Commentaar van art. 229, WIB 92

Art. 229, WIB 92

I. WETTEKST

229/0

II. ALGEMEEN

229/1

III. ALGEMENE DEFINITIE VAN HET BEGRIP "BELGISCHE INRICHTING"

229/2 - 10

IV. OPSOMMING VAN GEVALLEN DIE EEN BELGISCHE INRICHTING VORMEN

229/11 - 58

A. ALGEMEEN

229/11

B. CONCRETE GEVALLEN

229/12 - 58

I. WETTEKST

Nummer 229/0

Art. 229 [De tekst van art. 229, WIB 92, is van toepassing met ingang van aj. 1993.]. - § 1. Voor de toepassing van artikel 228, § 2, 3°, betekent de uitdrukking "Belgische inrichting" elke vaste inrichting met behulp waarvan de beroepswerkzaamheden van een buitenlandse onderneming geheel of gedeeltelijk in België worden uitgeoefend.

Een vaste inrichting vormt in het bijzonder :

1° een plaats waar leiding wordt gegeven;

2° een filiaal;

3° een kantoor;

4° een fabriek;

5° een werkplaats;

6° een agentuur;

7° een mijn, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen;

8° een bouw- of constructiewerk waarvan de duur een ononderbroken periode van 30 dagen overschrijdt;

9° een opslagplaats;

10° een goederenvoorraad.

§ 2. Een Belgische inrichting is eveneens de vertegenwoordiger, niet zijnde een onafhankelijke tussenhandelaar optredend in het normale kader van zijn activiteit, die in België werkzaam is voor een niet-inwoner als bedoeld in artikel 227, zelfs wanneer de vertegenwoordiger geen machtiging bezit om namens die niet-inwoner overeenkomsten te sluiten.

§ 3. Iedere vennoot of ieder lid van een burgerlijke vennootschap of een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die haar maatschappelijke zetel, haar voornaamste inrichting of haar zetel van bestuur of beheer in België heeft of die in de zin van artikel 228, § 2, 3° of 4°, in België inkomsten behaalt of verkrijgt, wordt geacht, volgens het geval, voor de toepassing van artikel 228, § 2, 3°, over een Belgische inrichting te beschikken of, voor de toepassing van artikel 228, § 2, 4°, persoonlijk in België werkzaamheden uit te oefenen.

II. ALGEMEEN

Nummer 229/1

Art. 229, WIB 92, geeft een omschrijving van het begrip "Belgische inrichting" waarvan sprake in art. 228, § 2, 3°, WIB 92.

Terzake :

- geeft art. 229, § 1, WIB 92, een algemene definitie van de uitdrukking "Belgische inrichting" en somt een aantal gevallen op die een vaste inrichting vormen (zie 229/2 tot 42);

- bepaalt art. 229, § 2, WIB 92, dat een vertegenwoordiger die in België werkzaam is voor een niet-inwoner eveneens een Belgische inrichting is (zie 229/43 tot 53);

- stelt art. 229, § 3, WIB 92, dat niet-inwonende vennoten of leden van binnenlandse of buitenlandse burgerlijke vennootschappen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, worden geacht :

  • over een Belgische inrichting te beschikken voor de toepassing van art. 228, § 2, 3°, WIB 92 (winst);
  • persoonlijk in België werkzaamheden uit te oefenen voor de toepassing van art. 228, § 2, 4°, WIB 92 (baten)

(zie 229/54 tot 58).

III. ALGEMENE DEFINITIE VAN HET BEGRIP "BELGISCHE INRICHTING"

Nummer 229/2

Art. 229, § 1, eerste lid, WIB 92, bepaalt dat onder "Belgische inrichting" waarvan sprake in art. 228, § 2, 3°, WIB 92, voor de toepassing van dat laatste artikel moet worden verstaan :" elke vaste inrichting met behulp waarvan de beroepswerkzaamheden van een buitenlandse onderneming geheel of gedeeltelijk in België worden uitgeoefend".

