Commentaar van art. 186, WIB 92

Art. 186, WIB 92

VOORWOORD

186/0

I. WETTEKSTEN

186/0

II. ALGEMEEN

186/1-2

III. VERKRIJGING VAN EIGEN AANDELEN

186/3-18

A. Algemene regel

186/3-4

B. Kapitaal dat door de eigen aandelen wordt vertegenwoordigd

186/5-6

C. Verkrijging overeenkomstig de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen (SWHV)

186/7-8

D. Weerslag op het kapitaal

186/9-11

E. Weerslag op de belastbare winst

186/12

F. Voorbeelden

186/13-15

G. Verkrijging van eigen aandelen met het oog op de uitkering ervan aan het personeel

186/16

H. Verkrijging van eigen aandelen onder algemene titel

186/17

I. Dividenden m.b.t. eigen aandelen

186/18

IV. GEDEELTELIJKE VERDELING VAN HET MAATSCHAPPELIJK VERMOGEN VAN EEN VENNOOTSCHAP

186/19-30

A. Algemene regel

186/19

B. Gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen

186/20

C. In aanmerking te nemen uitkeringen of toekenningen

186/21-23

D. In aanmerking te nemen kapitaal van de vennoot

186/24-25

E. Weerslag op het kapitaal

186/26-27

F. Weerslag op de belastbare winst

186/28

G. Voorbeelden

186/29-30

VOORWOORD

Om een rationele voorstelling van de te behandelen stof mogelijk te maken, worden de art. 186 tot 188, WIB 92, samen besproken.

I. WETTEKSTEN

Nummer 186/0

Art. 186. - Wanneer een vennootschap op enige wijze eigen aandelen verkrijgt, wordt als uitgekeerd dividend aangemerkt het positieve verschil tussen de verkrijgingsprijs of, bij ontstentenis daarvan, de waarde van die aandelen, en het gedeelte van het gerevaloriseerde gestorte kapitaal dat de verkregen aandelen vertegenwoordigen.

In geval de aandelen vóór de ontbinding of de invereffeningstelling van de vennootschap worden verkregen onder de voorwaarden gesteld in de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, is het eerste lid slechts van toepassing :

1° wanneer op de verkregen aandelen waardeverminderingen worden geboekt;

2° wanneer de aandelen worden vervreemd;

3° wanneer de aandelen worden vernietigd of van rechtswege nietig worden;

4° en uiterlijk bij de ontbinding of de invereffeningstelling van de vennootschap.

In een geval als vermeld in het tweede lid, 1°, is het eerste lid alleen van toepassing tot het bedrag van de geboekte waardeverminderingen.

In een geval als vermeld in het tweede lid, 2°, is het eerste lid alleen van toepassing tot het mindere verschil tussen de verkoopprijs en de verkrijgingsprijs of de waarde van de aandelen.

In een geval als vermeld in het tweede lid, 2°, 3° en 4°, wordt het dividend in voorkomend geval verminderd met de in 1° van dat lid bedoelde reeds belaste waardeverminderingen.

Art. 187. - Wanneer het maatschappelijk vermogen van een vennootschap gedeeltelijk wordt verdeeld ten gevolge van overlijden, uittreding of uitsluiting van een vennoot wordt als een uitgekeerd dividend aangemerkt het positieve verschil tussen de uitkeringen of toekenningen in geld, in effecten of in enige andere vorm aan de belanghebbende of zijn rechthebbenden en zijn aandeel in de gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal.

Art. 188. - In geval van toepassing van de artikelen 186 en 187 wordt het gestorte kapitaal verminderd met het deel daarvan dat door de verkregen aandelen wordt vertegenwoordigd of met het aandeel in het kapitaal van de overleden, uitgetreden of uitgesloten vennoot.

Opneming van winst van het boekjaar of van gereserveerde winst die reeds aan de vennootschapsbelasting is onderworpen, blijft buiten aanmerking bij het bepalen van de belastbare winst tot het bedrag van de in het vorige lid vermelde vermindering die geen aanleiding heeft gegeven tot een werkelijke vermindering van het kapitaal.

II. ALGEMEEN

Nummer 186/1

Wanneer een vennootschap eigen aandelen verkrijgt, wordt het positieve verschil tussen de verkrijgingsprijs (of, bij ontstentenis daarvan, de waarde van die aandelen) en het gedeelte van het eventueel gerevaloriseerde gestorte kapitaal dat door de verkregen aandelen wordt vertegenwoordigd, aangemerkt als een uitgekeerd dividend. Indien evenwel de eigen aandelen overeenkomstig de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen (SWHV) worden verkregen, wordt slechts een uitgekeerd dividend in aanmerking genomen op het ogenblik en in de mate dat kan geacht worden dat een gedeelte van het vermogen van de vennootschap is verdwenen.

Daarnaast wordt, wanneer een vennootschap ingevolge het overlijden, de uittreding of de uitsluiting van een vennoot, overgaat tot de gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen, het positieve verschil tussen de aan de vennoot (of zijn rechthebbenden) uitgekeerde bedragen en zijn aandeel in de eventueel gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal eveneens beschouwd als een uitgekeerd dividend.

Deze bepalingen zijn van toepassing op de verrichtingen die vanaf 1.1.1990 plaatsgrijpen.

Nummer 186/2

Met betrekking tot :

- de inkoop van eigen aandelen door een vennootschap op aandelen vóór 1.1.1990;

- de gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen van een personenvennootschap wanneer het overlijden, de uittreding of de uitsluiting van de vennoot vóór 1.1.1990 plaatshad, wordt verwezen naar de vroegere Com.IB (inz. de nrs. 110/85, 116/0 tot 17, 117/0 tot 14, 118/25 tot 29, 120/0 tot 14, 131/0 tot 4 en 14 tot 19).

III. VERKRIJGING VAN EIGEN AANDELEN

A. ALGEMENE REGEL

Nummer 186/3

Art. 186, eerste lid, WIB 92, stelt als principe dat wanneer een binnenlandse vennootschap op enige wijze eigen aandelen verkrijgt, het positieve verschil tussen :

- de verkrijgingsprijs of, bij ontstentenis daarvan, de waarde van de eigen aandelen

- en het gedeelte van het eventueel gerevaloriseerde gestorte kapitaal dat door de verkregen aandelen wordt vertegenwoordigd op het ogenblik van de verkrijging wordt aangemerkt als een uitgekeerd dividend.

Overeenkomstig art. 264, eerste lid,2°, WIB 92, is op dit uitgekeerd dividend geen RV verschuldigd (voor nadere uitleg omtrent de RV wordt verwezen naar de commentaar op art. 264, WIB 92).

Nummer 186/4

Er wordt opgemerkt dat dit stelsel van toepassing is :

- op alle binnenlandse vennootschappen (dus zowel binnenlandse kapitaalvennootschappen als binnenlandse personenvennootschappen);

- ongeacht de wijze waarop de eigen aandelen worden verkregen (dus niet alleen bij inkoop, maar ook bij inbreng, bij ruiling of bij schenking).

Bij ontstentenis van verkrijgingsprijs (bij schenking of eventueel bij ruiling) moet worden uitgegaan van de werkelijke waarde van de verkregen aandelen.

B. KAPITAAL DAT DOOR DE EIGEN AANDELEN WORDT VERTEGENWOORDIGD

Nummer 186/5

Vooreerst wordt omtrent de begrippen "gestort kapitaal" en "gerevaloriseerde waarde" van dat gestort kapitaal, verwezen naar de commentaar op de art. 2 en 184, WIB 92.

