Commentaar van art. 179, WIB 92

TITEL III – VENNOOTSCHAPSBELASTING

HOOFDSTUK I - Aan de belasting onderworpen vennootschappen

Art. 179, WIB 92

I. WETTEKST

179/0

II. INLEIDING

179/1-2

III. BEDOELDE BELASTINGPLICHTIGEN

179/3-5

IV. GESTELDE VOORWAARDEN

179/6-27

A. Regelmatig zijn opgericht

179/6

B. Rechtspersoonlijkheid bezitten

179/7-8

C. Een onderneming exploiteren of zich bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard

179/9-20

D. Fiscale woonplaats in België

179/21-27

V. CONCRETE GEVALLEN

179/28-35

A. Verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid

179/28

B. Economische samenwerkingsverbanden

179/29

C. Verenigingen werkzaam op het stuk van de economische en sociale expansie provinciebesturen, enz.

179/30

D. VZW opgericht door gemeente- of provinciebesturen, enz.

179/31

E. Verenigingen die hotels, restaurants, enz., uitbaten

179/32

F. Verenigingen voor onderlinge verzekering

179/33

G. Gemeenschappelijke verzekeringskassen tegen arbeidsongevallen

179/34

H. Verenigingen van onderlinge bijstand

179/35

VI. DE LANDBOUWVENNOOTSCHAP

179/36-55

A. Voornaamste kenmerken

179/36-41

B. Voorwaarden tot belastbaarheid in de Ven.B

179/42-47

C. Onherroepelijkheid van de optie

179/48

D. Ambtshalve vernieuwing van de optie

179/49-53

E. Belastingregeling voor LV die geldig voor de belastbaarheid in de Ven.B hebben gekozen

179/54-55

I. WETTEKST

Nummer 179/0

Art. 179. - Aan de vennootschapsbelasting zijn de binnenlandse vennootschappen onderworpen alsmede, vanaf 1 januari 1995, de gemeentespaarkassen als vermeld in artikel 124 van de nieuwe gemeentewet.

II. INLEIDING

Nummer 179/1

Voor de bevattelijkheid wordt de commentaar op dit artikel als volgt ingedeeld :

- in rubriek III worden de in beginsel aan de Ven.B onderworpen belastingplichtigen besproken;

- in rubriek IV worden de algemene principes uiteengezet die gelden om aan de Ven.B onderworpen te zijn;

- in rubriek V wordt uitgewijd over enkele concrete gevallen;

- in rubriek VI wordt ten slotte gehandeld over de landbouwvennootschap (LV).

Nummer 179/2

De aandacht wordt er nu reeds op gevestigd dat, niettegenstaande ze principieel als aan de Ven.B onderworpen belastingplichtigen kunnen worden aangemerkt, op grond van de art. 180 tot 182, WIB 92, uit de Ven.B zijn gesloten :

1° de rechtspersonen die "onvoorwaardelijk" uit de Ven.B zijn gesloten (zie commentaar op art. 180, WIB 92);

2° de verenigingen zonder winstoogmerk en andere rechtspersonen die geen winstoogmerk nastreven en die zich uitsluitend of hoofdzakelijk met een exploitatie of met verrichtingen van winstgevende aard mogen bezighouden binnen door de wet wel bepaalde "bevoorrechte gebieden" (zie commentaar op art. 181, WIB 92);

3° de verenigingen zonder winstoogmerk en andere rechtspersonen die "geen winstoogmerk" nastreven en die zich beperken tot bepaalde toegelaten verrichtingen (zie commentaar op art. 182, WIB 92).

III. BEDOELDE BELASTINGPLICHTIGEN

Nummer 179/3

Onverminderd wat in de rubriek VI hierna wordt gezegd, zijn aan de Ven.B onderworpen, alle binnenlandse vennootschappen alsmede, vanaf 1 januari 1995, de in art. 124 van de nieuwe gemeentewet bedoelde gemeentespaarkassen.

Nummer 179/4

Uit de samenlezing van het 1° en het 2° van § 2 van art. 2, WIB 92, volgt dat onder het begrip "binnenlandse vennootschappen" moet worden verstaan, alle vennootschappen, verenigingen, inrichtingen of instellingen die beantwoorden aan de volgende voorwaarden :

1° regelmatig zijn opgericht (naar Belgisch of buitenlands recht);

2° rechtspersoonlijkheid bezitten krachtens het Belgische of buitenlandse publiek- of privaatrecht;

3° in België of in het buitenland een onderneming exploiteren of zich bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard;

4° in België hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer hebben, d.w.z. hun "fiscale woonplaats";

5° niet uitdrukkelijk van de Ven.B zijn uitgesloten.

De belastbaarheid is van de voormelde voorwaarden gelijktijdig en samen afhankelijk.

Daarentegen worden sommige rechtspersonen, die naar Belgisch recht zijn opgericht maar die voor de toepassing van de inkomstenbelastingen geacht worden geen rechtspersoonlijkheid te bezitten, niet als vennootschappen aangemerkt en bijgevolg niet aan de Ven.B onderworpen. Bedoeld zijn :

- de onregelmatig opgerichte handelsvennootschappen;

- de landbouwvennootschappen die niet voor de belastbaarheid in de Ven.B hebben gekozen;

- de (Europese) economische samenwerkingsverbanden

(zie commentaar op art. 2, WIB 92).

Nummer 179/5

Art. 179, WIB 92, bepaalt dat de in art. 124 van de nieuwe gemeentewet vermelde gemeentespaarkassen vanaf 1.1.1995 eveneens aan de Ven.B onderworpen zullen worden.

Art. 124 van de voormelde nieuwe gemeentewet luidt als volgt :

"In fabrieksteden draagt het College van burgemeester en schepenen zorg dat er een spaarkas opgericht wordt. Elk jaar doet het in de bij artikel 96 voorgeschreven vergadering verslag over de toestand van die kas."

Overeenkomstig art. 245, W 17.6.1991 tot organisatie van de openbare kredietsector en harmonisering van de controle en de werkingsvoorwaarden van de kredietinstellingen (BS 9.7.1991) bestaat de activiteit van de voormelde gemeentespaarkassen uit de inzameling van deposito's in Belgische frank die geen zichtdeposito's zijn en de belegging van hun opbrengst bij andere Belgische kredietinstellingen of in door de Staat, de Gemeenschappen en Gewesten uitgegeven of gewaarborgde overheidsfondsen. Die spaarkassen zijn opgericht in een vorm die borg staat voor een scheiding tussen hun vermogen en bestuur en dat van de gemeenten waarvan zij afhangen.

Overeenkomstig art. 64, W 22.3.1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen (BS 19.4.1993) bestaat de activiteit van de gemeentespaarkassen die op 1.1.1932 bestonden erin deposito's in Belgische frank die geen zichtdeposito's zijn, in te zamelen en de opbrengst ervan te beleggen bij andere in België gevestigde kredietinstellingen of in door de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de internationale organisaties waarvan België lid is of in België gevestigde kredietinstellingen uitgegeven bewijzen waaruit de ontvangst van terugbetaalbare gelden blijkt. Zij moeten zijn opgericht in een vorm die borg staat voor een scheiding tussen hun vermogen en beleid en dat van de gemeenten waarvan zij afhangen.

De voormelde spaarkassen worden vanaf 1.1.1995 aan de Ven.B onderworpen.

IV. GESTELDE VOORWAARDEN

A. REGELMATIG ZIJN OPGERICHT

Nummer 179/6

Om aan de Ven.B onderworpen te zijn, is in de eerste plaats vereist dat een vennootschap, vereniging, inrichting of instelling regelmatig is opgericht (naar Belgisch of buitenlands recht).