Uit die algemene definitie van een Belgische inrichting, welke in de praktijk in velerlei opzichten overeenstemt met de uitdrukking "vaste inrichting", neergelegd in de OESO-modellen (art. 5, § 1), blijkt dat een Belgische inrichting van een in art. 227, WIB 92, vermelde belastingplichtige door de volgende criteria is gekenmerkt :

- er moet in België enige inrichting aanwezig zijn, zoals b.v. een gebouw, machines of werktuigen;

- die inrichting moet "vast" zijn, d.w.z. op een bepaalde plaats gevestigd zijn met een zekere mate van bestendigheid;

- de onderneming moet haar werkzaamheden geheel of gedeeltelijk in, of met behulp van, die vaste inrichting uitoefenen. Dit betekent dat op één of andere wijze van de onderneming afhankelijke personen (personeel) de werkzaamheden van de onderneming in België uitoefenen.

In die definitie is enige vereiste van productiviteit of van bijdrage tot de winst niet uitdrukkelijk gesteld, omdat er stilzwijgend is van uitgegaan dat ieder onderdeel van een onderneming uiteraard tot de productiviteit van de onderneming bijdraagt.

Nummer 229/3

Een inrichting is elk lokaal, materieel of inrichting gebruikt voor de uitoefening van de werkzaamheden van de onderneming, zelfs wanneer die aanwending niet exclusief is. Een inrichting kan ook aanwezig zijn wanneer voor de werkzaamheden van de onderneming geen lokaal beschikbaar of vereist is en de onderneming slechts een bepaalde plaatsruimte tot haar beschikking heeft.

Het is voorts zonder belang of de onderneming eigenaar of huurder van de lokalen, het materieel of de inrichtingen is, of er anderszins de beschikking over heeft.

Aldus kan de inrichting bestaan in een standplaats op een markt, of in een bestendig gebruikte ruimte in een douanedepot (b.v. voor de opslag van belastbare goederen).

De inrichting kan ook in een gebouw van een andere onderneming gelegen zijn, ingeval b.v. een buitenlandse onderneming de bestendige beschikking heeft over bepaalde lokalen of gedeelten daarvan die aan de andere onderneming toebehoren.

Nummer 229/4

De inrichting moet "vast" zijn. Aldus moet de inrichting normaliter met een bepaald geografisch punt verbonden zijn. Dit betekent niet dat de uitrusting, die een inrichting vormt, materieel aan de grond moet zijn vastgemaakt; het is voldoende dat zij op een bepaalde plaats blijft staan (zie echter 229/28).

Een Belgische inrichting wordt slechts aanwezig geacht indien de inrichting een zekere mate van duurzaamheid vertoont, d.w.z. niet van louter tijdelijke aard is. Indien een vaste inrichting niet louter voor tijdelijke doeleinden is opgericht, kan zij een Belgische inrichting vormen, zelfs indien zij in feite slechts zeer korte tijd heeft bestaan wegens de bijzondere aard van de onderneming, of doordat zij wegens bijzondere omstandigheden (overlijden van de belastingplichtige, mislukking van de investering) voortijdig is opgeheven.

Indien een inrichting, die aanvankelijk als tijdelijk was bedoeld, gedurende een zodanig tijdperk gebruikt wordt dat niet meer van een tijdelijke inrichting kan worden gesproken, wordt zij een vaste inrichting en dus -met terugwerkend effect - een Belgische inrichting.

Nummer 229/5

Een vaste inrichting vormt een Belgische inrichting indien de onderneming daarin haar werkzaamheden geheel of gedeeltelijk uitoefent. Die werkzaamheden moeten niet van productieve aard zijn. Zij moeten evenmin voortdurend, in de zin van ononderbroken, zijn maar moeten wel geregeld plaatsvinden.

