Parlementaire vraag nr. 424 van de heer Hendrik Bogaert van 20.06.2011
Parlementaire vraag nr. 424 van de heer Hendrik Bogaert dd. 20.06.2011
Vragen en antwoorden, Kamer 2010-2011, nr. 40, blz. 28
Personenbelasting
Sociaal voordeel
Maaltijdcheque
VRAAG
Sedert 1 april 1998 ging de fiscale administratie er vanuit dat maaltijdcheques die aan een werknemer worden toegekend, vrijgestelde sociale voordelen zijn, voor zover ze beantwoorden aan dezelfde voorwaarden waaronder ze in de sociale zekerheid niet als loon worden beschouwd (en daardoor niet onderworpen worden aan socialezekerheidsbijdragen). Als aan al die voorwaarden tegelijkertijd voldaan was, werden de maaltijdcheques beschouwd als een voor de werknemer vrijgesteld sociaal voordeel. De werkgeverstussenkomst was niet aftrekbaar als beroepskost. Deze zienswijze leidde vaak tot discussie. Om deze discussie een halt toe te roepen, hebben de maaltijdcheques (net zoals sport- en cultuurcheques en ecocheques) een afzonderlijke fiscale vrijstelling gekregen. Meer bepaald in artikel 38, § 1, eerste lid, 25°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992). De vrijstellingsvoorwaarden zijn terug te vinden onder artikel 38/1, § 2, WIB 1992. Bij het opstellen van deze vrijstellingsvoorwaarden was het de bedoeling een convergentie na te streven tussen de fiscale vrijstellingsvoorwaarden en de voorwaarden die inzake sociale zekerheid gehanteerd worden. Toch stellen we enkele verschilpunten vast.
i. Administratieve formaliteit: Artikel 38/1, § 2, 3°, WIB 1992 stelt: "De maaltijdcheque wordt op naam van de werknemer of de bedrijfsleider afgeleverd.". Deze fiscale vrijstellingsvoorwaarde is strikter geformuleerd in de wetgeving dan de socialezekerheidsvoorwaarde: "Artikel 19bis, § 2, 3°, van het RSZ-Uitvoeringsbesluit van 28 november 1969: "De maaltijdcheque wordt op naam van de werknemer afgeleverd; deze voorwaarde wordt geacht te zijn vervuld als de toekenning ervan en de daarop betrekking hebbende gegevens (aantal maaltijdcheques, brutobedrag van de maaltijdcheques verminderd met het persoonlijk aandeel van de werknemer) voorkomen op de individuele rekening van de werknemer, overeenkomstig de reglementering betreffende het bijhouden van de sociale documenten. Al de maaltijdcheques toegekend zonder dat deze voorwaarde vervuld is, worden als loon beschouwd." Voor de RSZ geldt de versoepelde mogelijkheid van de individuele rekening.
1. Kunt u hier ook akkoord mee gaan?
2. Indien de maaltijdcheque niet op naam wordt afgeleverd, maar alle nodige gegevens terug te vinden zijn op de individuele rekening, is dit dan voldoende grond om de maaltijdcheque (indien uiteraard ook aan de andere voorwaarden voldaan is) als een vrijgesteld fiscaal voordeel te beschouwen?
