Parlementaire vraag nr. 1686 van de heer Wouter Vermeersch van 13.09.2023

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2023-2024, QRVA 55/128 d.d. 08.02.2024, blz. 150

Toepassing verlaagd tarief vennootschapsbelasting

VRAAG (van de heer Vermeersch)

Op basis van artikel 215, derde lid, 4° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992) zijn vennootschappen, andere dan erkende coöperatieve vennootschappen, uitgesloten van het tarief van de vennootschapsbelasting van 20 % als deze niet aan ten minste één in artikel 32 bedoelde bedrijfsleider een bezoldiging toekennen ten laste van het resultaat van het belastbaar tijdperk die ten minste gelijk is aan 45.000 euro. Indien de bezoldiging minder bedraagt dan 45.000 euro, moet deze bezoldiging ten laste van het resultaat van het belastbaar tijdperk gelijk zijn of hoger zijn dan het belastbaar inkomen van de vennootschap. Voor kleine vennootschappen geldt die bezoldigingsregel maar vanaf het vijfde belastbaar tijdperk vanaf hun oprichting zoals bedoeld in artikel 145/26, § 1, derde en vierde lid WIB 1992. Stel, een natuurlijk persoon verkoopt de aandelen van zijn werkvennootschap (actief in de bouwsector en opgericht in 2016). Hij blijft bestuurder in de werkvennootschap via zijn managementvennootschap die opgericht is in 2022. Die managementvennootschap is een kleine vennootschap. Wordt die managementvennootschap beschouwd als een "voortzetting van de activiteit" voor de beoordeling van het criterium "45.000 euro brutoloon toekennen" om in aanmerking te komen voor het verlaagd tarief van 20 % vennootschapsbelasting? Of moet er de eerste vier belastbare tijdperken geen rekening worden gehouden met het toegekende loon aan de bedrijfsleider in de managementvennootschap omdat deze kleine managementvennootschap aanzien wordt als een echte nieuwe opgerichte vennootschap en het de eerste vier belastbare tijdperken vanaf de oprichting betreft?

ANTWOORD (Vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding en de Nationale loterij)

I.n het door u bedoelde geval gaat het blijkbaar om een natuurlijke persoon die bestuurder is in een in 2016 opgerichte werkvennootschap en die in 2022 een managementvennootschap opricht om zijn bestuurdersactiviteiten voort te zetten. In de huidige stand van de wetgeving meen ik dat in dat geval de termijn van vijf belastbare tijdperken zoals voorzien in artikel 215, derde lid, 4°, WIB 92, aanvangt op het ogenblik waarop de managementvennootschap in 2022 werd opgericht.