Parlementaire vraag nr. 1387 van de heer Peter Dedecker van 23.12.2016

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2017-2018, QRVA 54/156 d.d. 17.05.2018, blz. 320

120 % fiscale aftrek voor fietsinvesteringen

VRAAG (van de heer Dedecker)

De kosten die een onderneming maakt om een fietsenstalling, kleedruimte of sanitair te installeren, zijn voor 120 % aftrekbaar (artikel 64ter, 3° WIB92). Het moet gaan om een investering die wordt geïnstalleerd om de werknemers aan te moedigen met de fiets naar het werk te komen.

1. Hoeveel zelfstandigen en ondernemingen maken gebruik van deze maatregel?

2. Wat is de budgettaire kostprijs van deze maatregel in de laatste vijf jaar?

3. Aangezien sensu strictu enkel fietsstallingen voor het personeel in aanmerking komen, hoe wordt er gecontroleerd dat ook geen klanten, bestuursleden of derden gebruik maken van een fietsenstalling waarvoor de aftrek van 120 % wordt toegepast?

4. Zou het vanuit praktisch oogpunt en in kader van een duurzame mobiliteit niet eenvoudiger en meer aangewezen zijn om de 120 % aftrekbaarheid voor fietsenstallingen algemeen te stellen ongeacht de hoedanigheid van de gebruiker?

ANTWOORD (van de Minister van Financiën)

1. en 2. De kilometervergoeding voor de verplaatsingen per fiets, evenals de kosten gelinkt aan de fietsinfrastructuur vormen voor de bedrijven een beroepskost die aftrekbaar is. Er is echter geen specifieke code in de fiscale aangifte voorhanden teneinde dit soort uitgaven af te zonderen zodat deze dan ook samengenomen worden met de andere uitgaven onder de noemer "beroepskosten". De budgettaire kost van de aftrekbaarheid van deze vergoeding hangt ondermeer af van het belastingregime waaronder de werkgever sorteert (personenbelasting of vennootschapsbelasting).

3. Er is geen enkele controleactie, specifiek gericht op deze categorie van kosten, georganiseerd of voorzien door de Algemene Administratie van de Fiscaliteit. Het is niettemin mogelijk dat controles inzake deze materie werden uitgevoerd, hetzij in het kader van gecentraliseerde "thematische" acties zoals, bijvoorbeeld, deze betreffende de verificatie van de kosten afgetrokken door vennootschappen, hetzij als gevolg van selecties die plaatselijk werden uitgevoerd door de taxatiediensten zelf. De bepaling van het evenredige gedeelte van de kosten dat eventueel niet in aanmerking komt voor de bedoelde verhoogde aftrek is een feitelijke kwestie. In casu de terbeschikkingstelling van ruimtes, de door de vennootschap toegepaste modaliteiten voor de bestemming van het onroerend goed gebruikt voor de stalling van fietsen zijn, onder andere, elementen van die aard dat zij de taxatieambtenaar toelaten om in dit opzicht zijn houding te bepalen.

4. Artikel 64ter, eerste lid, 3° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 werd ingevoegd door de Economische Herstelwet van 27 maart 2009. Uit de toelichting bij deze wet blijkt dat deze reglementering er is gekomen omdat de Belgische werknemers die zich per fiets naar het werk begeven in velerlei opzichten voordelig zijn voor de werkgevers. Naast de kilometervergoeding voorziet de wet in eenvrijstelling van personenbelasting indien de werkgever aan de werknemer een fiets ter beschikking stelt en de onderhouds-en stallingskosten voor zijn rekening neemt. Het doel daarvan is een stelsel van "bedrijfsfietsen" uit te bouwen. Klanten, bestuursleden of derden worden vanuit deze zienswijze helemaal niet bedoeld. Het is immers een regeling die uitsluitend betrekking heeft op de relatie werknemer- werkgever.