ii. Eén maaltijdcheque per effectief gewerkte dag: Artikel 38/1, § 2, 2°, WIB 1992 stelt: "Het aantal toegekende maaltijdcheques moet gelijk zijn aan het aantal werkelijke arbeidsdagen van de werknemer of bedrijfsleider." In artikel 19bis, § 2, 2°, van het RSZ-Uitvoeringsbesluit van 28 november 1969 wordt dit als volgt verwoord: "Het aantal toegekende maaltijdcheques moet gelijk zijn aan het aantal dagen waarop de werknemer normale werkelijke arbeid, meerprestaties zonder inhaalrust, meerprestaties mits inhaalrust en andere meerprestaties mits inhaalrust verricht. Ondernemingen waarin gelijktijdig, hetzij voor prestaties van voltijdse werknemers, hetzij voor prestaties van deeltijdse werknemers, hetzij voor beide, verschillende arbeidsregelingen van toepassing zijn en die inzake meerprestaties verplicht zijn om artikel 26bis van de arbeidswet van 16 maart 1971 toe te passen, kunnen dit aantal dagen berekenen door het aantal uren normale werkelijke arbeid, meerprestaties zonder inhaalrust, meerprestaties mits inhaalrust en andere meerprestaties mits inhaalrust die de werknemer tijdens het kwartaal heeft gepresteerd, te delen door het normale aantal uren per dag van de maatpersoon. Indien deze bewerking een decimaal getal oplevert, wordt het afgerond op de hogere eenheid. Indien het aldus verkregen getal groter is dan het maximum aantal werkbare dagen van de maatpersoon in het kwartaal, wordt het tot dit laatste beperkt. Ondernemingen die deze berekeningswijze willen toepassen moeten dat vaststellen bij collectieve arbeidsovereenkomst of, voor de ondernemingen die noch een ondernemingsraad noch een comité voor preventie en bescherming op het werk noch een syndicale delegatie hebben opgericht, in het arbeidsreglement; deze collectieve arbeidsovereenkomst of dit arbeidsreglement bepaalt tevens het normale aantal uren per dag van de maatpersoon en de wijze waarop het maximum aantal werkbare dagen van de maatpersoon in het kwartaal wordt berekend."
1. Kunt u zich akkoord verklaren met dit systeem van alternatieve telling van het aantal dagen waarvoor een maaltijdcheque moet worden toegekend?
2. In haar "administratieve instructies" aan de werkgever stelt de RSZ dat wanneer een werknemer een vorming volgt in het kader van het betaald educatief verlof en deze vorming samenvalt met zijn normale werkuren, dan een maaltijdcheque verschuldigd is voor de dagen van effectief gevolgde vorming die samenvallen met deze normale werkuren. Bent u het ermee eens dat een maaltijdcheque, uitgereikt voor de dagen van effectief gevolgde vorming in het kader van educatief verlof, aan de voorwaarde "één maaltijdcheque per effectief gepresteerde dag" beantwoordt en bijgevolg, als aan alle andere voorwaarden voldaan is, als vrijgesteld fiscaal voordeel kan beschouwd worden?
ANTWOORD (van de heer Reynders, Vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen).
i. 1. Maaltijdcheques worden ingevolge artikel 38, § 1, eerste lid, 25°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) bij de verkrijger aangemerkt als vrijgestelde voordelen voor zover al de voorwaarden gesteld in artikel 38/1, WIB 92 zijn vervuld. Deze voorwaarden zijn gebaseerd op artikel 19bis, § 2 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. Artikel 38/1, § 2, 3°, WIB 92 bepaalt dat de maaltijdcheque op naam van de werknemer of bedrijfsleider moet worden afgeleverd. De bepaling dat deze voorwaarde wordt geacht te zijn vervuld als de toekenning van de maaltijdcheques en de daarop betrekking hebbende gegevens [...] voorkomen op de individuele rekening van de werknemer [...] zoals die is vervat in het artikel 19bis, § 2, 3°, van het voornoemde koninklijk besluit van 28 november 1969, werd niet expliciet opgenomen in artikel 38/1, § 2, 3°, WIB 92. Deze bepaling van de sociale wetgeving wordt evenwel ook op fiscaal vlak aanvaard.
2. Het antwoord luidt bevestigend, zie antwoord op vraag i. 1.
ii. 1. Artikel 38/1, § 2, 2°, WIB 92 bepaalt dat het aantal toegekende maaltijdcheques gelijk moet zijn aan het aantal werkelijke arbeidsdagen van de werknemer of bedrijfsleider. De bepalingen betreffende de alternatieve telling van het aantal werkelijke arbeidsdagen zoals die vervat zijn in het artikel 19bis, § 2, 2°, van het voornoemde koninklijk besluit van 28 november 1969, werden niet expliciet opgenomen in artikel 38/1, § 2, 2°, WIB 92, maar worden ook op fiscaal vlak aanvaard.
2. Het standpunt ingenomen in de administratieve instructies van de RSZ, betreffende vormingen in het kader van educatief verlof, wordt op fiscaal vlak eveneens gevolgd. Momenteel worden door mijn Administratie de nodige circulaires voorbereid om de hiervoor uiteengezette standpunten kenbaar te maken en toe te lichten.