De aandacht wordt erop gevestigd dat de "onregelmatig opgerichte handelsvennootschappen" geacht worden verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid te zijn (zie art. 29, § 1, 1°, WIB 92) en derhalve noch aan de Ven.B, noch aan de RPB zijn onderworpen (zie commentaar op art. 29, WIB 92).

B. RECHTSPERSOONLIJKHEID BEZITTEN

Nummer 179/7

Om aan de Ven.B onderworpen te zijn, moet een vennootschap, die regelmatig is opgericht bovendien rechtspersoonlijkheid bezitten, d.w.z. een rechtswezen zijn (een abstract wezen) dat juridisch onderscheiden is van de natuurlijke of rechtspersonen die er deel van uitmaken; m.a.w. ze moet zodanig opgericht zijn dat ze - naar Belgisch of buitenlands privaat- of publiekrecht - een rechtspersoonlijkheid heeft gekregen die haar onderscheidt van haar aandeelhouders, vennoten of leden.

Dit is inzonderheid het geval :

1° met burgerlijke vennootschappen (vennootschappen die burgerlijke handelingen tot voorwerp hebben), handelsvennootschappen (vennootschappen die daden van koophandel tot voorwerp hebben) en gemengde vennootschappen (die burgerlijke en handelsdaden tot voorwerp hebben), wanneer ze in België zijn opgericht in één van de in het Belgisch Wetboek van koophandel (Wkh.) bepaalde vormen, met name de naamloze vennootschappen (NV), de commanditaire vennootschappen op aandelen (CVA), de vennootschappen onder firma (VOF), de gewone commanditaire vennootschappen (GCV), de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (BVBA) en de coöperatieve vennootschappen (CV en CVOHA);

2° met verenigingen zonder winstoogmerk (VZW) die zich onderworpen hebben aan de vorm- en publicatievoorwaarden bepaald in de W 27.6.1921 en die hierdoor van rechtswege rechtspersoonlijkheid verkrijgen; voor de eventuele toepassing van de Ven.B worden die verenigingen als kapitaalvennootschappen aangemerkt (d.w.z. als vennootschappen die naar Belgisch recht op een andere wijze dan in één van de in het Wkh. bepaalde vormen zijn opgericht) (zie art. 2, § 2, 3°, b, WIB 92) ;

3° met openbare instellingen en instellingen van openbaar nut zomede beroepsverenigingen, die in België anders zijn opgericht dan als een Belgische handelsvennootschap of als een vereniging zonder winstoogmerk, maar waaraan bijzondere wettelijke bepalingen (gewoonlijk de wet waarbij ze zijn opgericht) rechtspersoonlijkheid hebben verleend of toegekend; voor de eventuele toepassing van de Ven.B worden die inrichtingen, instellingen of verenigingen eveneens als kapitaalvennootschappen aangemerkt (zie art. 2, § 2, 3°, b, WIB 92)

4° met alle in het buitenland opgerichte vennootschappen, verenigingen, inrichtingen of instellingen die rechtspersoonlijkheid bezitten krachtens het privaat- of publiekrecht van het land waar ze zijn opgericht, zelfs wanneer ze in dat land fiscaal niet als "vennootschappen" worden beschouwd of een vorm hebben waaraan volgens het Belgische recht geen rechtspersoonlijkheid zou verbonden zijn; voor de eventuele toepassing van de Ven.B worden die vennootschappen, verenigingen, enz. naar gelang van hun rechtsvorm, hetzij met kapitaalvennootschappen, hetzij met personenvennootschappen gelijkgesteld (zie art. 2, § 2, 3°, c en 4°, b, WIB 92).

Nummer 179/8

Daarentegen, worden o.m. niet aan de Ven.B onderworpen omdat ze geen rechtspersoonlijkheid bezitten of worden geacht geen rechtspersoonlijkheid te bezitten :

1° de "tijdelijke handelsverenigingen" en de "handelsverenigingen bij wijze van deelneming", bedoeld in de art. 175 en 176, SWHV; [Art. 175, SHWV. - De tijdelijke handelsvereniging is een vereniging die, zonder een firma te voeren, een of meer bepaalde handelsverrichtingen ten doel heeft. De deelgenoten zijn hoofdelijk gehouden jegens de derden met wie zij hebben gehandeld.

Art. 176, SHWV. - De handelsvereniging bij wijze van deelneming is een vereniging waarbij een of meer personen belang nemen in verrichtingen van een of meer anderen die in eigen naam optreden.]

2° alle feitelijke verenigingen, groeperingen of gemeenschappen die niet zijn opgericht als een handelsvennootschap of als een vereniging zonder winstoogmerken, en waaraan geen enkele bijzondere wet een rechtspersoonlijkheid onderscheiden van haar vennoten of leden heeft verleend of toegekend;

3° de onregelmatig opgerichte handelsvennootschappen die bedoeld zijn in art. 29, § 2, 1°, WIB 92 (zie commentaar op art. 29, WIB 92);

4° de landbouwvennootschappen die bedoeld zijn in art. 29, § 2, 2°, WIB 92, behalve indien deze voor de belastbaarheid in de Ven.B hebben gekozen (zie hieromtrent 179/36 tot 55);

5° de (Europese) economische samenwerkingsverbanden die bedoeld zijn in art. 29, § 2, 3° en 4°, WIB 92; alhoewel zowel de in België ingeschreven EESV (zie art. 1, W 12.7.1989 houdende verscheidene maatregelen tot toepassing van de Verordening (EEG) nr. 2137/85 van de Raad van 25.7.1985 tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden - V 1997, Bull. 687) als de ESV (zie art. 1, § 1, 2e lid, W 17.7.1989 betreffende de economische samenwerkingsverbanden - V 1998, Bull. 687) op het algemene vlak rechtspersoonlijkheid bezitten, worden ze geacht geen rechtspersoonlijkheid te bezitten voor de toepassing van de inkomstenbelastingen, hetgeen tot gevolg heeft dat zij niet als zodanig aan de Ven.B zijn onderworpen (zie commentaar op art. 29, WIB 92) ;

6° de gemeentebedrijven of -regieën die niet krachtens een bijzonder statuut een rechtspersoonlijkheid, onderscheiden van die der gemeente, bezitten;

7° de in het buitenland opgerichte vennootschappen, verenigingen, inrichtingen of instellingen die geen rechtspersoonlijkheid bezitten krachtens de wetgeving van het land waar ze zijn opgericht, zelfs wanneer ze in dat land fiscaal als vennootschappen worden beschouwd of een vorm hebben waaraan volgens het Belgische recht rechtspersoonlijkheid zou verbonden zijn.

De beoordeling van de in deze rubriek besproken voorwaarde (rechtspersoonlijkheid bezitten) is een rechtskwestie van Belgisch of van buitenlands recht naargelang de vennootschap in België of in het buitenland is opgericht.

C. EEN ONDERNEMING EXPLOITEREN OF ZICH BEZIGHOUDEN MET VERRICHTINGEN VAN WINSTGEVENDE AARD

1. Begrippen

Nummer 179/9

Om aan de Ven.B onderworpen te zijn, moet een vennootschap, die regelmatig is opgericht en die rechtspersoonlijkheid bezit, bovendien een onderneming exploiteren of zich bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard.

Nummer 179/10

Onder de uitdrukking "een onderneming exploiteren" moet worden verstaan een "nijverheids-, handels- of landbouwonderneming exploiteren" waarvan de winst een als dusdanig aan de PB onderworpen beroepsinkomen zou vormen indien die onderneming werd gevoerd door een natuurlijke persoon of door een vennootschap, vereniging, enz., zonder rechtspersoonlijkheid (art. 23, § 1, 1° en 24, WIB 92).

