Parlementaire vraag nr. 53 van mevrouw Veerle Wouters van 19.12.2011
Parlementaire vraag nr. 53 van mevrouw Veerle Wouters dd. 19.12.2011
Vragen en Antwoorden, Kamer 2011-2012, nr.50 van 23.01.2012, blz. 355
Personenbelasting
Belasting van niet-inwoners natuurlijke personen
Belastbaar bedrag van de diverse inkomsten
Belastbaar bedrag van de onderhoudsuitkering
Internationale ambtenaar
VRAAG
Periodiek betaalde onderhoudsuitkeringen worden bij de onderhoudsgerechtigde voor 80% belast aan het marginaal tarief. Onderhoudsgelden die ingevolge een gerechtelijke beslissing met terugwerkende kracht worden betaald, worden in principe belast tegen de aanslagvoet met betrekking tot het geheel van de andere belastbare inkomsten. In hoofde van de onderhoudsgerechtigde rijksinwoner wordt het deel van de belasting dat evenredig overeenstemt met de onderhoudsuitkeringen ten laste van "niet-rijksinwoners" ingevolge artikel 156, 3°, c, WIB92 met de helft verminderd.
1. Dient in artikel 156, 3°, c, WIB92 onder het begrip "niet-rijksinwoners" te worden verstaan :
a) een belastingplichtige die zijn domicilie of zijn zetel van fortuin buiten België heeft, of;
b) een belastingplichtige die niet onderworpen is aan de personenbelasting ?
2. Indien een onderhoudsplichtige in België zijn domicilie of zijn zetel van fortuin heeft, maar hij geniet ingevolge een internationale overeenkomst een fiscale immuniteit waardoor geheel of gedeeltelijk zijn inkomen niet aan de personenbelasting wordt onderworpen, dient hij te worden aangemerkt als "niet-rijksinwoner" in de betekenis van artikel 156, 3°, c, WIB92 :
a) als het gaat om buitenlands diplomatiek personeel dat de Belgische nationaliteit niet bezit;
b) als het gaat om personeel van een internationale organisatie zoals de Europese Unie of de NAVO ?
3. Is het logisch dat :
a) onderhoudsuitkeringen betaald aan een onderhoudsgerechtigde rijksinwoner door een onderhoudsplichtige niet-inwoner :
i) aftrekbaar zijn in de belasting der niet-inwoners, en;
ii) aanleiding geven tot de vermelde vermindering in hoofde van de onderhoudsgerechtigde rijksinwoner, terwijl;
b) onderhoudsuitkeringen betaald aan een onderhoudsgerechtigde rijksinwoner door een onderhoudsplichtige rijksinwoner:
i) aftrekbaar zijn in de personenbelasting, en;
ii) geen aanleiding geven tot de vermelde vermindering in hoofde van de onderhoudsgerechtigde rijksinwoner ?
4. a) Hoeveel belastingplichtigen genoten voor de aanslagjaren 2009, 2010 en 2011 van de vermindering bepaald in artikel 156, 3°, c, WIB92 ?
b) Welk bedrag aan belastingvermindering werd respectievelijk in die jaren verleend ?
5. a) Kan uw administratie achterhalen in welke landen de niet-rijksinwoners-onderhoudsplichigen gedomicilieerd zijn ?
b) Zo ja, welke landen zijn dit voornamelijk ?
6. Wordt deze belastingvermindering aangemerkt als een fiscale uitgave ?
ANTWOORD (van de heer Vanackere, Vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken)
1. en 2. De in artikel 156, 3°, c, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) vermelde niet-rijksinwoners zijn de natuurlijke personen die overeenkomstig artikel 227, 1°, WIB 92 zijn onderworpen aan de belasting van niet-inwoners, met inbegrip dus van de in artikel 4, WIB 92 vermelde personen. Krachtens de artikelen 14, 20, 21 en 22 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, worden sommige ambtenaren, personaliteiten en overige personeelsleden van de Europese Gemeenschappen (thans Europese Unie), van de Commissie van de Europese Gemeenschappen (thans Europese Unie), van het Hof van Justitie en van de Europese Investeringsbank (EIB), geacht de fiscale woonplaats in het buitenland te hebben behouden die zij aldaar op het ogenblik van hun indiensttreding bezaten. Die maatregel, doorgaans "exceptie van fiscale woonplaats" genoemd, heeft tot gevolg dat de betrokkenen als niet-rijksinwoners worden beschouwd en zij voor de toepassing van artikel 156, 3°, c, WIB 92 eveneens zijn bedoeld. Bepaalde vertegenwoordigers van de lidstaten en hogere ambtenaren van de NAVO genieten ingevolge het Verdrag nopens de Rechtspositie van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, van de nationale vertegenwoordigers bij haar organen en van haar internationale staf, dezelfde voorrechten en immuniteiten als gewoonlijk worden verleend aan het diplomatiek personeel van overeenkomstige rang, op voorwaarde dat zij niet de Belgische nationaliteit bezitten. Wanneer aan deze voorwaarde is voldaan, worden de bovenvermelde personen eveneens beschouwd als een niet-rijksinwoner. In dat geval zijn ook zij beoogd in artikel 156, 3°, c, WIB 92. De internationale ambtenaren die geen aanspraak kunnen maken op de exceptie van fiscale woonplaats en als rijksinwoner moeten worden aangemerkt, zijn dus niet bedoeld in artikel 156, 3°, c, WIB 92.