Nummer 229/6

Ingeval een vaste inrichting, die een buitenlandse onderneming in België heeft, aan derden lichamelijke goederen (zoals installaties, uitrusting, onroerende goederen), of onlichamelijke goederen (zoals octrooien, fabricage-procédés e.a.) verhuurt of verpacht, verleent die werkzaamheid in de regel aan de inrichting het karakter van Belgische inrichting. Dit is ook het geval indien kapitalen beschikbaar worden gesteld door bemiddeling van een vaste inrichting.

Ingeval een buitenlandse onderneming aan een Belgische onderneming installaties, uitrusting, onroerende goederen of onlichamelijke goederen verhuurt of verpacht, zonder voor deze verhuuractiviteit over een vaste inrichting in België te beschikken, vormen de installaties, de uitrusting, het onroerend goed of het onlichamelijk goed op zichzelf geen Belgische inrichting van de verhuurder, op voorwaarde dat het contract tot louter verhuring beperkt is. Dit is ook dan het geval, indien b.v. de verhuurder na de opstelling van de uitrusting het nodige personeel levert om de uitrusting te doen werken, op voorwaarde dat dit personeel slechts verantwoordelijkheid draagt voor de werking of het onderhoud van de uitrusting onder de leiding, de verantwoordelijkheid en het toezicht van de huurder.

Indien het personeel een uitgebreider verantwoordelijkheid draagt, b.v. indien het deelneemt aan de beslissingen betreffende het werk waarvoor de uitrusting wordt gebruikt, kunnen de werkzaamheden van de verhuurder de eenvoudige verhuring van uitrusting te buiten gaan en werkzaamheden van een onderneming gaan vormen. In zulk geval kan een Belgische inrichting aanwezig worden geacht indien aan de voorwaarde van vastheid voldaan is. Betreft het bouwwerken of gelijkaardige werkzaamheden, dan moet de vastheid worden bepaald met toepassing van de terzake vereiste minimumduur; in andere gevallen moeten de feitelijke omstandigheden in acht genomen worden.

De aandacht wordt er evenwel op gevestigd dat wanneer een buitenlandse immobiliënvennootschap (als zodanig aangemerkt op grond van haar maatschappelijk doel) een in België gelegen onroerend goed in eigendom heeft en zij dit goed verhuurt, dit impliceert dat die vennootschap over een Belgische inrichting beschikt (zie Brussel, 12.11.1993, Burgerlijke vastgoedvennootschap naar Monegaskisch recht RHONAN).

Nummer 229/7

De werkzaamheden van een onderneming worden hoofdzakelijk uitgeoefend door de ondernemer of door personen die tot de onderneming in een verhouding van werknemer tot werkgever staan. Het bezoldigde personeel omvat beambten en andere personen die van de onderneming instructies ontvangen (zoals bezoldigde vertegenwoordigers). De bevoegdheid welke die personen in hun betrekkingen met derden bezitten, zijn irrelevant.

Een Belgische inrichting kan niettemin ook aanwezig zijn ingeval de werkzaamheden van de onderneming hoofdzakelijk door middel van automatische uitrusting worden uitgeoefend en de werkzaamheden van het personeel ertoe beperkt zijn die uitrusting te monteren, te doen werken, te controleren en te onderhouden. Of distributieapparaten, speelautomaten e.d. een Belgische inrichting vormen, hangt ervan af of de onderneming, buiten de initiale plaatsing van die toestellen, beroepswerkzaamheden uitoefent :

- er is geen Belgische inrichting aanwezig, indien de onderneming de toestellen eenvoudig plaatst en ze vervolgens aan andere ondernemingen verhuurt;

- een Belgische inrichting kan wel aanwezig zijn indien de onderneming, die de toestellen plaatst, deze ook voor eigen rekening exploiteert en onderhoudt; dit geldt ook indien exploitatie en onderhoud plaatsvinden door bemiddeling van een van de onderneming afhankelijke vertegenwoordiger.