Nummer 179/11

De uitdrukking "zich bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard" dekt tegelijk :

1° de "winstgevende bezigheden" (art. 23, § 1, 2° en 27, WIB 92), die de rechtspraak uitlegt als betekenend "bezigheden met winstoogmerken";

2° de "bezigheden van winstgevende aard, maar zonder winstoogmerken", gekenmerkt door een voortdurende beroepswerkzaamheid, bestaande uit :

a) verrichtingen van nijverheids-, handels- of landbouwkundige aard die zo vaak worden herhaald dat ze een "bezigheid" vormen;

b) de aanwending van nijverheids- of handelsmethoden.

In sub 2° gaat het dus om bezigheden die uiteraard normaal winsten of baten afwerpen, zelfs indien de rechtspersoon die zich eraan wijdt, volgens zijn statuten of in feite, geen winst nastreeft.

Nummer 179/12

Het begrip "een onderneming exploiteren of zich bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard" sluit niet noodzakelijk het nastreven van winst in zich : er is niet vereist dat de vennootschap tracht rechtstreeks of onrechtstreeks een - middellijk of onmiddellijk - stoffelijk voordeel aan haar aandeelhouders of vennoten te verschaffen; het volstaat dat ze zich met een bestendige beroepswerkzaamheid bezighoudt die in feite winsten of baten oplevert.

Nummer 179/13

Deze voorwaarde voor de belastbaarheid in de Ven.B wordt in feite beoordeeld zonder acht te slaan op de aard van de verrichtingen (burgerlijke, handels- of gemengde verrichtingen; geoorloofde of ongeoorloofde; overeenkomstig of strijdig met de statuten, enz.) die de winsten of baten opleveren, noch op de wijze waarop die winsten of baten worden ontvangen (in specie, in natura, enz.).

Nummer 179/14

Hierbij wordt aangestipt dat verenigingen, enz., die noch een onderneming exploiteren, noch zich bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard niet tot de uit de Ven.B gesloten belastingplichtigen behoren, maar als zuivere rechtspersonen zonder winstoogmerk aan de RPB onderworpen zijn op grond van art. 220, WIB 92.

Nummer 179/15

Het is bovendien duidelijk dat bepaalde werkzaamheden die omwille van hun algemeen nut cultureel of sociaal behartenswaardig zijn, wegens hun aard niet als een exploitatie van een onderneming of als een winstgevende verrichting moeten worden beschouwd.

Als dusdanig kunnen worden aangemerkt alle werkzaamheden van zuiver filantropische, caritatieve, spirituele, religieuze of culturele aard. Die werkzaamheden vormen inderdaad geen exploitatie in de zin van de art. 23, § 1, 1° en 24, WIB 92, en houden geen verrichtingen van winstgevende aard in de zin van de art. 23, § 1, 2° en 27, WIB 92, in. De verenigingen die zich uitsluitend met dergelijke niet-winstgevende verrichtingen bezighouden, behoren bijgevolg tot die bedoeld in het vorig nummer.

2. Belgische handelsvennootschappen

Nummer 179/16

De Belgische handelsvennootschappen (NV, CVA, VOF, GCV, BVBA, CV en CVOHA) zijn, in beginsel, opgericht om een winstgevende werkzaamheid uit te oefenen.

Over het algemeen wijden ze zich effectief aan een of andere nijverheids-, handels- of landbouwonderneming, of wel aan een winstgevende bezigheid, of wel aan beide, en moeten alle winsten en baten die ze behalen worden geacht van die werkzaamheid voort te komen.

Nummer 179/17

Met betrekking tot de burgerlijke vennootschappen die niet steeds een werkelijke nijverheids-, handels- of landbouwonderneming vormen, is inzonderheid het volgende gevonnist :

- burgerlijke immobiliënvennootschappen die als een NV zijn opgericht bij toepassing van art. 212, SWHV, en niet alleen werden opgericht met het doel een onroerend vermogen te beheren, doch ook om een winstgevend bedrijf uit te oefenen, moeten op hun winst aan belasting worden onderworpen (Brussel, 28.6.1939, "Le Confort immobilier", Bull. 149, blz. 129; 28.6.1944, bevestigd door Cass., 25.3.1946, Polder en Parc, Bull. 212, blz. 215; 6.6.1951, "Foncière Brabant- Hainaut", Bull. 269, blz. 216);

- een burgerlijke vennootschap met de vorm van een BVBA, waarvan het maatschappelijke doel, in zijn geheel beschouwd, uitdrukkelijk het doen van allerlei nijverheids-, financiële, onroerende en roerende verrichtingen inhoudt, moet als een nijverheids-, handels- en landbouwonderneming worden aangemerkt (Brussel, 25.6.1951, bevestigd door Cass., 8.7.1952, Burgerlijke vennootschap met de vorm van PVBA "E. Horowitz", Bull. 287, blz. 20);

- het is zonder belang dat de werkzaamheid van de vennootschap zich in een bepaald boekjaar heeft beperkt tot het innen van de huurgelden en interesten van haar beleggingen, zodra uit een ontleding van de statuten blijkt dat de vennootschap is opgericht om een winstgevende onderneming uit te oefenen (Cass., 21.12.1954, Société Immobilière de Wilryck-Aertselaar, Pas. 1955, 413);

- een immobiliënvennootschap die, al is ze van burgerlijke aard, werd opgericht als een NV, waarvan het maatschappelijke doel bestaat in het aankopen, bouwen en verhuren van onroerende goederen en waarvan de statuten o.m. de verdeling van de nettowinst in gelijke delen onder alle aandelen inhoudt, oefent een beroepswerkzaamheid met winstoogmerken uit : zulke vennootschap streeft wezenlijk winst na, hetgeen specialisering, een organisatie, de herhaling van verrichtingen van dezelfde aard of strekkende tot het verwezenlijken van hetzelfde doel, veronderstelt; daar de vennootschap is opgericht voor de uitoefening van een winstgevende onderneming, een handelsvorm heeft en rechtspersoonlijkheid bezit, moet worden aangenomen dat de toepassingssfeer van de belasting de reeds zeer ruime perken van de menselijke bedrijvigheid, zoals die blijken uit art. 25, SWIB ( art. 23, WIB 92) te buiten gaat en zich, zonder onderscheid, uitstrekt tot volstrekt alle baten die de vennootschap behaalt, daar die baten worden geacht uit haar bedrijvigheid voort te komen (Brussel, 3.6.1957, "Immobilière Rejac", Bull. 337, blz. 761);

- een vennootschap waarvan het voorwerp van burgerlijke aard is en welke, zonder die aard te verliezen, de vorm van een handelsvennootschap heeft ontleend, is een rechtswezen uitsluitend tot stand gebracht met het oog op het uitoefenen van een winstgevende beroepswerkzaamheid; al wat ze ontvangt, buiten het ingetekende kapitaal, en inzonderheid haar onroerende inkomsten, vormt een winst van die werkzaamheid, en in voorkomend geval na aftrek van de kosten, een belastbare winst (Cass., 9.9.1958, burgerlijke vennootschap in naamloze vorm "Het Landhuis", Bull. 353, blz. 279).

Nummer 179/18

Nochtans hangt de werkelijke aard van een vennootschap niet af van de vorm waarin ze is opgericht, maar van het voorwerp van haar werkzaamheid, blijkend uit het contract waaruit ze is ontstaan (zie Cass., 30.4.1945, VZW "Institut médical des mutualités socialistes du Hainaut", Pas. 1945, 150; 8.7.1952, Burgerlijke vennootschap met de vorm van PVBA "E. Horowitz", Pas. 1952, 734, Bull. 287, blz. 20; nota onderaan Cass., 17.2.1953, Pas. 1953, 469).

