Commentaar van art. 425, WIB 92

Afdeling III - Wettelijke hypotheek

Art. 425, WIB 92

I. WETTEKST

425/0

II. DOOR DE WETTELIJKE HYPOTHEEK VAN DE SCHATKIST GEWAARBORGDE EN NIET-GEWAARBORGDE SCHULDVORDERINGEN

425/1

III. GOEDEREN VATBAAR VOOR HYPOTHEEK

425/2

IV. GOEDEREN DIE MET DE WETTELIJKE HYPOTHEEK VAN DE SCHATKIST KUNNEN WORDEN BEZWAARD

425/3-6

I. WETTEKST

Nummer 425/0

Art. 425. - De directe belastingen in hoofdsom en opcentiemen, de interesten en de kosten zijn gewaarborgd door een wettelijke hypotheek op al de aan de belastingschuldige toebehorende goederen, die in België gelegen en daarvoor vatbaar zijn.

De hypotheek bezwaart eveneens de goederen van de echtgenoot en van de kinderen van de belastingschuldige in de mate dat de invordering der aanslagen op de vermelde goederen mag vervolgd worden.

II. DOOR DE WETTELIJKE HYPOTHEEK VAN DE SCHATKIST GEWAARBORGDE EN NIET-GEWAARBORGDE SCHULDVORDERINGEN

Nummer 425/1

De wettelijke hypotheek van de Schatkist waarborgt dezelfde rechten als het voorrecht van de Schatkist, dit wil zeggen de directe belastingen in hoofdsom en opcentiemen, de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, de interesten en de kosten.

De onder 422/3 tot 7 opgenomen toelichtingen gelden derhalve eveneens voor de wettelijke hypotheek van de Schatkist.

III. GOEDEREN VATBAAR VOOR HYPOTHEEK

Nummer 425/2

Voor hypotheek zijn vatbaar :

1° de onroerende goederen die in de handel zijn (art. 45, Hyp.W);

2° de rechten van vruchtgebruik, erfpacht en opstal gevestigd op dezelfde goederen, zolang die rechten duren (ibid);

3° de schepen en vaartuigen (Wkh., boek II, art. 3, 11, 25, 27, 272 en 272bis).

IV. GOEDEREN DIE MET DE WETTELIJKE HYPOTHEEK VAN DE SCHATKIST KUNNEN WORDEN BEZWAARD

Nummer 425/3

Om met de wettelijke hypotheek van de Schatkist te kunnen worden bezwaard moeten de in aanmerking komende goederen in België gelegen zijn.

De wettelijke hypotheek kan na het vonnis van faillietverklaring geldig worden ingeschreven op de onroerende goederen van de gefailleerde, voor zover deze hypotheek betrekking heeft op belastingen die zijn opgenomen in kohieren die vóór dit vonnis uitvoerbaar zijn verklaard. Dit is een wettelijke uitzondering, want na het vonnis van failliet- verklaring kan geen enkele andere schuldeiser dan de Staat nog een geldige inschrijving op deze goederen nemen (zie art. 427, WIB 92).

Nummer 425/4

Voormelde wettelijke hypotheek bezwaart niet alleen de goederen van de belastingschuldige zoals bedoeld in 425/3, maar eveneens die (van dezelfde aard en in België gelegen) van de echtgenoot en van de kinderen van de belastingschuldige, in de mate dat de invordering van de aanslagen op die goederen kan worden vervolgd.

Wat de personen betreft op wie ze van toepassing is, wijkt deze beschikking niet af van wat met betrekking tot het voorrecht van de Schatkist is voorgeschreven bij art. 422, WIB 92. Bijgevolg gelden de bepalingen van 422/8 en 9 mutatis mutandis voor de wettelijke hypotheek van de Schatkist.

Weze opgemerkt dat de faillietverklaring van de belastingschuldige geen hinderpaal vormt om de wettelijke hypotheek in te schrijven op de goederen van de echtgenoot en van de kinderen, in de mate dat de invordering op bedoelde goederen kan worden vervolgd.

Nummer 425/5

De wettelijke hypotheek van de Schatkist bezwaart daarentegen niet de goederen van personen die zijn veroordeeld als daders of medeplichtigen van de in art. 449 tot 452, WIB 92 bedoelde inbreuken en die, krachtens art. 458, WIB 92 hoofdelijk gehouden zijn tot de betaling van de ontdoken belasting. Inderdaad, deze hoofdelijke schuldenaars hebben niet de hoedanigheid van "belastingschuldige" (Bergen, 11.10.1984, TILMANT, Bull. 655, blz. 2441).

Nummer 425/6

Uit de ontleding van de bepalingen vervat in de art. 425, 433, 434 en 441, WIB 92 blijkt dat de fiscale wetgeving uitdrukkelijk de inschrijving van een wettelijke hypotheek op schepen en vaartuigen als één der middelen beschouwt die bedoeld zijn om de rechten van de Staat betreffende bepaalde belastingen te vrijwaren (Antwerpen 29.09.1976, NV Krefima, Bull. 557, blz. 2278).