Nummer 229/8

Een Belgische inrichting begint te bestaan van zodra de onderneming haar werkzaamheden in een vaste inrichting in België begint uit te oefenen. Dit is het geval van zodra de onderneming in de inrichting de werkzaamheden voorbereidt waartoe de inrichting duurzaam zal worden gebezigd. Het tijdperk gedurende hetwelk de inrichting zelf door de onderneming wordt opgericht, komt niet in aanmerking op voorwaarde dat die activiteit aanmerkelijk verschilt van die waarvoor de inrichting duurzaam zal worden gebezigd.

De Belgische inrichting houdt op te bestaan met de vervreemding van de vaste inrichting of met de stopzetting van alle werkzaamheden in die inrichting, d.w.z. wanneer alle verrichtingen en maatregelen met betrekking tot de vroegere werkzaamheden van de Belgische inrichting beëindigd zijn (afhandeling van de lopende handelsverrichtingen, onderhoud en herstelling van de installaties). Een tijdelijke onderbreking van de verrichtingen kan echter niet als een sluiting beschouwd worden. Indien de vaste inrichting aan een andere onderneming wordt verhuurd, dient zij gewoonlijk nog uitsluitend voor de werkzaamheden van die onderneming en niet meer voor die van de verhuurder; in de regel houdt de Belgische inrichting van de verhuurder dan op te bestaan, behalve indien deze laatste voortgaat eigen handelsverrichtingen in de betrokken vaste inrichting uit te voeren.

Nummer 229/9

Wanneer de Belgische inrichting zich voordoet in de vorm van een materiële inrichting (materiële factor van de Belgische inrichting), zoals een kantoor, een fabriek, een werkplaats of enige andere inrichting, is niet vereist dat die inrichting een machtiging bezit om de buitenlandse onderneming te verbinden; bestaat de Belgische inrichting niet in een materiële inrichting, doch wel in de persoon van een niet-zelfstandige vertegenwoordiger (menselijke factor van de Belgische inrichting), dan is een dergelijke machtiging evenmin vereist.

Nummer 229/10

Een Belgische inrichting impliceert dat er in België een inrichting aanwezig is en dat een onderneming daarin werkzaamheden uitoefent. Bijgevolg is een kantoor van een rechtspersoon naar het publiek- of privaatrecht van een ander land die geen nijverheids- of handelsbedrijf uitoefent, m.a.w. geen onderneming is, geen Belgische inrichting.

IV. OPSOMMING VAN GEVALLEN DIE EEN BELGISCHE INRICHTING VORMEN

A. ALGEMEEN

Nummer 229/11

Art. 229, § 1, tweede lid, WIB 92, geeft een (niet-beperkende) opsomming van gevallen die een vaste inrichting vormen. Een dergelijke inrichting vormt een Belgische inrichting wanneer de buitenlandse onderneming haar beroepswerkzaamheden in België geheel of gedeeltelijk uitoefent met behulp van die vaste inrichting.

Daar het materiële inrichtingen betreft, is in de regel niet vereist dat die inrichtingen bevoegd zijn om de onderneming waarvan zij een onderdeel vormen, te verbinden. Wel moet hun karakter in beginsel worden beoordeeld in samenhang met de algemene definitie van Belgische inrichting (zie 229/2).

B. CONCRETE GEVALLEN

Plaats waar leiding wordt gegeven

Nummer 229/12

De "plaats waar leiding wordt gegeven", de "zetel van leiding", of de "zetel van werkelijk bestuur", bestaat gewoonlijk in een kantoor en vormt uit dien hoofde alleen reeds een Belgische inrichting (zie 229/14). Doch het bestaan van een materiële inrichting (materiële factor van de Belgische inrichting) is geen wezenlijk kenmerk; om als "plaats waar leiding wordt gegeven" een Belgische inrichting te vormen is het nodig, doch voldoende dat vanuit die plaats werkelijk leiding (menselijke factor van de Belgische inrichting) wordt gegeven, waardoor de onderneming wordt geacht aldaar een deel van haar werkzaamheden uit te oefenen; dit is voornamelijk het geval wanneer een bestuurder van de onderneming aldaar aanwezig is en van daaruit geregeld de werkzaamheden van de onderneming leidt, zelfs indien de onderneming zelf er geen materiële inrichting heeft.