Nummer 186/6

Met betrekking tot het gestorte kapitaal dat door de eigen aandelen wordt vertegenwoordigd, dienen voorts de volgende regels in acht te worden genomen :

- is het gestorte kapitaal van een vennootschap tijdens verschillende jaren gestort, dan moet, voor zover aan alle aandelen gelijke rechten zijn verbonden worden aangenomen dat het gestorte kapitaal proportioneel in elk van de verkregen eigen aandelen is vertegenwoordigd;

- indien aan de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen verschillende rechten zijn verbonden, moet enkel dat gestorte kapitaal in aanmerking worden genomen dat wordt vertegenwoordigd door de groep van aandelen met gelijke rechten waartoe de verkregen eigen aandelen behoren, met dien verstande dat, wanneer in die groep het gestorte kapitaal over verschillende jaren is gestort, ook hier een proportionele omdeling moet gebeuren.

Gelet op wat voorafgaat is, bij verkrijging van eigen aandelen die geen deel in het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen en enkel recht geven op een deel in de jaarlijkse winst of in het vereffeningsresultaat (oprichtersaandelen, winstbewijzen, bonusaandelen, bewijzen van deelgerechtigheid), de belastbare grondslag gelijk aan de door de vennootschap betaalde verkrijgingsprijs of, in voorkomend geval, de werkelijke waarde van die aandelen.

C. VERKRIJGING OVEREENKOMSTIG DE GECOORDINEERDE WETTEN OP DE HANDELSVENNOOTSCHAPPEN (SWHV)

1. Bepalingen van de SWHV

Nummer 186/7

Art. 52bis [Zoals laatst gewijzigd door de art. 7 tot 9, W 18.7.1991 tot wijziging van de wetten betreffende de handelsvennootschappen gecoördineerd op 30.11.1935 in het kader van een doorzichtige organisatie van de markt van de ondernemingen en van de openbare overnameaanbiedingen (BS 26.7.1991 - V 2163).], SWHV, dat van toepassing is op de NV (en, op grond van art. 107, SWHV, eveneens op de CVA), luidt als volgt :

"Art. 52bis - § 1. Een naamloze vennootschap kan haar eigen aandelen of winstbewijzen slechts verkrijgen door aankoop of ruil, rechtstreeks of door een persoon die handelt in eigen naam maar voor rekening van de vennootschap, na een besluit van een algemene vergadering genomen met inachtneming van de in artikel 70bis bepaalde voorschriften inzake quorum en meerderheid.

De algemene vergadering of de statuten bepalen inzonderheid het maximum aantal te verkrijgen aandelen of winstbewijzen, de duur waarvoor de bevoegdheid wordt toegekend en die achttien maanden niet mag te boven gaan, alsook de minimum en maximumwaarde van de vergoeding.

De statuten kunnen evenwel bepalen dat geen besluit van de algemene vergadering is vereist wanneer de verkrijging van eigen aandelen of winstbewijzen noodzakelijk is om te voorkomen dat de vennootschap een ernstig en dreigend nadeel zou lijden. In dat geval moet de eerstvolgende algemene vergadering door de raad van bestuur ingelicht worden over de redenen en het doel van de verkrijgingen, het aantal en de nominale waarde of, bij gebreke ervan, de fractiewaarde van de verkregen effecten, het aandeel van het geplaatste kapitaal dat zij vertegenwoordigen en hun vergoeding.

De in het vorige lid bedoelde mogelijkheid is slechts drie jaar geldig, te rekenen van de bekendmaking van de oprichtingsakte of van de wijziging van de statuten; zij kan door de algemene vergadering voor dezelfde termijnen worden verlengd met inachtneming van de in artikel 70bis bepaalde voorschriften inzake quorum en meerderheid.

De besluiten van de algemene vergadering op grond van het eerste en vierde lid worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 10.

Wanneer de vennootschap haar eigen aandelen of winstbewijzen verkrijgt met het oog deze aan te bieden aan haar personeel, is geen besluit van de algemene vergadering vereist.

De verkrijging kan slechts onder de volgende voorwaarden geschieden :

1° de nominale waarde of, bij gebreke ervan, de fractiewaarde van de verkregen aandelen of winstbewijzen, met inbegrip van die welke de vennootschap eerder heeft verkregen en die zij in portefeuille houdt, alsook van die verkregen door een persoon die handelt in eigen naam maar voor rekening van deze vennootschap, mag niet hoger zijn dan tien percent van het geplaatste kapitaal;

2° de verkrijging van aandelen en winstbewijzen is slechts toegestaan voor zover het bedrag uitgetrokken voor die verkrijgingen overeenkomstig artikel 77bis voor uitkering vatbaar is;

3° de verrichting kan slechts betrekking hebben op volgestorte aandelen;

4° het voorstel tot verkrijging van de aandelen of winstbewijzen moet ten aanzien van alle aandeelhouders en, in voorkomend geval, ten aanzien van de houders van winstbewijzen, onder dezelfde voorwaarden geschieden, behalve indien eenparig tot de verkrijging besloten is door een algemene vergadering waarop alle aandeelhouders aanwezig of vertegenwoordigd waren, en onder de voorwaarden die eenparig door die vergadering zijn vastgelegd.

De vennootschappen waarvan de aandelen zijn opgenomen in de officiële notering van een effectenbeurs gelegen in een Lidstaat van de Europese Gemeenschap, kunnen hun eigen aandelen ter beurze opkopen zonder dat er een aanbod tot verkrijging moet worden gedaan aan de aandeelhouders.

De aandelen of winstbewijzen die met overtreding van deze paragraaf verkregen zijn, zijn van rechtswege nietig. De raad van bestuur vernietigt de effecten die krachtens deze bepaling nietig zijn en legt de lijst ervan neer op de griffie van de Rechtbank van Koophandel.

§ 2. Zolang de aandelen en winstbewijzen opgenomen zijn onder de activa van de balans, moet een onbeschikbare reserve worden gevormd, gelijk aan de waarde waarvoor de verkregen aandelen en winstbewijzen in de inventaris zijn ingeschreven.

§ 3. De vennootschap kan de aldus verkregen aandelen of winstbewijzen vervreemden op grond van een besluit van een algemene vergadering genomen met inachtneming van de in artikel 70bis bepaalde voorschriften inzake quorum en meerderheid en op de door die vergadering vastgestelde voorwaarden.

De aandelen of winstbewijzen die krachtens § 1, zevende lid, zijn verkregen, moeten aan het personeel worden aangeboden binnen een termijn van twaalf maanden te rekenen van de verkrijging van de effecten.

Zolang die aandelen of winstbewijzen tot het vermogen van de vennootschap behoren, worden de daaraan verbonden stemrechten geschorst.

Indien de raad besluit het recht op dividenden te schorsen en die effecten tot het vermogen van de vennootschap blijven behoren, blijven de dividendbewijzen eraan gehecht; in dat geval wordt de uitkeerbare winst verminderd, rekening houdend met het aantal in bezit gehouden effecten, en worden de bedragen die uitgekeerd hadden moeten worden, in bewaring gehouden tot de verkoop van de effecten, het dividendbewijs inbegrepen. Het is de vennootschap ook toegestaan de uitkeerbare winst onverkort uit te delen ten behoeve van de effecten waarvan de rechten niet zijn geschorst. In dit laatste geval worden de dividendbewijzen van de in bezit gehouden effecten vernietigd.