Wanneer, bijgevolg, het onderzoek van de statuten van een vennootschap naar Belgisch recht uitwijst dat ze niet met het oog op een winstgevende beroepswerkzaamheid ("nijverheids-, handels-, of landbouwonderneming" of "winstgevende bezigheid") is opgericht, en wanneer blijkt dat ze zich in werkelijkheid niet bezighoudt met verrichtingen van winstgevende aard in de zin van 179/11 hiervoren, is die vennootschap niet aan de Ven.B onderworpen (die vennootschap is, in die eventualiteit, aan de RPB onderworpen op grond van art. 220, WIB 92). Dergelijke vennootschap is daarentegen aan de Ven.B onderworpen van zodra ze dividenden uitkeert, aangezien ze alsdan wordt geacht zich bezig te houden met verrichtingen van winstgevende aard (PV nr. 248 van 13.3.1984, gesteld door Volksv. Vansteenkiste, Bull. VA nr. 24 van 17.4.1984, blz. 2362, Kamer, gewone zitting 1983 -1984; Bull. 631, blz. 2225).

3. Belgisch-Zaïrese vennootschappen

Nummer 179/19

Vennootschappen waarvan de maatschappelijke zetel of hoofdzetel in België en de bedrijfszetels in Zaïre gelegen zijn, blijven krachtens art. 87, HIB, behoudens wat de OV betreft, tijdelijk onderworpen aan het bijzondere aanslagstelsel, ingevoerd bij de W 21.6.1927 (Wetboek, Deel II, bijlage G - Bull. 21).

Vroegere koloniaalrechtelijke vennootschappen die, na eerst het "Belgisch moederlands recht" te hebben gekozen, hun bedrijfstakken in Zaïre of hun bezittingen geheel of ten dele in een of meer bestaande of nog op te richten vennootschappen naar Kongolees recht hebben ingebracht (art. 3, W 17.6.1960 betreffende het statuut van de Belgische koloniaalrechtelijke vennootschappen waarvan de bestuurlijke hoofdzetel in België gevestigd is, Bull. 367) en in Zaïre geen bedrijfszetel hebben behouden of dergelijke zetels wel hebben behouden, doch ook in België een bedrijfszetel hebben opgericht, zijn aan de Ven.B onderworpen (zie in dezelfde zin ook de art. 4 en 6, W 14.6.1962 betreffende de vennootschappen met bestuurlijke hoofdzetel in België en bedrijfszetels in Rwanda of Burundi - Bull. 389).

4. Naar buitenlands (niet-Zaïrees) recht opgerichte vennootschappen

Nummer 179/20

Om vast te stellen of naar buitenlands recht opgerichte vennootschappen, verenigingen, enz., die regelmatig zijn opgericht en die rechtspersoonlijkheid bezitten - in België of in het buitenland - een onderneming exploiteren of zich met verrichtingen van winstgevende aard bezighouden, dient men zich, mutatis mutandis, te houden aan de voorschriften vastgesteld voor de naar Belgisch recht opgerichte vennootschappen.

D. FISCALE WOONPLAATS IN BELGIE

Nummer 179/21

Om aan de Ven.B onderworpen te zijn, moet een vennootschap die regelmatig is opgericht, die rechtspersoonlijkheid bezit en die een onderneming exploiteert of zich bezighoudt met verrichtingen van winstgevende aard, bovendien haar "fiscale woonplaats" in België hebben, d.w.z. dat ze in het land werkelijk :

1° hetzij haar maatschappelijke zetel of haar voornaamste inrichting moet hebben;

2° hetzij haar zetel van bestuur of beheer moet hebben, wanneer het een vennootschap betreft die geen eigenlijke maatschappelijke zetel of voornaamste inrichting heeft.

Nummer 179/22

De maatschappelijke zetel van een vennootschap - welke gewoonlijk in de statuten is vermeld en in elk geval in de inschrijving in het handelsregister moet vermeld zijn - is meestal ook haar voornaamste inrichting; daar is het beheer van de zaken geconcentreerd, van daaruit vertrekt feitelijk de wekkende impuls en wordt de hogere controle uitgeoefend, daar worden gewoonlijk de algemene vergaderingen van de aandeelhouders of vennoten gehouden; in dat geval is de statutaire maatschappelijke zetel tezelfdertijd de werkelijke zetel van de vennootschap.

Nummer 179/23

Als de statuten (of eventueel de inschrijving in het handelsregister) een maatschappelijke zetel vermelden die in feite niet de voornaamste inrichting van de vennootschap is (m.a.w. als de maatschappelijke zetel meer schijn dan werkelijkheid is), bepaalt de ligging van de voornaamste inrichting of de vennootschap al dan niet aan de Ven.B onderworpen is voor zover, wel te verstaan, de ene in België en de andere in het buitenland is gelegen (zijn beide in België gelegen, dan bestaat er geen probleem).

Om uit te maken waar de voornaamste inrichting van een vennootschap gelegen is - ongeacht of het om een naar Belgisch recht of naar buitenlands recht opgerichte vennootschap gaat - is het van belang te bepalen waar zich de zetel van algemeen bestuur bevindt (daar waar de voornaamste directie- en beheersorganen verenigd zijn, d.w.z. de kantoren van de eigenlijke directie, van de handelsafdeling, van de centrale boekhouding, het archief, enz.), waar de algemene vergaderingen van de aandeelhouders of vennoten worden gehouden, waar uiteindelijk de hogere leiding, het maatschappelijke beheer en de algemene belangen worden waargenomen en behartigd.

Nummer 179/24

Naar analogie, bevindt zich de zetel van bestuur of beheer van vennootschappen, verenigingen, enz., die geen eigenlijke maatschappelijke zetel of voornaamste inrichting bezitten, daar van waaruit die vennootschappen, verenigingen, enz., hun werkzaamheid leiden, beheren of besturen, ongeacht of ze die werkzaamheid in België en/of in het buitenland uitoefenen.

Nummer 179/25

De beoordeling van deze voorwaarde voor belastbaarheid van een vennootschap in de Ven.B (haar "fiscale woonplaats" in België hebben) is een feitelijke kwestie.

In dit opzicht is inzonderheid het volgende gevonnist :

1° het feit dat een vennootschap, die in België naar Belgisch recht is opgericht, in het buitenland een administratieve zetel bezit en er nagenoeg al haar zaken afhandelt, volstaat niet op zichzelf om haar de hoedanigheid van Belgische vennootschap te ontnemen, daar terzake de administratieve zetel in het buitenland slechts een exploitatiezetel is, een ondergeschikt orgaan, een beheersinstrument onder toezicht van de maatschappelijke zetel - statutair in België gevestigd - waar de gewone en buitengewone algemene vergaderingen worden gehouden (Brussel, 27.12.1937 en 11.7.1938, Antwerpia III, Bull. 144, blz. 394 en Bull. 139, blz. 157);

2° de voornaamste inrichting van een vennootschap naar Kongolees recht die haar maatschappelijke zetel te Leopoldstad heeft, bevindt zich ter administratieve zetel te Brussel waar de algemene vergaderingen worden gehouden, waar de maatschappelijke winst juridisch wordt behaald (Cass., 16.12.1955, Bull. 324, blz. 168) en waar de bestuurders en de afgevaardigde bestuurders de voornaamste functies van hun mandaat uitoefenen en de eraan verbonden bezoldigingen verdienen ongeacht de plaats waar die worden geïnd (Brussel, 27.6.1963, Etablissements Michaux et Cie).