Filiaal

Nummer 229/13

Het begrip "filiaal" (niet te verwarren met "dochtervennootschap") duidt een juridisch onzelfstandig onderdeel van een onderneming aan, met een zekere zelfstandigheid op economisch, zakelijk en administratief gebied. Uit de rechtsleer in verband met filialen van in het buitenland opgerichte vennootschappen waarvan in art. 198, Wetboek van Koophandel (Boek I, titel IX : Handelsvennootschappen), sprake is, blijkt dat een filiaal gekenmerkt is door :

- het lokaal als bestendige zetel van bedrijvigheid (materiële factor);

- en de aanwezigheid van een vertegenwoordiger met een machtiging om de vennootschap tegenover derden te verbinden (menselijke factor); van een filiaal is sprake van zodra de vennootschap een vertegenwoordiger heeft die met derden zelfstandig handelt, ongeacht of hij, alvorens een verrichting af te sluiten, zijn opdrachtgeefster moet raadplegen of haar toestemming moet bekomen.

Kantoor

Nummer 229/14

Hieronder vallen de bureaus, kantoren e.d. die niet als filialen kunnen worden beschouwd; bedoeld zijn de bureaus en de aankoop- en verkoopkantoren, alsmede kantoren voor het opnemen van bestellingen. Terzake wordt opgemerkt dat de vrijstelling van winst op verrichtingen door middel van een eenvoudige opnemer van bestellingen, waarin art. 231, § 1, 3°, WIB 92, voorziet, door het bestaan van een kantoor komt te vervallen, aangezien zulk kantoor een Belgische inrichting vormt.

Fabriek

Nummer 229/15

Een fabriek vormt uiteraard een Belgische inrichting, mits aan de vereisten van de algemene definitie voldaan is, d.w.z. indien de onderneming in de fabriek haar werkzaamheden geheel of gedeeltelijk uitoefent.

Werkplaats

Nummer 229/16

Het bepaalde in 229/15 geldt ook ten aanzien van werkplaatsen.

Agentuur

Nummer 229/17

Dat is het meest ingewikkelde begrip wegens de algemeenheid van die uitdrukking en de verscheidenheid van contracten en van handelsbetrekkingen die kunnen bestaan tussen de buitenlandse onderneming en haar Belgische "agent" of "vertegenwoordiger".

Op grond van de wetgevende werkzaamheden en van de rechtspraak der Hoven mag men nochtans zeggen dat de agent een Belgische inrichting van de buitenlandse onderneming is wanneer hij als handelaar niet zelfstandig optreedt, d.w.z. wanneer hij verrichtingen doet namens de buitenlandse onderneming (zie ook 229/43 tot 51).

Mijn, steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen

Nummer 229/18

Hieronder vallen mijnen, groeven, graverijen, bronnen en alle andere plaatsen waar op één of andere wijze natuurlijke rijkdommen worden gewonnen of geëxploiteerd. In feite worden alle vormen van winning of winstgevend maken van natuurlijke hulpbronnen beoogd.

Bouw- of constructiewerk

Algemeen

Nummer 229/19

Onder de "Belgische" inrichtingen die ontstaan uit hoofde van de uitvoering van een bouw- of constructiewerk, vallen bouw-, constructie-, montage-, sloop-, grond-, bagger- en opruimingswerken, zomede alle andere gelijkaardige werkzaamheden; die werkzaamheden kunnen betrekking hebben op gebouwen, alsmede op wegen, bruggen of kanalen, pijpleidingen e.d.

Terzake is een Belgische inrichting in beginsel aanwezig zodra de duur van het werk een ononderbroken periode van 30 dagen overschrijdt en wordt hieronder verstaan, de plaats waar buitenlandse ondernemingen voor de duur van hun werkzaamheden in België over de daartoe noodzakelijke uitrusting en materieel beschikken, zelfs bij afwezigheid van een aansprakelijke vertegenwoordiger.