§ 4. Paragraaf 1 is niet van toepassing :

1° op aandelen verkregen met het oog op hun onmiddellijke vernietiging ter uitvoering van een besluit van de algemene vergadering tot kapitaalvermindering overeenkomstig artikel 72;

2° op aandelen en winstbewijzen die op de vennootschap overgaan onder algemene titel;

3° op volgestorte aandelen en op winstbewijzen verkregen bij een verkoop die overeenkomstig de artikelen 1494 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek plaatsvindt ter voldoening van een schuld van de eigenaar van die aandelen aan de vennootschap.

Aandelen die verkregen zijn in de gevallen bedoeld in 2° en 3°, moeten binnen een termijn van 12 maanden te rekenen van hun verkrijging worden vervreemd ten belope van het aantal aandelen dat nodig is opdat de nominale waarde of, bij gebreke hiervan, de fractiewaarde van de verkregen aandelen, met inbegrip van de aandelen die de vennootschap kan hebben verkregen door een persoon die in eigen naam, maar voor rekening van de vennootschap handelt, niet meer dan 10 % van het bij het verstrijken van die termijn van 12 maanden geplaatste kapitaal bedraagt.

Aandelen die krachtens het tweede lid moesten worden vervreemd en die niet vervreemd zijn binnen de gestelde termijn zijn rechtens van onwaarde. De raad van bestuur vernietigt de effecten die krachtens deze bepaling van onwaarde zijn en legt de lijst ervan neer op de griffie van de Rechtbank van Koophandel.

§ 5. Wanneer een vennootschap om niet eigenaar wordt van eigen aandelen of winstbewijzen, zijn die effecten rechtens van onwaarde. De raad van bestuur vernietigt de effecten die krachtens deze bepaling van onwaarde zijn en legt de lijst ervan neer op de griffie van de Rechtbank van Koophandel.

§ 6. In geval van intrekking van aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen, wordt de in § 2 bedoelde onbeschikbare reserve opgeheven. Indien, met overtreding van § 2, geen onbeschikbare reserve is aangelegd, moeten de beschikbare reserves ten belope van dat bedrag worden verminderd en, bij gebreke van dergelijke reserves, wordt het kapitaal verminderd door de algemene vergadering die uiterlijk vóór de afsluiting van het lopende boekjaar wordt bijeengeroepen.

§ 7. De vennootschappen waarvan de effecten met stemrecht geheel of gedeeltelijk zijn opgenomen in de officiële notering van een effectenbeurs gelegen in een Lidstaat van de Europese Gemeenschap, moeten de Commissie voor het Bank- en Financiewezen kennis geven van de verrichtingen die zij met toepassing van § 1 overwegen.

De Commissie voor het Bank- en Financiewezen gaat na of de verrichtingen tot wederinkoop in overeenstemming zijn met het besluit van de algemene vergadering; indien zij van oordeel is dat zij niet in overeenstemming zijn, maakt zij haar advies openbaar."

Art. 128bis, SWHV, dat van toepassing is op de BVBA, luidt als volgt :

"Art. 128bis - § 1. Niettegenstaande andersluidende bepalingen in de statuten, mag de vennootschap, hetzij zelf, hetzij door personen die in eigen naam maar voor rekening van de vennootschap handelen, door inkoop of ruiling geen eigen aandelen verkrijgen dan op grond van een besluit van de algemene vergadering van de vennoten.

Behoudens strengere bepalingen in de statuten is het besluit van de algemene vergadering alleen dan aangenomen wanneer het de instemming verkrijgt van ten minste de helft van de vennoten die ten minste drie vierden van het kapitaal bezitten, na aftrek van de rechten waarvan de verwerving wordt voorgesteld.

De algemene vergadering bepaalt met name het maximum aantal te verkrijgen aandelen, de duur waarvoor de toestemming tot verkrijging is verleend, welke achttien maanden niet te boven mag gaan, alsmede de minimum- en maximumwaarde van de vergoeding.

De verkrijging kan enkel plaatsvinden indien de volgende voorwaarden zijn in acht genomen :

1° de nominale waarde van de verkregen aandelen, met inbegrip van die welke de vennootschap eerder heeft verkregen en in portefeuille houdt, alsmede van die welke zijn verkregen door een persoon die in eigen naam maar voor rekening van de vennootschap handelt, mag niet meer dan 10 % van het geplaatste kapitaal bedragen;

2° de verkrijging van aandelen kan slechts geschieden voor zover de voor die verkrijging bestemde bedragen overeenkomstig artikel 77bis uitgekeerd kunnen worden;

3° alleen volgestorte aandelen komen voor verkrijging door de vennootschap in aanmerking;

4° het aanbod tot verkrijging van de aandelen moet onder dezelfde voorwaarden worden gedaan aan alle vennoten, tenzij dat tot de verkrijging eenparig is besloten door een algemene vergadering waarop alle vennoten aanwezig of vertegenwoordigd waren en onder de door die vergadering eenparig vastgestelde voorwaarden.

Aandelen die in strijd met het voorschrift van deze paragraaf zijn verkregen, zijn rechtens van onwaarde. Het college van zaakvoerders of de zaakvoerder, indien er slechts één is, maakt van deze nietigheid uitdrukkelijk melding in het register van vennoten.

§ 2. Zolang de verkregen aandelen opgenomen zijn in het actief van de balans, moet een onbeschikbare reserve worden gevormd, gelijk aan de waarde waarvoor de aandelen in de inventaris zijn ingeschreven.

§ 3. De vennootschap moet de aldus verkregen aandelen binnen twee jaar na de verkrijging vervreemden op grond van een besluit van een algemene vergadering die beslist met inachtneming van de in § 1 bepaalde voorschriften. De vervreemding heeft plaats op de door diezelfde vergadering bepaalde wijze.

De aandelen die niet binnen de hierboven gestelde termijn zijn vervreemd, zijn rechtens van onwaarde. Het college van zaakvoerders of de zaakvoerder, indien er slechts één is, maakt van deze nietigheid uitdrukkelijk melding in het register van vennoten.

De aan deze aandelen verbonden rechten blijven geschorst totdat ze vervreemd zijn of rechtens van onwaarde zijn.

Zolang deze aandelen tot het vermogen van de vennootschap behoren, deelt deze de uitkeerbare winst onverkort uit ten behoeve van de aandelen waarvan de rechten niet zijn geschorst.

§ 4. De §§ 1 en 3, eerste lid, zijn niet van toepassing :

1° op aandelen verkregen met het oog op hun onmiddellijke vernietiging ter uitvoering van een besluit van de algemene vergadering tot kapitaalvermindering overeenkomstig artikel 122ter;

2° op aandelen die op de vennootschap overgaan onder algemene titel;

3° op volgestorte aandelen verkregen bij een verkoop die overeenkomstig artikel 1494 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek plaatsvindt ter voldoening van een schuld van de eigenaar van die aandelen aan de vennootschap.

Aandelen die verkregen zijn in de gevallen bedoeld in 2° en 3°, moeten binnen een termijn van twaalf maanden te rekenen van hun verkrijging worden vervreemd ten belope van het aantal aandelen dat nodig is opdat de nominale waarde van de verkregen aandelen, met inbegrip van de aandelen die de vennootschap kan hebben verkregen door een persoon die in eigen naam maar voor rekening van de vennootschap handelt, niet meer dan 10 % van het bij het verstrijken van die termijn van 12 maanden geplaatste kapitaal bedraagt.

Aandelen die krachtens het tweede lid moesten worden vervreemd en die niet vervreemd zijn binnen de gestelde termijn, zijn rechtens van onwaarde. Het college van zaakvoerders of de zaakvoerder, indien er slechts één is, maakt van deze nietigheid uitdrukkelijk melding in het register van vennoten.