3. Iedere rijksinwoner wordt in België belast op zijn wereldwijd inkomen. Inkomsten van buitenlandse oorsprong kunnen reeds belast zijn in het buitenland. Om die dubbele belastingheffing te voorkomen heeft België ondermeer met artikel 156, WIB 92 voorzien in een vermindering van de belasting die evenredig overeenstemt met de in artikel 156, WIB 92 opgesomde inkomsten. Wat betreft de in artikel 90, 3° en 4°, WIB 92 bedoelde onderhoudsuitkeringen kan een dubbele belasting ontstaan wanneer de buitenlandse regelgeving voorziet in een bronheffing of in een belastingheffing in hoofde van de onderhoudsgerechtigde, niet-inwoner van die Staat. Het Belgische interne recht bepaalt in dat verband bijvoorbeeld dat aan de bron bedrijfsvoorheffing verschuldigd is wanneer een rijksinwoner aan een niet-rijksinwoner onderhoudstuikeringen betaalt, behoudens de door de wet en door internationale overeenkomsten bepaalde vrijstellingen. Ter zake kan worden verwezen naar het artikel 87, 4°, van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92). Wanneer daarentegen een rijksinwoner aan een andere rijksinwoner onderhoudsuitkeringen betaalt, dan is er geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd en is er evenmin een risico op dubbele belasting. In die situatie moet bijgevolg niet worden voorzien in een vermindering van de daarop betrekking hebbende verschuldigde belasting. Tot slot moet worden opgemerkt dat enkel de niet-rijksinwoners die gedurende het belastbare tijdperk in België een tehuis hebben behouden of ermee zijn gelijkgesteld en overeenkomstig artikel 305, WIB 92, een aangifte in de belasting van niet-inwoners moeten indienen, aanspraak kunnen maken op de aftrek van de aan rijksinwoners betaalde onderhoudsuitkeringen, zoals vermeld in artikel 104, 1° en 2°, WIB 92
4. De onderstaande tabel biedt, voor de aanslagjaren 2009 en 2010, een overzicht van het aantal belastingplichtigen dat onderhoudsuitkeringen heeft aangegeven die in aanmerking komen voor de vermindering bedoeld in artikel 156, eerste lid, 3°, c, WIB 92, evenals van het totaal aangegeven bedrag van deze onderhoudsuitkeringen. In elk van deze gevallen gaat het om niet-gekapitaliseerde onderhoudsuitkeringen aangegeven in de codes 1192-69 en 2192-39 van de aangifte. Rekening houdend met het feit dat deze uitkeringen slechts tot 80 procent van het betaald of toegekend bedrag in aanmerking worden genomen, zullen de bijhorende belastingverminderingen relatief gering zijn. Het is nog te vroeg om cijfers naar voren te schuiven met betrekking tot het aanslagjaar 2011, aangezien de inkohieringen voor dit aanslagjaar nog aan de gang zijn.
5. De fiscale administratie houdt geen statistieken bij met betrekking tot de woonplaats van de schuldenaars van bovenvermelde onderhoudsuitkeringen.
6. De verminderingen voor buitenlandse inkomsten, bedoeld in de artikelen 155 en 156 WIB 92, worden niet beschouwd als fiscale uitgaven (zie eveneens de inventaris 2010 van de fiscale uitgaven, die een bijlage vormt bij de Rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar 2012, Parl. St., Kamer, 2011-2012, DOC 53 1943/002).
Aangiftegegevens inzake de ontvangen (niet-gekapitaliseerde)onderhoudsuitkeringen die in aanmerking komen voor de vermindering bedoeld in artikel 156, eerste lid, 3° c) WIB 92 | |||
Aanslagjaar 2009 | Aanslagjaar 2010(*) | ||
Aantal | Bedrag | Aantal | Bedrag |
103 | 1.480 280,59 € | 97 | 1.579 912,63 € |
(*) Voorlopige cijfers.