de verkoop inherente bijzondere kosten (makelaarskosten, commissielonen, belastingen)] dat de opsomming van kosten als exhaustief en niet als een loutere exemplatieve opsomming dient opgevat te worden.
IV. Vraagstelling
Gelet op het feit dat het op dit moment voor ons hoogst onduidelijk is of het standpunt van enkele inspecteurs van de AOIF ook het standpunt is van de minister van Financiën en gelet op het belang van deze aangelegenheid in het dagelijks ondernemingsleven, had ik u dan ook willen verzoeken op de volgende vragen te willen antwoorden.
In principe zijn minderwaarden op aandelen in de vennootschapsbelasting niet aftrekbaar als beroepskosten (artikel 198, alinea 1, 7°, WIB 1992). Algemeen wordt aangenomen dat de bijkomende kosten bij de verkoop van de aandelen met minderwaarde niet aan de te verwerpen minderwaarde moeten worden toegevoegd.
In de praktijk wordt echter door bepaalde inspecteurs van de administratie van de Ondernemings- en de Inkomstenfiscaliteit het standpunt ingenomen dat, bij de berekening van een minderwaarde op een verkoop van aandelen, voor de bepaling van de verkoopwaarde van de aandelen, naast de verkoopprijs, ook rekening moet worden gehouden met de aan de verkoop inherente bijzondere kosten. Dit naar analogie van de berekening van de van de belasting vrijgestelde verwezenlijkte meerwaarde bij een verkoop van aandelen (artikel 44, § 1, 2°, WIB 1992), waarvan de administratieve commentaren onder het nr. 44/58 COM.IB92 uitdrukkelijk stellen dat de verkoopwaarde van de aandelen bestaat uit de "nettoprijs na aftrek van de aan de verkoop inherente bijzondere kosten (makelaarskosten, commissielonen, belastingen)". Ik verwijs in dit verband tevens naar uw antwoord op de mondelinge vragen nrs. 1313 en 1351 van de heren P. Van Velthoven en G. Lenssen van 21 maart 2000 (Kamercommissie Financiën, Beknopt Verslag, nr. 50, COM 150).
Volgens diezelfde opvatting omvatten deze aan de verkoop inherente bijzondere kosten, naast de voormelde makelaarskosten, commissielonen en belastingen, ook de in dit verband opgelopen erelonen van advocaten en andere adviseurs.
Teneinde duidelijkheid en rechtszekerheid te bekomen in hoofde van elke belastingplichtige in deze materie, had ik graag van u een antwoord vernomen op de volgende vragen:
1. Hoe wordt het bedrag van de niet-aftrekbare minderwaarde op de verkoop van aandelen, zoals bedoeld in artikel 198, alinea 1, 7°, WIB 1992, bepaald?
Wordt daarbij ook rekening gehouden met de aan de verkoop inherente bijzondere kosten (makelaarskosten, commissielonen en belastingen), naar analogie van de berekening van de van de belasting vrijgestelde verwezenlijkte meerwaarde bij een verkoop van aandelen (artikel 44, § 1, 2°, WIB 1992)?
2. Indien er voor de berekening van de niet-aftrekbare minderwaarde op de verkoop van aandelen dient rekening te worden gehouden met de aan de verkoop inherente bijzondere kosten, zijn deze kosten dan beperkt tot de in nr. 44/58 COM.IB92 vermelde makelaarskosten, commissielonen en belastingen ? Of omvatten deze kosten tevens de in het kader van de verkoop van aandelen opgelopen erelonen van advocaten en andere adviseurs?
3. Werden terzake reeds specifieke strikte richtlijnen uitgevaardigd binnen de administratie van de Ondernemings- en Inkomstenfiscaliteit?
ANTWOORD
Met betrekking tot zijn eerste vraag kan ik het geachte lid verwijzen naar het antwoord dat ik heb verstrekt op de vraag nr. 470 van 5 oktober 2000 gesteld door volksvertegenwoordiger Eerdekens (Vragen en Antwoorden, Kamer, zitting 2000-2001, nr. 62 van 5 februari 2001, blz. 6985).
In tegenstelling tot wat het geachte lid meent voor te houden, is de opsomming van de aan de verkoop inherente kosten zoals vermeld in het nr. 44/58 van de Administratieve Commentaar op het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, niet limitatief. De vraag te weten of de door het geachte lid bedoelde erelonen van advocaten en andere adviseurs zijn aan te merken als aan de verkoop inherente bijzondere kosten, moet voor elk geval afzonderlijk door de bevoegde taxatie-ambtenaar worden beoordeeld aan de hand van de bewijsstukken die hem door de betrokken belastingplichtige moeten worden voorgelegd. Terzake werden geen bijzondere instructies aan de taxatieambtenaren verstrekt.