§ 5. Wanneer een vennootschap om niet eigenaar wordt van eigen aandelen, zijn die aandelen rechtens van onwaarde. Het college van zaakvoerders of de zaakvoerder, indien er slechts één is, maakt van deze nietigheid uitdrukkelijk melding in het register van vennoten.

§ 6. In geval van intrekking van aandelen wordt de in paragraaf 2 bedoelde onbeschikbare reserve afgeschaft. Indien met overtreding van paragraaf 2, geen onbeschikbare reserve was aangelegd, moeten de beschikbare reserves ten belope van dat bedrag worden verminderd en, bij gebreke van dergelijke reserves, wordt het kapitaal verminderd door de algemene vergadering die uiterlijk voor de sluiting van het boekjaar wordt bijeengeroepen."

2. Fiscale regels

Nummer 186/8

Art. 186, tweede lid, WIB 92, bepaalt dat, wanneer een vennootschap, vóór haar ontbinding of invereffeningstelling, eigen aandelen verkrijgt onder de voorwaarden van de SWHV, er uit hoofde van die verkrijging en in afwijking van de in 186/3 besproken algemene regel slechts een uitgekeerd dividend in aanmerking wordt genomen op het ogenblik dat :

a) op de verkregen eigen aandelen waardeverminderingen worden geboekt;

b) de aandelen worden vervreemd;

c) de aandelen worden vernietigd of van rechtswege nietig worden;

d) en uiterlijk bij de ontbinding of de invereffeningstelling van de vennootschap.

Bovendien wordt, overeenkomstig art. 186, derde tot vijfde lid, WIB 92, het bedrag van het uitgekeerd dividend beperkt :

a) in de gevallen bedoeld onder a) hiervoor, tot het bedrag van de geboekte waardeverminderingen;

b) in de gevallen bedoeld onder b) hiervoor, tot het eventueel verlies, d.w.z. tot het mindere verschil tussen de verkoopprijs en de verkrijgingsprijs of de waarde van de aandelen en rekening houdend met de eventueel reeds belaste waardeverminderingen bedoeld onder a).

Enkel in de gevallen bedoeld onder c) en d) hiervoor wordt het uitgekeerd dividend berekend op de in 186/3 voorgeschreven wijze en dan nog met dien verstande dat ook hier dit dividend in voorkomend geval wordt verminderd met de reeds belaste waardeverminderingen.

D. WEERSLAG OP HET KAPITAAL

Nummer 186/9

Overeenkomstig art. 188, eerste lid, WIB 92, wordt tot beloop van het gedeelte van het gestorte kapitaal dat door de verkregen eigen aandelen wordt vertegenwoordigd, geacht een kapitaalvermindering te hebben plaatsgehad op het ogenblik van de verkrijging van de eigen aandelen.

Bij de verkrijging van eigen aandelen ontstaat er dus over het algemeen een verschil tussen het gestorte kapitaal en het maatschappelijk kapitaal, aangezien er in fiscaal opzicht kapitaalvermindering plaatsheeft niettegenstaande het maatschappelijk kapitaal ongewijzigd in de balans blijft voorkomen. Dit betekent dat in fiscaal opzicht op het ogenblik van de verkrijging van de eigen aandelen, het gedeelte van het gestorte kapitaal dat door de verkregen eigen aandelen wordt vertegenwoordigd, wordt omgezet in een in het maatschappelijk kapitaal begrepen rubriek "eigen aandelen in portefeuille".

Enkel wanneer de vennootschap overgaat tot de vernietiging van de verkregen aandelen en de vernietiging wordt aangerekend op het maatschappelijk kapitaal, zal er zich, in dezelfde mate, een vermindering voordoen van dat maatschappelijk kapitaal (zie eveneens 186/11, c).

Nummer 186/10

Bovendien bepaalt art. 188, tweede lid, WIB 92, dat, in geval van toepassing van art. 186, WIB 92 (en dit dan inzonderheid bij vernietiging van de verkregen aandelen), de opneming van winst van het boekjaar of van belaste reserves zonder invloed blijft bij het bepalen van de belastbare winst van de vennootschap, en dit tot het bedrag van de bedoelde vermindering van het gestorte kapitaal die geen aanleiding heeft gegeven tot een werkelijke vermindering van het maatschappelijk kapitaal.

Nummer 186/11

Gelet op de in 186/9 en 10 uiteengezette principes, moet de opgave 328D als volgt worden bijgewerkt:

a) op het ogenblik van de verkrijging van de eigen aandelen wordt het gestorte kapitaal in kol. 4 verminderd met het gedeelte ervan dat door de verkregen eigen aandelen wordt vertegenwoordigd en wordt ditzelfde bedrag ingeschreven in kol. 8 onder de rubriek "eigen aandelen in portefeuille";

b) de onder a) vermelde inschrijvingen worden ongedaan gemaakt bij latere vervreemding van de eigen aandelen, m.a.w. de vroegere toestand van het kapitaal wordt hersteld alsof de weer vervreemde aandelen nooit waren verkregen;

c) wanneer daarentegen de aandelen worden vernietigd, wordt de inschrijving in kol. 8 vervangen door een inschrijving in kol. 6 of in kol. 7 naargelang en in de mate dat de vernietiging werd aangerekend op belaste reserves (of de resultatenrekening) of op vrijgestelde reserves. In de mate dat de vernietiging evenwel zou worden aangerekend op het maatschappelijk kapitaal gaat de vermindering in kol. 8 gepaard met een vermindering van het totaal in kol. 9.

De onder a) en c) vermelde inschrijvingen mogen uiteraard worden samengetrokken wanneer de verkregen aandelen onmiddellijk worden vernietigd.

Voor nadere uitleg omtrent de opgave 328 D wordt verwezen naar de commentaar op art. 184, WIB 92.

E. WEERSLAG OP DE BELASTBARE WINST

Nummer 186/12

Uit de voorgaande bepalingen valt te besluiten dat het verkrijgen door een vennootschap, vóór haar ontbinding, van haar eigen aandelen overeenkomstig de bepalingen van de SWHV geen enkele weerslag heeft op het bedrag van haar in de Ven.B belastbare inkomsten.

Die belastbare inkomsten worden bovendien ook niet verhoogd in de gevallen waarin op verkregen eigen aandelen waardeverminderingen worden geboekt of waarin die aandelen met verlies worden verkocht. Het alsdan in de belastbare grondslag op te nemen uitgekeerd dividend wordt inderdaad gecompenseerd door de vermindering van het boekhoudkundig resultaat die uit de boeking van de waardeverminderingen of verliezen voortvloeit. In dit verband wordt opgemerkt dat de bepalingen van art. 198, 7°, WIB 92 (inzake de niet-aftrekbaarheid van waardeverminderingen en minderwaarden op aandelen) niet van toepassing zijn op de waardeverminderingen of minderwaarden op eigen aandelen die een vennootschap heeft verkregen en waarop de bepalingen van art. 186, WIB 92 an toepassing zijn (zie PV nr. 138 van 18.9.1992, Sen. Hatry, Bull. 723, blz. 212, evenals commentaar op art. 198, WIB 92).

