Parlementaire vraag nr. 648 van de heer Dirk Van der Maelen van 24.11.2015
Parlementaire vraag nr. 648 van de heer Dirk Van der Maelen dd. 24.11.2015
Kamer, Vragen en Antwoorden, 2015-2016, QRVA 54/062 dd. 15.02.2016, blz. 316
De verhoogde belastingvrije som voor gehandicapte kinderen
VRAAG
In mijn vraag nr. 719 van 17 januari 2014 (omgezette mondelinge vraag nr. 21465) (Vragen en Antwoorden, Kamer, 2013-2014, nr. 149, blz. 252) had ik duidelijk verwezen naar zowel punt 1° als punt 2° van WIB92 artikel 135, maar in het antwoord wordt enkel verwezen naar punt 2° van dit artikel.
1. Is de "vermindering van zelfredzaamheid van ten minste 9 punten", zoals vermeld in punt 1° van artikel 135 WIB92, op zich onvoldoende om aanspraak te maken op de verhoogde belastingvrije som? Zo ja, aan welke voorwaarde(n) moet er dan nog voldaan worden?
2. Zijn punten 1° en 2° van artikel 135 WIB92 cumulatief of niet? Met andere woorden : doet het niet voldoen aan punt 2° van artikel 135 WIB92, punt 1° teniet en omgekeerd?
ANTWOORD
Het antwoord op beide door u gestelde vragen luidt ontkennend. Ik wil eveneens uw aandacht vestigen op het feit dat de in artikel 135, eerste lid, 1°, tweede streepje, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) vermelde vermindering van de zelfredzaamheid met ten minste 9 punten kadert in de wetgeving met betrekking tot de tegemoetkomingen aan personen met een handicap, van ten minste 21 jaar of daarmee gelijkgestelden. De in die wetgeving bedoelde vermindering van de zelfredzaamheid wordt gemeten aan de hand van de handleiding en de medisch-sociale schaal bepaald in de bijlage bij het ministerieel besluit van 30 juli 1987 tot vaststelling van de categorieën en van de handleiding voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid met het oog op het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkoming. De in het kader van die wetgeving in punten uitgedrukte vermindering van de zelfredzaamheid mag echter niet worden verward met de gevolgen van de aandoening van een kind in het kader van de wetgeving met betrekking tot de verhoogde kinderbijslag voor gehandicapte kinderen geboren na 31 december 1992. Die gevolgen worden beoordeeld op basis van drie pijlers en worden per pijler uitgedrukt in een aantal punten aan de hand van de medisch-sociale schaal die als bijlage 1 is gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 maart 2003 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies, en 63, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 88 van de programmawet (I) van 24 december 2002. Het behalen van 4 punten in de eerste van die drie pijlers stemt overeen met een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van 66 tot 79 % (zie artikel 6, § 2, 1°, van voormeld koninklijk besluit). Een kind dat in die eerste pijler ten minste 4 punten behaalt, beantwoordt dan ook aan de in artikel 135, eerste lid, 2°, WIB 92 gestelde voorwaarde. Een kind dat in die eerste pijler minder dan 4 punten behaalt, maar toch recht heeft op de verhoogde kinderbijslag voor gehandicapte kinderen omdat het ten minste 6 punten behaalt in de drie pijlers samen, beantwoordt daarentegen niet aan laatstgenoemde voorwaarde. Als datzelfde kind 9 of meer punten behaalt in de drie pijlers samen, betekent dat ook niet dat het beantwoordt aan de voorwaarde gesteld in artikel 135, eerste lid, 1°, tweede streepje, WIB 92. Het aantal punten behaald in het kader van de wetgeving inzake verhoogde kinderbijslag voor gehandicapte kinderen geboren na 31 december 1992 is immers niet te vergelijken met het aantal punten behaald in het kader van de wetgeving inzake tegemoetkomingen aan personen met een handicap.