Nummer 179/26

Het feit dat een vennootschap naar buitenlands recht is opgericht, of dat de akten een zetel in het buitenland aanwijzen die feitelijk en werkelijk niet de voornaamste inrichting is, zijn bijgevolg onvoldoende om de inkomsten van die vennootschap aan de toepassing van de Ven.B te onttrekken.

Zo moet bijvoorbeeld, een naar buitenlands recht opgerichte vennootschap op aandelen die geen zetel in het buitenland heeft, maar waarvan de boekhouding en de vergaderingen in België worden gehouden en die haar exploitatiezetels in België heeft, aan de Ven.B worden onderworpen volgens de regels die van toepassing zijn op kapitaalvennootschappen.

Aan de Ven.B is in de regel eveneens onderworpen, een naar buitenlands recht opgerichte vennootschap die, na de overbrenging van haar maatschappelijke zetel naar België en een dienovereenkomstige aanpassing van haar statuten, ook in werkelijkheid de zetel van algemeen bestuur naar België overbrengt, en alhier de algemene vergaderingen van de aandeelhouders houdt en de hogere leiding, het maatschappelijke bestuur en de algemene belangen laat waarnemen en behartigen (PV nr. 28 van 17.3.1988, gesteld door Sen. de Clippele, Bull. VA nr. 2 van 19.4.1988, Senaat, buitengewone zitting 1988, blz. 1727; Bull. 676, blz. 1755).

Nummer 179/27

Als één enkele vennootschap moet eveneens worden beschouwd en als dusdanig in de regel aan de Ven.B onderworpen, een naar buitenlands recht opgerichte vennootschap met maatschappelijke zetel in het buitenland terwijl haar voornaamste inrichting of haar zetel van bestuur of beheer in België gelegen is. Worden er in de maatschappelijke zetel winsten behaald, dan moet die vennootschap op dezelfde wijze worden behandeld als een Belgische vennootschap met een inrichting in het buitenland. Iedere toekenning van dividenden door een dergelijke vennootschap brengt dus in principe het verschuldigd zijn van de RV mee.

V. CONCRETE GEVALLEN

A. VERENIGINGEN ZONDER RECHTSPERSOONLIJKHEID

Nummer 179/28

Vennootschappen, verenigingen, enz., zonder rechts-persoonlijkheid, zijn noch aan de Ven.B, noch aan de RPB onderworpen.

Wanneer die vennootschappen, verenigingen, enz., noch enige nijverheids-, handels- of landbouwonderneming exploiteren, noch zich aan een winstgevende bezigheid wijden - d.w.z. wanneer ze geen winsten of baten als bedoeld in art. 23, § 1, 1° of 2°, WIB 92, behalen - zijn de inkomsten van onroerende goederen of van roerende goederen en kapitalen die zij (zonder in rechte eigenaar ervan te zijn) voor rekening of ten voordele van hun vennoten of leden beheren, in beginsel inkomsten van die vennoten of leden en als onroerend of roerend inkomen belastbaar.

[Zie echter 317/13, wat de politieke organisaties, vakverenigingen, parochiale werken, jeugdbewegingen, verenigingen met vermaakdoeleinden, culturele verenigingen, enz.., betreft.]

Als die vennootschappen, verenigingen, enz. daarentegen enige nijverheids-, handels- of landbouwonderneming exploiteren of zich aan een winstgevende bezigheid wijden, worden de winsten of baten van die beroepswerkzaamheid - met inbegrip van de inkomsten van onroerende goederen en van roerende goederen en kapitalen die voor die onderneming worden gebruikt - aan de vennoten of leden uitgedeeld en zijn deze als zodanig te hunnen name belastbaar (zie art. 29, WIB 92) hetzij in de PB, hetzij in de Ven.B, hetzij in de BNI, naar gelang van de belasting waaraan de vennoten of leden zelf onderworpen zijn.

B. ECONOMISCHE SAMENWERKINGSVERBANDEN

Nummer 179/29

De in België ingeschreven (Europese) economische samenwerkingsverbanden (zie W 12.7.1989 houdende verscheidene maatregelen tot toepassing van de Verordening (EEG) nr. 2137/85 van de Raad van 25.7.1985 tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden - V 1997, Bull. 687 en W 17.7.1989 betreffende de economische samenwerkingsverbanden - V 1998, Bull. 687), die voor de toepassing van de inkomstenbelastingen geacht worden geen rechtspersoonlijkheid te bezitten (zie art. 29, § 2, 3° en 4°, WIB 92) zijn niet als zodanig aan de Ven.B onderworpen; het resultaat van de werkzaamheid (winst of baten) is uitsluitend belastbaar bij de leden, hetzij in de PB, hetzij in de Ven.B, hetzij in de BNI, naar gelang van de belasting waaraan de leden zelf zijn onderworpen.

Het doel van dergelijke samenwerkingsverbanden (EESV en ESV) bestaat erin de economische bedrijvigheid van de leden te vergemakkelijken of te ontwikkelen en de resultaten daarvan te verbeteren of te vergroten, maar niet het behalen van winst voor zichzelf. De bedrijvigheid van samenwerkingsverbanden moet aansluiten bij de economische bedrijvigheid van de leden en kan ten opzichte daarvan slechts een ondersteunend karakter hebben.

In een samenwerkingsverband met zetel in België worden de werkelijke opnemingen van de leden, vermeerderd met hun deel in de verdeelde of onverdeelde winst of baten of verminderd met hun deel in het verlies van het belastbare tijdperk aangemerkt als winst (art. 23, § 1, 1°, WIB 92) of als baten (art. 23, § 1, 2°, WIB 92) van die leden (zie commentaar op art. 29, WIB 92).

Het geheel van de winst of baten (of in voorkomend geval van het verlies) van samenwerkingsverbanden, wordt geacht aan de leden te zijn betaald of toegekend op de datum van de afsluiting van de jaarrekening waarop die winst of baten (of het verlies) betrekking hebben. Het gedeelte van de niet uitgekeerde winst of baten (of in voorkomend geval van het verlies van het belastbare tijdperk) dat geacht wordt aan ieder lid te zijn toegekend wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het contract of, bij gebreke daarvan, volgens het hoofdelijk aandeel, d.w.z. in gelijke delen over de leden verdeeld (zie art. 30, laatste lid, W 17.7.1989 en art. 14, laatste lid, W 12.7.1989, alsmede art. 364, WIB 92).

C. VERENIGINGEN WERKZAAM OP HET STUK VAN DE ECONOMISCHE EN SOCIALE EXPANSIE

Nummer 179/30

De VZW en andere soortgelijke rechtspersonen die geen winstoogmerk nastreven en die zich uitsluitend of hoofdzakelijk bezighouden met een werkzaamheid op het stuk van de economische en sociale expansie van o.m. een Gewest, een provincie of een andere territoriale onderverdeling, zullen in de regel onder de toepassing van de Ven.B vallen wanneer ze geacht kunnen worden een onderneming te exploiteren of zich bezig te houden met verrichtingen van winstgevende aard.

Van die regel moet nochtans worden afgeweken wanneer de twee volgende voorwaarden vervuld zijn :

1° de vereniging of andere rechtspersoon die geen winstoogmerk nastreeft vormt de verlenging of de emanatie van de openbare machten (Staat, Gemeenschappen, Gewesten, provincies, agglomeraties, federaties van gemeenten, gemeenten, enz.);

2° de openbare machten houden rechtstreeks of zijdelings de meerderheid van de maatschappelijke rechten.

Indien ze aan die voorwaarden beantwoorden, dienen de bedoelde instellingen aan de RPB te worden onderworpen zoals de zuivere of gemengde intercommunales met eenzelfde werkzaamheid.