Tenslotte heeft ook de vernietiging van de eigen aandelen geen verhoging van de belastbare inkomsten tot gevolg in de mate dat de vernietiging wordt geboekt door een vermindering van de belaste reserves (en/of van het gestorte kapitaal). Het alsdan in aanmerking te nemen uitgekeerd dividend stemt namelijk in de regel overeen met het verschil tussen de vermindering van de reserverekening en het gedeelte van de belaste reserves dat geacht wordt in het kapitaal te zijn opgenomen. Meer zelfs, wanneer het door de verkregen aandelen vertegenwoordigd kapitaal kan worden gerevaloriseerd, is het uitgekeerd dividend kleiner dan de uit de verrichting voortvloeiende vermindering van de reserves.

Daarentegen is er wel een verhoging van het belastbare inkomen wanneer de vernietiging van de verkregen aandelen wordt geboekt door een vermindering van voorheen vrijgestelde reserves, aangezien het in aanmerking te nemen uitgekeerd dividend alsdan niet door een vermindering van de belaste reserves wordt gecompenseerd.

Hetzelfde is het geval wanneer :

- verkregen eigen aandelen, bij hun verkrijging of nadien, van rechtswege nietig worden;

- de vennootschap die eigen aandelen in haar bezit heeft, wordt ontbonden;

- de vennootschap eigen aandelen verkrijgt na haar ontbinding;

zonder dat, in elk van die gevallen, de vennootschap overgaat tot vernietiging van de eigen aandelen.

F. VOORBEELDEN

Nummer 186/13

Een NV die per kalenderjaar boekhoudt, werd in 1953 opgericht met een kapitaal van 10 miljoen, vertegenwoordigd door 1.000 aandelen van 10.000 F.

In het jaar 1991 koopt de vennootschap, onder naleving van de in de SWHV gestelde voorwaarden, 100 eigen aandelen in voor 3.000.000 F (d.w.z. 30.000 F per aandeel). Ze legt, door overboeking uit de (belaste) beschikbare reserves, een onbeschikbare reserve aan ten belope van voormeld bedrag en behoudt dat jaar de eigen aandelen ongewijzigd op het actief.

De vennootschap boekt :

Eigen aandelen 3.000.000

a/ Kredietinstellingen 3.000.000

Beschikbare reserves 3.000.000

a/ Onbeschikbare reserve voor eigen aandelen 3.000.000

Voor het jaar 1991 (aj. 1992) heeft de verrichting geen enkele invloed op het belastbare resultaat.

De opgave 328D moet evenwel als volgt worden bijgewerkt :

- kol. 2 (verrichtingen) : verkrijging 100 eigen aandelen

- kol. 4 (gestort kapitaal) : verminderen met : - 1.000.000 F

- kol. 8 : inschrijving met vermelding "eigen aandelen in portefeuille": + 1.000.000 F

In het jaar 1992 verkoopt de vennootschap 25 eigen aandelen voor 700.000 F (d.w.z. voor 28.000 F per aandeel). Op de overige 75 eigen aandelen boekt ze een waardevermindering van 150.000 F (d.w.z. 2.000 F per aandeel).

De vennootschap boekt :

Kredietinstellingen 700.000

Minderwaarde op de realisatie van vlottende activa (resultatenrekening) 50.000

a/ Eigen aandelen 750.000

Waardeverminderingen op vlottende activa (resultatenrekening) 150.000

a/ Eigen aandelen 150.000

Onbeschikbare reserve voor eigen aandelen 750.000

a/ Beschikbare reserves 750.000

Voor het aj. 1993 moet een bedrag van 200.000 F (50.000 F minderwaarde + 150.000 F waardevermindering) als uitgekeerd dividend worden belast (globaal worden de in de Ven.B belastbare inkomsten evenwel niet beïnvloed wegens de boeking in kosten van de minderwaarde en van de waardevermindering).

De inschrijving van de kapitaalvermindering in de opgave 328D wegens de verkrijging van eigen aandelen moet ten belope van 250.000 F worden tenietgedaan. Bijgevolg moet de opgave 328D als volgt worden bijgewerkt :

- kol. 4 (gestort kapitaal) inschrijven: + 250.000 F - kol. 8

(eigen aandelen in portefeuille) inschrijven: - 250.000 F

In het jaar 1993 vernietigt de vennootschap de overige 75 eigen aandelen, die nog voor 2.100.000 F (2.250.000 F - 150.000 F waardevermindering) geboekt staan.

N.a.v. deze verrichting boekt de vennootschap :

Onbeschikbare reserve voor eigen aandelen 2.250.000

a/ Eigen aandelen 2.100.000

a/ Beschikbare reserves 150.000

Voor het aj. 1994 zal een bedrag van 1.350.000 F (2.250.000 F verkrijgingsprijs - 750.000 F gestort kapitaal - 150.000 F reeds belaste waardevermindering) als uitgekeerd dividend worden aangemerkt.

Weerslag op het resultaat van het aj. 1994 :

- vermindering van de onbeschikbare reserve : - 2.250.000 F

- verhoging van de beschikbare reserves : + 150.000 F

- belaste reserve in het kapitaal : + 750.000 F

- opname van de belaste reserves : - 1.350.000 F

- uitgekeerd dividend : + 1.350.000 F

- weerslag : 0 F

De opgave 328 D moet als volgt worden bijgewerkt :

- kol. 6 (belaste reserves) : inschrijven : + 750.000 F

- kol. 8 (eigen aandelen in portefeuille) inschrijven : - 750.000 F

Nummer 186/14

Wanneer in het gegeven voorbeeld bij de verkrijging van de eigen aandelen in 1991, de onbeschikbare reserve zou zijn aangelegd door overboeking uit een vrijgestelde reserverekening, heeft de overboeking als dusdanig geen invloed op het belastbaar resultaat, vermits hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de in art. 190, WIB 92 gestelde onaantastbaarheidsvoorwaarde m.b.t. die vrijgestelde reserve.

Slechts in het geval dat de vernietiging van de eigen aandelen in 1993, zou worden geboekt via die onbeschikbare vrijgestelde reserve, zou het fiscale resultaat toenemen met een bedrag van 1.350.000 F (nl. het uitgekeerde dividend). Anderzijds zou een bedrag van 750.000 F - ter vervanging van het verdwenen gestorte kapitaal - worden geacht als vrijgestelde reserve te zijn opgenomen in het maatschappelijk kapitaal.

Deze hypothese geeft volgende weerslag op het resultaat van het aj. 1994 :

- opname van de belaste reserves : 0 F

- uitgekeerd dividend : + 1.350.000 F

- weerslag : 1.350.000 F

De opgave 328D moet dan als volgt worden bijgewerkt :

- kol. 7 (vrijgestelde reserves) inschrijven : + 750.000 F

- kol. 8 (eigen aandelen in portefeuille) inschrijven : - 750.000 F

Nummer 186/15

Wanneer in het voorbeeld in 186/13 de voormelde vennootschap in 1948 (revalorisatiecoëfficiënt : 1,14) was opgericht (met onmiddellijke volstorting van het kapitaal), zou de vernietiging van de 25 eigen aandelen via de afboeking van de (belaste) "onbeschikbare reserve voor eigen aandelen", aanleiding hebben gegeven tot een belastbaar dividend van 1.245.000 F (i.p.v. 1.350.000 F), nl. het verschil tussen :

- enerzijds 2.100.000 F, zijnde de verkrijgingsprijs van de 75 aandelen (2.250.000 F) min de reeds geboekte en belaste waardevermindering (150.000 F);

- anderzijds 855.000 F, zijnde het gerevaloriseerde gestorte kapitaal dat met die 75 aandelen overeenstemt (750.000 F x 1,14).