Voor het bestaan van een Belgische inrichting is dus vereist dat de werkzaamheden een bepaalde minimumduur overschrijden (zie 229/24 tot 27).

Nummer 229/20

Het heeft geen belang of de onderneming als hoofd- dan wel als onderaannemer optreedt. Volgens Belgisch recht is een onderaannemer inderdaad aannemer en is zijn verhouding tot de hoofdaannemer gelijkaardig als die van de hoofdaannemer tot de bouwheer. Art. 229, § 1, tweede lid, 8°, WIB 92, doelt overigens op alle ondernemingen die een bouw- of een constructiewerk uitvoeren, zonder onderscheid te maken tussen hoofdaannemers en onderaannemers.

Nummer 229/21

De organisatie van en het toezicht over een bouw- of constructiewerk maken deel uit van het werk indien die werkzaamheden door de aannemer zelf worden uitgevoerd. Zij maken er geen deel van uit indien zij worden verricht door een andere onderneming die zelf op generlei wijze bij de uitvoering van het werk optreedt; die andere onderneming heeft dan geen Belgische inrichting uit hoofde van het bouw- of constructiewerk. In de praktijk zal het echter vaak onmogelijk blijken werkzaamheden van toezicht van enige omvang uit te voeren zonder aan de werken zelf, waarover toezicht wordt uitgeoefend, deel te nemen.

Nummer 229/22

Een onderneming wordt niet geacht een bouw- of constructiewerk uit te voeren indien werkelijk blijkt :

- dat zij slechts machines aan de aannemer verhuurt, d.w.z. dat het door haar met de aannemer gesloten contract geen aannemings- maar wel een verhuringscontract uitmaakt;

- dat zij slechts personeel uitleent aan de aannemer en dat zij zelf op generlei wijze als aannemer of onderaannemer optreedt.

Nummer 229/23

Indien een onderneming ten behoeve van door haar uitgevoerde bouw- of constructiewerken, voor haar werkzaamheden van toezicht i.v.m. door een andere onderneming uitgevoerde bouw- of constructiewerken, of voor de uitvoering van haar contracten van verhuring van machines of uitlening van personeel, over een kantoor of een andere vaste inrichting beschikt, heeft zij uit dien hoofde een Belgische inrichting.

De tijdelijke beschikking over een kantoor of een werkplaats (b.v. een loods), uitsluitend ten behoeve van een bouwwerk of constructiewerkzaamheden en voor de duur daarvan, geeft op zichzelf echter geen ontstaan aan een Belgische inrichting. Terzake gelden de voor bouw- en constructiewerken gestelde criteria (zie 229/24 tot 27).

Minimumduur

Nummer 229/24

Volgens art. 229, § 1, tweede lid, 8°, WIB 92, is voor het bestaan van een Belgische inrichting vereist dat de werkzaamheden van het bouw- of constructiewerk een bepaalde minimumduur overschrijden; die minimumduur is vastgesteld op 30 dagen.

Nummer 229/25

De duur van het werk moet worden gerekend van bij de aanvang van de voorbereidende werkzaamheden die de aannemer op de plaats van het werk uitvoert (b.v. het inrichten van een kantoor om de uitvoering van het werk te organiseren) tot op het tijdstip waarop de aannemer het bouwwerk definitief verlaat; het is zonder belang dat de werken over het einde van een kalenderjaar doorlopen.

Tijdelijke werkonderbrekingen die uiteraard aan het werk eigen zijn (b.v. door weerverlet, gebrek aan materialen enz.) mogen niet van de totale duur worden afgetrokken. Indien een aannemer b.v. de bouw van een weg heeft aangevangen op 1 februari, het werk op 12 februari heeft stopgezet wegens de weersomstandigheden of bij gebrek aan materialen, het werk heeft voortgezet op 18 februari en het beëindigd heeft op 4 maart, moet zijn bouwwerk als een Belgische inrichting worden aangemerkt, omdat tussen het begin (1 februari) en het einde (4 maart) een tijdsduur van 32 dagen is voorbijgegaan.