D. VZW OPGERICHT DOOR GEMEENTE- OF PROVINCIEBESTUREN, ENZ.

Nummer 179/31

Zoals kan worden afgeleid uit wat bepaald is in fine van nr. 179/30, zijn de door de gemeentelijke, provinciale of dergelijke overheden opgerichte VZW in beginsel gelijk te stellen met intercommunales en zijn ze bijgevolg niet aan de Ven.B onderworpen.

E. VERENIGINGEN DIE HOTELS, RESTAURANTS, ENZ., UITBATEN

Nummer 179/32

Aan de Ven.B zijn onderworpen, de door sommige verenigingen en andere groeperingen opgerichte VZW die uitsluitend of hoofdzakelijk, hotels, restaurants, drankgelegenheden, schouwburgzalen en andere analoge inrichtingen exploiteren die niet worden aangewend tot één van de doeleinden beoogd in de art. 180 en 181, WIB 92, d.w.z. dat over het algemeen aan de Ven.B onderworpen zijn de inrichtingen die evenzeer voor iedereen toegankelijk zijn - ongeacht of er al dan niet bijdragen worden betaald - als de soortgelijke inrichtingen die door natuurlijke personen of door handelsvennootschappen worden geëxploiteerd.

Het is duidelijk dat aan de Ven.B onttrokken zijn verenigingen die een drankgelegenheid of een restaurant exploiteren dat volledig ondergeschikt is aan hun onbaatzuchtig en maatschappelijk doel, hier noodzakelijk mee samenhangt of bijkomstig is aan hun geprivilegieerd hoofddoel (zie eveneens commentaar op art. 182, WIB 92) .

F. VERENIGINGEN VOOR ONDERLINGE VERZEKERING

Nummer 179/33

De verenigingen voor onderlinge verzekering, opgericht overeenkomstig art. 2, W 11.6.1874, zijn in beginsel aan de RPB onderworpen wanneer deze verenigingen geen winstoogmerken hebben en geen onderneming exploiteren of zich niet bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard.

Het antwoord op de vraag of dergelijke verenigingen winstoogmerken hebben of een onderneming exploiteren of zich bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard, hangt hoofdzakelijk af van de beoordeling van de feiten en omstandigheden die eigen zijn aan ieder concreet geval en het statuut zelf van de vereniging.

Dit aspect van de zaak maakt het in de eerste plaats nodig de beginselen te vermelden die de houding van de taxatiediensten moeten bepalen ten opzichte van de in art. 2, W 11.6.1874 bedoelde verenigingen voor onderlinge verzekering.

De verenigingen voor onderlinge verzekering zijn in essentie verenigingen van personen die hun risico's in gemeenschap brengen en zich ertoe verbinden de opgelopen schade gemeenschappelijk te herstellen. Ieder vennoot draagt er de lasten van in verhouding tot de waarde en het gevaar van het risico dat hij in de gemeenschap brengt. Het deel in de lasten dat van iedere vennoot wordt gevorderd, krijgt de naam "bijdrage" (zie R. Muschaert, Commentaire de la loi du 11.6.1874).

De vereniging voor onderlinge verzekering is geen vennootschap. Ze streeft, inderdaad, geen winst na zoals dit bij de zogeheten verzekeringen "tegen vaste premie" wel het geval is. Haar basisidee is de solidariteit en het is daarom dat ze alle winstbejag weert. De onderlinge verzekering sluit dus het begrip onderneming uit (zie advies van het Openbaar Ministerie betreffende Cass. 9.1.1905, Mutuelle générale belge, Pas. 1905, blz. 75).

Krachtens art. 2, in fine, van bovenvermelde W 11.6.1874 zijn de verenigingen voor onderlinge verzekering rechtspersonen zodat ze dus in beginsel aan de RPB onderworpen zijn wanneer ze in België hun zetel van bestuur of beheer hebben.

Het is nochtans van belang voor ieder geval na te gaan of dergelijke verenigingen in feite niet buiten het kader treden van hun hoofdactiviteit, bestaande uit de eigenlijke onderlinge verzekering, omstandigheid die hen in de Ven.B belastbaar maakt.

Bijgevolg, moet de toestand van elk van die verenigingen worden beoordeeld naar haar wezenlijk karakter en de werkelijke aard van haar verrichtingen (zie ook Gent, 30.9.1993, CV Onderlinge Brandverzekering van Moorsele).

In dit verband werd gevonnist dat een vereniging voor onderlinge verzekering als een handelsbedrijf belastbaar is, wanneer ze o.m. :

1° verzekeringscontracten met vaste premies afsluit, d.w.z. wanneer noch het contract, noch de statuten in een met de bijdrage van de verzekerde evenredig restorno voorzien, in het geval dat de ontvangsten de kosten overtreffen en dit, noch bij het verstrijken van het contract, noch op het einde van ieder boekjaar (Gent, 15.2.1896, L'Industrie française, Pas. 1896, blz. 234);

2° haar bedrijvigheid niet beperkt tot verzekeringsverrichtingen voortvloeiend uit met haar leden gesloten overeenkomsten, b.v. :

- wanneer ze - rechtstreeks of onrechtstreeks - niet-leden verzekert of nog wanneer ze, door medeverzekering of herverzekering, deelneemt aan verrichtingen van andere Belgische of buitenlandse maatschappijen (Cass. 9.1.1905, Mutuelle générale belge, Pas. 1905, blz. 75); overigens is de medeverzekering in risico's van leden aangesloten bij andere maatschappijen voor de betrokken vereniging geen middel om haar eigen risico (zijnde de schade geleden door een van haar leden) te spreiden, hetgeen wel het geval is wanneer zij het risico van haar leden laat medeverzekeren door andere maatschappijen (Gent, 30.9.1993, CV Onderlinge Brandverzekering van Moorsele);

- de vereniging optreedt als zelfstandig agent van een andere verzekeringsmaatschappij, zelfs wanneer het gaat om een bijkomstige verrichting (zie voornoemd arrest van 30.9.1993).

3° een belangrijk eigen vermogen aanlegt door de vorming van reserves die niet onontbeerlijk zijn tot het dekken van de risico's van het ogenblik; in dit verband wordt opgemerkt :

- enerzijds, dat zulks het geval kan zijn wanneer het eigen vermogen van de vereniging veel hoger is dan de solvabiliteitsmarge vereist in toepassing van art. 15, W 9.7.1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen; aldus beheert de vereniging fondsen welke niet werden vergaard met het oog op het volbrengen van haar statutaire opdracht en legt zij een vermogen aan dat niet onontbeerlijk is tot het dekken van de risico's van het ogenblik (zie voornoemd arrest van 30.9.1993);

- anderzijds, dat het aanleggen van een reserve niet in strijd is met het beginsel van de solidariteit wanneer die reserve steeds aan de onderling verzekerden blijft toebehoren; dit is o.m. het geval wanneer de vereniging er niet anders mag over beschikken dan om ze als overschot van de bijdragen onder de vennoten te verdelen of nog wanneer het aanleggen van de reserve tot doel heeft de geteisterden volledig te kunnen schadeloos stellen zonder op aanvullende bijdragen beroep te moeten doen (zie voornoemd arrest van 9.1.1905 en Brussel, 16.2.1961, La Prévoyance Industrielle, Bull. 375, blz. 837); wanneer evenwel de winsten niet worden voorbehouden aan de leden, blijft de reserve niet steeds aan de onderling verzekerden toebehoren (zie voornoemd arrest van 30.9.1993).