In dit geval is de weerslag op het resultaat van het aj. 1994 de volgende :

- vermindering van de onbeschikbare reserve : - 2.250.000 F

- verhoging van de beschikbare reserves : + 150.000 F

- belaste reserve in het kapitaal : + 750.000 F

- opname van de belaste reserves : - 1.350.000 F

- uitgekeerd dividend : + 1.245.000 F

- weerslag [t.t.z. de revalorisatie van het gestorte kapitaal (750.000 x 0,14)] : - 105.000 F

Voor de bijwerking in dit geval van de opgave 328D kan naar 186/13 in fine worden verwezen.

G. VERKRIJGING VAN EIGEN AANDELEN MET HET OOG OP DE UITKERING ERVAN AAN HET PERSONEEL

Nummer 186/16

Art. 45, W 27.12.1984 houdende fiscale bepalingen, zoals laatst gewijzigd door art. 20, W 28.12.1990 betreffende verscheidene fiscale en niet-fiscale bepalingen (V 2073 - Bull. 702), strekt ertoe onder bepaalde voorwaarden het sluiten van aandelenopties vanaf het jaar 1985 fiscaal aan te moedigen door het voordeel dat de werknemers daaruit verkrijgen van belasting vrij te stellen (voor meer bijzonderheden hieromtrent wordt verwezen naar de circ. 28.3.1988, nr. Ci.RH 242/379.494, Bull. 672).

Oorspronkelijk bepaalde art. 45 in een § 6 dat de toenmalige bijzondere aanslag bij inkoop eigen aandelen met het oog op een aandelenoptie niet van toepassing was en dat de verliezen geleden bij de lichting van die optie als aftrekbare bedrijfslasten mochten worden aangemerkt.

Art. 311, W 22.12.1989 heeft die § 6 opgeheven met betrekking tot de verrichtingen die vanaf 1.1.1990 plaatsgrijpen, d.w.z. betreffende de aandelen die tot voormelde doeleinden vanaf 1.1.1990 door de vennootschap worden verkregen.

Bijgevolg zijn voortaan op het stuk van de Ven.B de gewone regels inzake de verkrijging van eigen aandelen (of winstbewijzen) van toepassing wanneer die verkrijging plaats vindt met het oog op een uitkering ervan aan het personeel (inzonderheid d.m.v. een aandelenoptie).

De aandacht wordt er wel op gevestigd dat sommige bepalingen van art. 52bis, SWHV, met betrekking tot dergelijke verkrijgingen, enigszins afwijken van die welke van toepassing zijn op een gewone inkoop. Zo is een besluit van de algemene vergadering niet vereist en moeten de verkregen eigen aandelen (of winstbewijzen) aan het personeel worden aangeboden binnen de 12 maanden na die verkrijging.

H. VERKRIJGING VAN EIGEN AANDELEN ONDER ALGEMENE TITEL

Nummer 186/17

Zoals uit art. 52bis, § 4, eerste lid, 2°, en art. 128bis, § 4, eerste lid, 2°, SWHV, blijkt, zijn de meeste bepalingen van de SWHV inzake de verkrijging van eigen aandelen niet van toepassing bij verkrijgingen onder "algemene titel". Dit is met name het geval bij fusies en splitsingen door overneming of bij inbreng van een bedrijf, waardoor de overnemende of verkrijgende vennootschap in het bezit komt van haar eigen aandelen die voorafgaandelijk werden aangehouden door de overgenomen, gesplitste of inbrengende vennootschap.

De aldus verkregen eigen aandelen mogen tot beloop van 10 % van het geplaatste kapitaal voor onbeperkte termijn in portefeuille worden gehouden. Boven deze 10 % worden zij rechtens van onwaarde indien ze niet binnen een termijn van 12 maanden vanaf hun verkrijging zijn vervreemd.

Op het stuk van de Ven.B zijn de in 186/3 e.v. uiteengezette regels mutatis mutandis van toepassing, met dien verstande dat rekening moet worden gehouden met :

- de ter zake geldende bijzondere bepalingen van de SWHV;

- de "werkelijke waarde" van die aandelen bij hun verkrijging (bij ontstentenis van enige verkrijgingsprijs).

Met betrekking tot de eigen aandelen die worden verkregen naar aanleiding van een belastingvrije fusie of splitsing wordt evenwel in een afwijkende regeling voorzien waarvoor kan worden verwezen naar de commentaar op de art. 211 tot 214, WIB 92.

I. DIVIDENDEN M.B.T. EIGEN AANDELEN

Nummer 186/18

Luidens art. 52bis, § 3, laatste lid, SWHV, kan een NV (of CVA) m.b.t. de eigen aandelen in haar bezit :

- hetzij het recht op dividend schorsen, waarbij de dividendbewijzen (coupons) aan de effecten gehecht blijven, de uitkeerbare winst wordt verminderd (rekening houdend met het aantal in bezit gehouden effecten) en de bedragen die normaliter hadden moeten worden uitgekeerd in bewaring worden gehouden tot de verkoop van de effecten met aangehecht dividend : indien een vennootschap gebruik maakt van deze mogelijkheid moet het aldus niet uitgekeerde gedeelte van de winst fiscaal als een reserve worden behandeld tot op het ogenblik dat de aandelen, oude dividendbewijzen aangehecht, worden vervreemd;

- hetzij de coupons van de verkregen aandelen vernietigen en de uitkeerbare winst onverkort uitkeren aan de andere aandelen waarvan de rechten niet zijn geschorst.

De BVBA daarentegen beschikt niet over de voormelde keuzemogelijkheid en kan slechts, overeenkomstig art. 128bis, § 3, laatste lid, SWHV, de uitkeerbare winst onverkort uitkeren ten behoeve van de andere aandelen waarvan de rechten niet zijn geschorst.

IV. GEDEELTELIJKE VERDELING VAN HET MAATSCHAPPELIJK VERMOGEN VAN EEN VENNOOTSCHAP

A. ALGEMENE REGEL

Nummer 186/19

Luidens art. 187, WIB 92, wordt, bij de gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen van een binnenlandse vennootschap ten gevolge van het overlijden, de uittreding of de uitsluiting van een vennoot, een uitgekeerd dividend in de belastbare grondslag opgenomen dat gelijk is aan het positieve verschil tussen :

- enerzijds, de uitkeringen of toekenningen in geld, in effecten of in enige andere vorm aan de belanghebbende of zijn rechthebbenden;

- en, anderzijds, zijn aandeel in de eventueel gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal.

Overeenkomstig art. 264, eerste lid,2°, WIB 92, is op dit dividend geen RV verschuldigd (voor verdere uitleg omtrent de RV wordt verwezen naar de commentaar op art. 264, WIB 92).

De bepalingen van het voormelde art. 187 zijn in principe op alle binnenlandse vennootschappen van toepassing (zij het dan dat in de praktijk de gevallen van gedeeltelijke verdeling van het vermogen zich slechts bij bepaalde personenvennootschappen voordoen).

B. GEDEELTELIJKE VERDELING VAN HET MAATSCHAPPELIJK VERMOGEN

Nummer 186/20

De woorden "gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen" hebben geen betrekking op de gevallen waarin de uitgetreden vennoot het bedrag van zijn deelbewijs(zen) rechtstreeks ontvangt van de vennoot die hem vervangt - en niet van de vennootschap - en de vennootschap zich ertoe beperkt langs de statutaire organen om haar toestemming te betuigen.

Uit de rechtspraak (weliswaar m.b.t. het vroegere belastingregime, doch thans evenzeer van toepassing) blijkt het volgende :

a) wanneer een vennoot van een CV door zijn ontslag, al zijn maatschappelijke rechten aan de vennootschap heeft afgestaan tegen betaling van een forfaitaire som, bepaald met inachtneming van zijn aandeel in het kapitaal en in de reserves en van zijn coöperatierecht, is die betaling een gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen. Die verdeling heeft niet dezelfde zin als in het burgerlijk recht en veronderstelt niet noodzakelijk een onverdeeldheid. Tussen de rechtspersoon en de natuurlijke personen die de vennoten zijn, bestaat immers geen mede-eigendom in onverdeeldheid in het maatschappelijk vermogen (Brussel, 19.3.1959, CV "Kraannatie");

b) er heeft geen gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen van een CV in de zin van art. 187, WIB 92, plaats wanneer een uitgetreden vennoot wordt vervangen door een nieuwe, die vooraf of gelijktijdig in die hoedanigheid door de vennootschap is aanvaard en die slechts in de rechten en verbintenissen van de eerste treedt of wanneer die uitgetreden vennoot zijn aandelen aan een medevennoot overlaat. Art. 153, SWHV (luidens hetwelk de uitgetreden of uitgesloten vennoot recht op uitkering heeft van de waarde van zijn aandeel zoals die zal blijken uit de balans van het boekjaar waarin hij is uitgetreden of uitgesloten) kan daarenboven slechts van toepassing zijn als de uitgetreden vennoot het bedrag van zijn aandeel van de vennootschap ontvangt (Cass., 5.12.1961, NV "Werf- en Vlasnatie", voorheen CV, Bull. 388, blz. 1262).

In de onder b) bedoelde gevallen kan er wel aanleiding bestaan tot belastbaarheid ten name van de ontslagnemende vennoot, indien hij zijn aandelen heeft gebruikt voor het uitoefenen van een nijverheids-, handels- of landbouwonderneming of nog indien de verrichting zich situeert in het kader van een winstgevende bezigheid en derhalve buiten het normale beheer van zijn privé-vermogen valt.

C. IN AANMERKING TE NEMEN UITKERINGEN OF TOEKENNINGEN

1. Toekenningen aan de vennoot

Nummer 186/21

Zoals hiervoren reeds werd aangehaald zal het uittreden van een vennoot uit een binnenlandse vennootschap gewoonlijk gepaard gaan met een gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen in de zin van art. 187, WIB 92.

De uitgetreden vennoot ontvangt doorgaans :

a) zijn aandeel in de winst behaald gedurende het op het ogenblik van het ontslag lopende boekjaar : dit winstaandeel wordt in ieder geval volgens het gemeen recht (gewone dividenden en/of beroepsinkomsten) belast;

b) het bedrag van zijn inbreng, zijn aandeel in de reserves en zelfs een bijkomende toekenning als compensatie voor de afstand van sommige niet in de boekhouding uitgedrukte meerwaarden of rechten (b.v. aandeel in het handelsfonds, meerwaarde van sommige activa, enz.).

Het totaal van de onder b) bedoelde sommen is onderworpen aan de bepalingen van voormeld art. 187. Het behoort aan de vennootschap, onder de controle van de administratie, het onderscheid tussen die twee soorten toekenningen te maken.

Nummer 186/22

De gedeeltelijke verdeling slaat niet alleen op het geval waarin de uitgetreden vennoot de tegenwaarde van zijn aandeel in het maatschappelijk vermogen verkrijgt krachtens een stellig recht dat hij aan de wetten op de handelsvennootschappen ontleent, wat het geval is in de CV, met het gevolg dat de vermindering van bedoeld vermogen het rechtstreeks gevolg is van de uittreding van de vennoot, maar is eveneens van toepassing wanneer een vennoot van een BVBA zich uit de vennootschap terugtrekt, zonder de vereffening ervan te vorderen en aldus, ingevolge een overeenkomst of een regelmatige beslissing van de organen van de vennootschap, de teruggaven van zijn inbreng bekomt, vermeerderd met de aangroei ervan en met zijn aandeel in de reserves en de winsten, ongeacht of de vermindering van het kapitaal in dit geval slechts het gevolg is van een latere beslissing van de algemene vergadering (Cass., 18.4.1967, Van Tricht Maria, wed. Huts e.a., Bull. 454, blz. 1399).

2. Toekenningen aan de erfgenamen van een vennoot

Nummer 186/23

Wanneer het aandeel in het maatschappelijk vermogen aan de erfgenamen van een overleden vennoot wordt toegekend, kunnen zich verschillende gevallen voordoen :

1° de vennootschap blijft voortbestaan en de erfgenamen van de "de cujus" worden vennoten;

2° de vennootschap blijft voortbestaan tussen de overlevende vennoten en de erfgenamen van de "de cujus" worden geen vennoten in de vennootschap;

3° de vennootschap is ontbonden ten gevolge van het overlijden van de vennoot.

In voormelde gevallen moet als volgt worden gehandeld :

Geval 1 : geen gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen;

Geval 2 : worden het door de "de cujus" gestorte kapitaal alsmede zijn aandeel in de reserves van de vennootschap aan de erfgenamen uitgekeerd, dan is er "gedeeltelijke verdeling" en wordt een uitgekeerd dividend in de belastbare grondslag opgenomen zoals uiteengezet in 186/19;

Geval 3 : aangezien de vennootschap werd ontbonden, moeten de art. 208 en 209, WIB 92 worden toegepast.

D. IN AANMERKING TE NEMEN KAPITAAL VAN DE VENNOOT

Nummer 186/24

Vooreerst wordt omtrent de begrippen "gestort kapitaal" en "gerevaloriseerde waarde" van dat gestort kapitaal, verwezen naar de commentaar op de art. 2 en 184, WIB 92.

Nummer 186/25

Verder dienen bij de gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen van een CV ten gevolge van overlijden, uittreding of uitsluiting van een vennoot, m.b.t. de revalorisatie van het gestorte kapitaal, de volgende regelen in acht te worden genomen.

De revalorisatie mag alleen worden toegepast op het kapitaalaandeel en op de daarmede gelijkgestelde inbrengen van de overleden, uitgetreden of uitgesloten vennoot en niet op al de kapitaalinbrengen gedaan tijdens de ganse duur van de vennootschap (Luik, 21.12.1960, CV "Limburgia", bevestigd bij Cass. 4.6.1963, Bull. 410, blz. 1644; Cass., 10.9.1963, "Nieuw Werk Natie en consoorten", Bull. 410, blz. 1670).

Bepalen de statuten dat ieder lid een gelijk aandeel in de vennootschap bezit, dan is het te revaloriseren kapitaalaandeel gelijk aan het nominaal kapitaal van de vennootschap gedeeld door het aantal vennoten in het jaar van de inbreng van bedoeld kapitaalaandeel (Brussel, 21.4.1959, CV "Werf- en Vlasnatie").

Als het kapitaalaandeel, dat de overleden, uitgetreden of uitgesloten vennoot bezat, door hem zelf aan de vennootschap werd gestort, wordt de revalorisatiecoëfficiënt bepaald door het jaar van die storting (Luik, 21.12.1960, CV "Limburgia", bevestigd bij Cass., 4.6.1963, Bull. 410, blz. 1644).

Ten slotte, wanneer het kapitaalaandeel door de overleden, uitgetreden of uitgesloten vennoot is verkregen op een wijze als bedoeld in 186/20, tweede lid, b, (uitgetreden vennoot vervangen door nieuwe vennoot die in de rechten en de verbintenissen van de eerste treedt), moet voor het bepalen van de revalorisatiecoëfficiënt worden beschouwd dat het aandeel sedert de inbreng niet werd afgestaan (Cass., 10.9.1963, CV "Nieuw Werk Natie en consoorten", Bull. 410, blz. 1670).