G. GEMEENSCHAPPELIJKE VERZEKERINGSKASSEN TEGEN ARBEIDSONGEVALLEN

Nummer 179/34

Die verzekeringskassen door ondernemingshoofden opgericht krachtens art. 17, W 24.12.1903 op de vergoeding der schade voortspruitend uit arbeidsongevallen, worden slechts erkend na goedkeuring van hun statuten door de regering (art. 21, KB nr. 79 van 28.8.1904); erkende gemeenschappelijke verzekeringskassen bezitten rechtspersoonlijkheid.

Luidens art. 25, 2°, van voormeld KB moet in de statuten o.m. het doel zijn vermeld waarvoor de vereniging is opgericht. Behalve het verzekeren van risico's die het gevolg zijn van arbeidsongevallen, mag hun doel de behandeling en verpleging van slachtoffers, zomede het voorkomen van ongevallen omvatten.

Dergelijke verenigingen zijn aan de RPB onderworpen wanneer de zekerheid bestaat dat hun statuten en hun werking aan de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de vergoeding van de schade voortspruitend uit arbeidsongevallen beantwoorden. Dit moet worden geacht het geval te zijn als de vereniging bij KB is erkend.

Hetzelfde geldt voor de gemeenschappelijke verzekeringskassen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdig overlijden der bedienden.

H. VERENIGINGEN VAN ONDERLINGE BIJSTAND

Nummer 179/35

Verenigingen van onderlinge bijstand hebben voornamelijk tot doel :

1° hun deelgenoten en dezer gezinsleden tijdelijk bijstand te verlenen in geval van ziekte, verwonding, gebrekkigheid, huwelijk, bevalling of overlijden (art. 1, KB nr. 238 van 4.2.1936);

2° hun deelgenoten te vergoeden in geval van ziekte of verlies van vee, of van toevallige beschadiging van de oogst en hun het aankopen van huisraad, levensmiddelen, gereedschap, huisdieren, meststoffen en zaden te vergemakkelijken (art. 1, W 23.6.1894).

Onder die verenigingen vallen de mutualiteitsverenigingen of ziekenfondsen.

Mits hun maatschappelijke zetel in België is gelegen en ze de bepalingen van de bovenbedoelde W 23.6.1894 in acht nemen, kunnen ze bij KB als dusdanig worden erkend (art. 6); in dat geval bezitten ze rechtspersoonlijkheid (art. 7).

Voor zover niet blijkt dat hun bedrijvigheid de gestelde grenzen te buiten gaat doordat ze een onderneming exploiteren of zich bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard, zijn erkende verenigingen van onderlinge bijstand aan de RPB onderworpen.

VI. DE LANDBOUWVENNOOTSCHAP

A. VOORNAAMSTE KENMERKEN

1. Aard en oprichting

Nummer 179/36

De landbouwvennootschap (LV) opgericht overeenkomstig de W 12.7.1979 (V 1510 - Bull. 578), is een vennootschap naar burgerlijk recht die de exploitatie van een land- of tuinbouwbedrijf tot doel heeft.

De LV wordt aangegaan, hetzij uitsluitend tussen beherende vennoten, hetzij tussen één of meer beherende vennoten en één of meer stille vennoten.

Beherende vennoten verrichten lichamelijke arbeid; stille vennoten brengen kapitaal in (art. 1).

De LV heeft rechtspersoonlijkheid onder de voorwaarden en binnen de grenzen die bij deze wet worden gesteld (art. 3).

Alleen natuurlijke personen kunnen vennoot worden van de LV. Het aantal vennoten moet ten minste twee bedragen. Echtgenoten kunnen zonder medewerking van derden een LV oprichten of vennoot zijn in een dergelijke vennootschap onder voorbehoud van naleving van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (BW) betreffende de overeenkomsten tussen echtgenoten (art. 5).

Nummer 179/37

Bij de oprichting van een LV wordt vereist :

1° dat het aantal vennoten en het maatschappelijk doel aan de voorschriften van de wet beantwoorden;

2° dat de inbreng geheel en onvoorwaardelijk geschiedt;

3° dat de vennoten zich in het geheel verbonden hebben tot een inbreng van ten minste 250.000 F;

4° dat dit minimumbedrag vanaf de oprichting is volgestort;

5° dat voor het meerdere bedrag, op ieder aandeel dat een inbreng in geld vertegenwoordigt, ten minste een vijfde is gestort;

6° dat elke inbreng anders dan in geld is volgestort.

De vervulling van deze voorwaarden moet uit de akte blijken (art. 6).

De oprichting kan geschieden bij bijzondere onderhandse akte, met inachtneming van art. 1325, BW of bij authentieke akte. Evenwel is een authentieke akte vereist bij inbreng van onroerende goederen of onroerende zakelijke rechten.

In de oprichtingsakte moet melding worden gemaakt van :

1° de benaming en de zetel van de vennootschap;

2° het bedrag van de inbreng en de wijze waarop deze is samengesteld;

3° de aanvangsdatum en de duur van de vennootschap; indien niets is bepaald omtrent de duur is deze onbeperkt;

4° de identiteit van de oprichters;

5° de identiteit van de beherende vennoten;

6° de voorwaarden waaronder de beherende vennoten kunnen toetreden en uittreden en waaronder de aandelen kunnen worden overgedragen;

7° het begin en het einde van het boekjaar.

De akte wordt ondertekend door alle vennoten-oprichters die persoonlijk of bij gevolmachtigde verschijnen. Het verslag over de waardering van de inbreng in natura en een bewijs van de deponering van de inbreng in geld, waarop is gestort, worden er aangehecht (art. 9).

2. De aandelen en hun overdracht

Nummer 179/38

Het kapitaal van de LV is verdeeld in aandelen van gelijk bedrag. De aandelen zijn op naam.

Indien een aandeel aan verscheidene eigenaars toebehoort of met vruchtgebruik is bezwaard, kan de vennootschap de uitoefening van de rechten die eraan verbonden zijn, schorsen, totdat een enkele persoon is aangewezen als eigenaar ten aanzien van de vennootschap.

Indien het aandeel door de eigenaar in pand gegeven is, blijft deze zijn stemrecht uitoefenen (art. 13).

3. Beheer

Nummer 179/39

De LV wordt beheerd door de beherende vennoten niettegenstaande elke andersluidende bepaling in de statuten. De duur van hun functie is gelijk aan de duur van de vennootschap (art. 20).

4. Bezoldigingen van de beherende vennoten

Nummer 179/40

Elke beherende vennoot wordt vergoed voor zijn arbeid ten minste op basis van het minimumuurloon voor geschoolde arbeiders van dezelfde sector. De statuten bepalen de wijze waarop het aantal in aanmerking te nemen uren wordt vastgesteld.

De beherende vennoten hebben recht op deze beloning, ongeacht de aard en de omvang van de bedrijfsresultaten (art. 27).

5. Verdeling van de bedrijfsresultaten

Nummer 179/41

De verdeling van de bedrijfsresultaten geschiedt als volgt :

1° met goedkeuring van de beherende vennoten kan de algemene vergadering besluiten het batig saldo, na toewijzing van de beloning bedoeld in art. 27, geheel of gedeeltelijk te reserveren;

2° ingeval het batig saldo niet geheel wordt gereserveerd overeenkomstig het voorgaande lid, wordt het aan de aandelen toebedeeld tot beloop van ten hoogste de wettelijke interest op het gestorte kapitaal;

3° de rest wordt in voorkomend geval aan de beherende vennoten ter vergoeding van hun arbeid en aan de aandelen toebedeeld in een verhouding door de statuten te bepalen (art. 28).

B. VOORWAARDEN TOT BELASTBAARHEID IN DE VEN.B

1. Algemeen

Nummer 179/42

Alhoewel de LV op het algemene vlak rechtspersoonlijkheid bezit zodra ze is opgericht overeenkomstig de W 12.7.1979, bestaat op fiscaal gebied op die regel een uitzondering.

Uit artikel 29, § 2, 2°, WIB 92, blijkt dat, voor de toepassing van de inkomstenbelastingen, de LV in principe geacht wordt een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid te zijn, behalve indien ze voor de belastbaarheid in de Ven.B heeft gekozen. Die keuze is bovendien slechts mogelijk indien voldaan is aan bepaalde voorwaarden die werden vastgesteld in de art. 12, e.v., KB/WIB 92.

Enkel wanneer de bedoelde keuze geldig wordt uitgeoefend wordt de LV aan de Ven.B onderworpen. In de andere gevallen worden haar winsten uitsluitend belast ten name van haar vennoten.

2. Optievoorwaarden

a) Grondvoorwaarden

Nummer 179/43

Overeenkomstig art. 12, KB/WIB 92, mogen LV slechts voor de fiscale rechtspersoonlijkheid en de belastbaarheid in de Ven.B kiezen :

1° wanneer zij ten minste 3 vennoten tellen;

2° en wanneer het maatschappelijk kapitaal ten minste 1.250.000 F bedraagt.

Aan die beide voorwaarden moet voldaan zijn op de eerste dag van het eerste belastbare tijdperk waarvoor de optie wordt uitgeoefend.

Nummer 179/44

Om uit te maken of aan de tweede voorwaarde is voldaan, moet enkel worden gelet op het kapitaal, zoals het blijkt uit de vennootschapsakte. Er mag bijgevolg geen rekening worden gehouden met de niet in dit kapitaal ingelijfde al dan niet belaste reserves.

b) Vormvereisten

Nummer 179/45

Art. 13, KB/WIB 92, bepaalt dat de optie slechts geldig kan worden uitgeoefend wanneer ze is uitgedrukt in een beslissing die met eenparigheid van stemmen is genomen door de personen die vennoot waren op de eerste dag van het eerste belastbare tijdperk waarvoor de optie uitwerking moet hebben. In geval van overlijden van één van die vennoten dienen zijn rechthebbenden aan de beslissing deel te nemen.

Bovendien bepaalt art. 14, KB/WIB 92, dat een afschrift van de beslissing, op straffe van nietigheid, bij aangetekende brief aan de Insp. van het BC, aan de Hfd.cr. of aan de Leid. van het CTK van het ambtsgebied moet worden gezonden uiterlijk binnen de eerste dertig dagen van het eerste belastbare tijdperk waarvoor de optie uitwerking moet hebben.

Nummer 179/46

Het afschrift, en bijgevolg de beslissing zelf, moeten om op hun geldigheid te kunnen worden beoordeeld, o.m. volgende gegevens bevatten :

1° de juiste datum van de beslissing;

2° de volledige identiteit en het volledige adres van elke persoon (en van zijn rechthebbenden in geval van overlijden) die vennoot was op de eerste dag van het eerste belastbare tijdperk waarvoor de optie uitwerking moet hebben;

3° het belastbare tijdperk met ingang waarvan de optie uitwerking moet hebben;

4° het maatschappelijk kapitaal op de eerste dag van dat tijdperk.

Het afschrift moet worden ondertekend door alle personen die mede beslist hebben (of door hun rechthebbenden).

Nummer 179/47

Gelet op de straf van nietigheid, mag de optie voor de Ven.B in geen geval worden aanvaard wanneer het afschrift na het verstrijken van de vermelde termijn wordt ingezonden. De nietigheid moet daarentegen niet worden aangevoerd indien de bevoegde dienst het afschrift binnen de termijn doch op een andere wijze dan per aangetekende brief heeft ontvangen.

C. ONHERROEPELIJKHEID VAN DE OPTIE

Nummer 179/48

Behalve in het in 179/53 besproken geval is een geldige optie voor de Ven.B krachtens art. 15, KB/WIB 92 onherroepelijk voor een cyclus van 3 opeenvolgende belastbare tijdperken, zelfs wanneer op de eerste dag van één van de twee volgende tijdperken aan de grondvoorwaarden betreffende het aantal vennoten en het bedrag van het maatschappelijk kapitaal niet meer voldaan is.

D. AMBTSHALVE VERNIEUWING VAN DE OPTIE

1. Principe

Nummer 179/49

Bij het verstrijken van elke cyclus van 3 opeenvolgende belastbare tijdperken, wordt het optiestelsel ambtshalve hernieuwd voor een nieuwe cyclus van 3 opeenvolgende tijdperken behalve wanneer :

1° de vennoten een einde maken aan de optie;

2° aan de grondvoorwaarden niet meer voldaan is.

2. Afstand van de optie

Nummer 179/50

De beslissing die een einde maakt aan de optie moet onder dezelfde voorwaarden worden genomen als die waarbij het optierecht werd uitgeoefend, wat insluit dat ze met eenparigheid van stemmen moet worden genomen door de personen (of hun rechthebbenden) die vennoot waren op de eerste dag van het belastbare tijdperk waarvoor afstand gedaan wordt van de optie.

Ter beoordeling van haar geldigheid moet de beslissing minstens de gegevens bevatten die voorkomen in de nrs. 1°, 2° en 3° van 179/46.

Nummer 179/51

Een afschrift van de beslissing moet opnieuw worden toegezonden aan de bevoegde Insp. van het BC, Hfd.cr. of Leid. CTK en dit binnen de eerste 30 dagen van het eerste belastbare tijdperk dat volgt op de cyclus waarvoor de optie uitwerking heeft gehad.

3. Niet naleven van de grondvoorwaarden

Nummer 179/52

De optie wordt evenmin ambtshalve vernieuwd indien, op de laatste dag van het eerste belastbare tijdperk van een nieuwe cyclus, aan de voorwaarden betreffende het aantal vennoten en het bedrag van het maatschappelijk kapitaal sinds ten minste één jaar niet meer is voldaan.

4. Omzetting in een handelsvennootschap

Nummer 179/53

In geval van omzetting van een LV in een handelsvennootschap, neemt het optiestelsel ambtshalve een einde met ingang van het belastbare tijdperk waarin de akte van omzetting uitwerking heeft.

De aldus omgezette vennootschap blijft evenwel aan de Ven.B onderworpen.

E. BELASTINGREGELING VOOR LV DIE GELDIG VOOR DE BELASTBAARHEID IN DE VEN.B HEBBEN GEKOZEN

1. Ten name van de vennootschap

Nummer 179/54

Gelet op de bepalingen van art. 2, §2, 3°, b, WIB 92, moeten LV die geldig voor de heffing van de Ven.B hebben gekozen op fiscaal gebied als "kapitaalvennootschappen" worden beschouwd.

Voor het overige wordt naar de commentaar op art. 185, WIB 92, verwezen.

2. Ten name van de vennoten

Nummer 179/55

De vennoten zelf worden belast op :

1° de vaste of veranderlijke bezoldigingen, met inbegrip van tantièmes, die ze uit de vennootschap verkrijgen; deze inkomsten zijn bezoldigingen van bestuurders, als bedoeld in art. 30, 2°, WIB 92, en worden bepaald overeenkomstig art. 32, WIB 92;

2° de door de vennootschap uitgekeerde dividenden, behalve indien voor die inkomsten gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om die inkomsten niet te vermelden in de aangifte in de PB (bevrijdende RV).

Wat de vennoten niet-inwoners betreft, wordt naar de commentaar op de art. 228 en 232, WIB 92, verwezen.