E. WEERSLAG OP HET KAPITAAL

Nummer 186/26

Overeenkomstig art. 188, eerste lid, WIB 92, wordt bij gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen, tot beloop van het aandeel in het gestorte kapitaal van de overleden, uitgetreden of uitgesloten vennoot, geacht een kapitaalvermindering te hebben plaatsgehad op het ogenblik van de uitkering of toekenning aan de uitgetreden vennoot of aan zijn rechtverkrijgenden.

Bovendien bepaalt art. 188, tweedelid, WIB 92, dat, in het voormelde geval, de opnemingen van winsten van het boekjaar of van belaste reserves zonder invloed moeten blijven bij het bepalen van de belastbare winst van de vennootschap, en dit tot het bedrag van de hiervoor bedoelde vermindering van het gestorte kapitaal die geen aanleiding heeft gegeven tot een werkelijke vermindering van het maatschappelijk kapitaal.

Nummer 186/27

Om die dubbele doelstelling te bereiken moet de opgave 328D als volgt worden bijgewerkt :

a) bij de gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen wordt het gestorte kapitaal in kol.4 verminderd met het aandeel van de overleden, uitgetreden of uitgesloten vennoot in dat kapitaal;

b) wanneer de uitkeringen of toekenningen worden aangerekend op belaste reserves (of de resultatenrekening), gaat de vermindering in kol. 4 samen met een inschrijving in kol. 6;

c) wanneer de uitkeringen of toekenningen worden aangerekend op vrijgestelde reserves, gaat de vermindering in kol. 4 samen met een inschrijving in kol. 7.

In de mate dat de uitkeringen of toekenningen zouden worden aangerekend op het maatschappelijk kapitaal gaat de vermindering in kol. 4 gepaard met een vermindering van het totaal in kol. 9.

Voor nadere uitleg omtrent de opgave 328D wordt verwezen naar de commentaar op art. 184, WIB 92.

F. WEERSLAG OP DE BELASTBARE WINST

Nummer 186/28

De gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen van een vennootschap ten gevolge van overlijden, uittreding of uitsluiting van een vennoot heeft geen verhoging van de belastbare inkomsten tot gevolg in de mate dat de toekenningen of uitkeringen aan de vennoot of zijn rechthebbenden worden geboekt door een vermindering van de belaste reserves (en/of van het gestorte kapitaal).

Daarentegen is er wel een verhoging van het belastbare inkomen wanneer de uitkeringen of toekenningen aan de vennoot of zijn rechthebbenden worden geboekt door een vermindering van voorheen vrijgestelde reserves (zie mutatis mutandis 186/12).

G. VOORBEELDEN

Voorbeeld 1

Nummer 186/29

Een CV die in 1967 met vijf vennoten werd opgericht en per kalenderjaar boekhoudt, kent aan een uitgetreden vennoot een bedrag toe van 1.000.000 F dat vertegenwoordigt :

- zijn deel in het gestorte kapitaal (dat in 1967 is gestort

en onveranderd 1.000.000 F bedroeg) : 200.000 F - zijn deel in de

vroeger vrijgestelde reserves : 300.000 F - zijn deel in de reeds

belaste reserves : 500.000 F

Eerste mogelijkheid : de vennootschap boekt de toekenning van 1.000.000 F langs het debet van de rekening "Kapitaal" (200.000 F) en van de resultatenrekening (800.000 F).

Het verschil (800.000 F) tussen het uitgekeerde bedrag (1.000.000 F) en het aandeel van de vennoot in het gestorte kapitaal (200.000 F) wordt als een uitgekeerd dividend aangemerkt. Hierop is geen RV verschuldigd. De geboekte kapitaalvermindering wordt in de opgave 328D verwerkt door een vermindering van 200.000 F in kol. 4 (gestort kapitaal) en kol. 9 (totaal) in te schrijven (zie 186/27).

Schematisch kan de weerslag op het resultaat van het belastbare tijdperk als volgt worden bepaald:

- vermindering van de belastbare reserves : - 800.000 F

- uitgekeerd dividend : + 800.000 F

- weerslag op het in de Ven.B belastbare resultaat : 0 F

In de veronderstelling dat de vennootschap in 1937 was opgericht met onmiddellijke volstorting (revalorisatiecoëfficiënt : 1,70), zou het uitgekeerd dividend 660.000 F bedragen (d.w.z. het verschil tussen de uitkering van 1.000.000 F en het aandeel in het gerevaloriseerd gestort kapitaal, met name 200.000 F x 1,70 of 340.000 F). In dergelijk geval zou de weerslag op het resultaat van het belastbaar tijdperk negatief zijn (met name - 140.000 F, t.t.z. de revalorisatie van het gestorte kapitaal : 200.000 x 0,7).

Tweede mogelijkheid : de vennootschap boekt de toekenning van 1.000.000 F langs het debet van de rekening "Kapitaal" (200.000 F) en van de rekening "Belastingvrije reserves" (800.000 F).

Het bedrag van het uitgekeerd dividend blijft ongewijzigd, maar in tegenstelling met de eerste mogelijkheid zal door de opneming van de vrijgestelde reserves de verrichting wel een positieve invloed hebben op het in de Ven.B belastbare resultaat t.b.v. 800.000 F (eerste geval) of 660.000 F (tweede geval).

Voorbeeld 2

Nummer 186/30

Naar aanleiding van zijn uittreding ontvangt een vennoot :

- een onroerend goed (terrein) dat bij de vennootschap is geboekt voor 500.000 F (aanschaffingsprijs) maar waarvan de werkelijke waarde 800.000 F bedraagt;

- en een opleg in geld van 900.000 F.

Het aandeel van de uitgetreden vennoot in het tijdens het jaar 1967 gestorte kapitaal bedraagt 200.000 F.

De vennootschap boekt de gedeeltelijke verdeling als volgt :

Resultatenrekening 1.400.000

a/Terreinen 500.000

a/Bank 900.000

De in aanmerking te nemen toekenning aan de uitgetreden vennoot bedraagt 1.700.000 F (d.w.z. 800.000 F - werkelijke waarde van het terrein - en 900.000 F opleg in geld).

Het verschil (1.500.000 F) tussen de "werkelijke" waarde van de uitkeringen (800.000 F + 900.000 F) en het aandeel van de uitgetreden vennoot in het gestorte kapitaal (200.000 F) moet als een uitgekeerd dividend worden aangemerkt, waarop geen RV verschuldigd is. In de opgave 328D wordt in kol. 4 (gestort kapitaal) een bedrag van 200.000 F in mindering gebracht, terwijl dit bedrag in kol. 6 (belaste reserves) moet worden ingeschreven (zie 186/27).

Schematisch kan de weerslag op het resultaat van het belastbare tijdperk als volgt worden bepaald :

- vermindering van de belastbare reserves (1) : - 1.200.000 F

- uitgekeerd dividend : 1.500.000 F

- weerslag op het in de Ven.B belastbare resultaat (2) : 300.000 F

"Laatste in aanmerking genomen bepaling : KB 10.04.1992"

(1) Dit is de algebraïsche som van : - 1.400.000 F (in kosten geboekt bij het uittreden) + 200.000 F (belaste reserves in kapitaal).

(2) Dit is in feite de meerwaarde op het terrein.