De strikte toepassing van het bovenstaande kan in sommige gevallen tot onredelijke situaties leiden. Daarom mag worden aanvaard dat de fiscale duur van een werk wordt bepaald zonder rekening te houden met de duur - welke die ook zijn mag - van werkonderbrekingen die het gevolg zijn van gebeurtenissen die als een geval van heirkracht kunnen worden aangemerkt of die minstens ongewoon of uitzonderlijk zijn in de sector van de beschouwde werken.

Hierna volgt een niet-beperkende lijst van gebeurtenissen die werkonderbrekingen kunnen veroorzaken welke moeten verwaarloosd worden om de fiscale duur van de werken te bepalen :

- natuurrampen (waterhozen, orkanen enz.); werkonderbrekingen daarentegen die te wijten zijn aan guur weer kunnen niet worden afgetrokken daar het klimatologische omstandigheden betreft die niet ongewoon of uitzonderlijk zijn;

- uitzonderlijke onderbrekingen in de aanvoer van materialen, grondstoffen, of energie (voorbeeld : een bouwplaats die niet meer kan worden bevoorraad met materialen ingevolge de vernietiging van de fabriek die ze vervaardigt; wel te verstaan moet, in dergelijk geval, de werkonderbreking slechts worden afgetrokken voor zover de onderneming die de bouwplaats bezit niet in staat is onmiddellijk en tegen dezelfde voorwaarden bij een andere leverancier de nodige materialen te verkrijgen; ander voorbeeld : bouwwerkzaamheden die moeten worden stilgelegd ten gevolge van waterschaarste na een periode van grote droogte in de streek);

- de door een openbare overheid bevolen sluiting van een bouwplaats;

- het plotseling optreden van een belangrijk risico, ofwel op de bouwplaats zelf, ofwel in de nabijheid ervan (gasontsnapping enz.);

- verzet van de bouwheer tegen voortzetting van de werken.

Om de duur van onderbrekingen te berekenen mogen weliswaar slechts die dagen in aanmerking worden genomen tijdens welke geen ander personeel van de onderneming (ander dan bewakingspersoneel) op de bouwplaats aanwezig was.

Indien een deel van het werk door onderaannemers wordt uitgevoerd, moet de tijd die elke onderaannemer op de plaats van het werk heeft doorgebracht, in aanmerking komen om de duur ten aanzien van de hoofdaannemer te berekenen. Elke onderaannemer heeft zelf een Belgische inrichting op de plaats van het werk indien zijn eigen werkzaamheden aldaar de vereiste minimumduur overschrijden.

Latere revisies of herstellingswerken, verrichtingen in het kader van de "dienst na verkoop", alsmede vernieuwings- of aanpassingswerken, welke op zichzelf als constructiewerkzaamheden kunnen worden aangemerkt, worden niet in aanmerking genomen voor het berekenen van de duur van de oorspronkelijke werkzaamheid (montage en inwerkingstelling van machines of uitrusting).

Nummer 229/26

Het tijdscriterium sub 229/24 moet per afzonderlijk bouw- of constructiewerk worden toegepast.

Bouw- of constructiewerken, die door een onderneming op verschillende plaatsen of in verschillende tijden worden uitgevoerd, moeten dus niet samen in aanmerking worden genomen om de tijdsduur te berekenen, indien tussen die werken geen onderlinge band bestaat.

Afzonderlijke werken moeten als een eenheid beschouwd en samen in aanmerking worden genomen, indien zij uit commercieel en geografisch oogpunt een samenhangend geheel vormen; daarbij heeft het geen belang dat de werken ingevolge verschillende overeenkomsten of voor verschillende opdrachtgevers worden uitgevoerd (b.v. werken aan een rij huizen die aan verschillende eigenaars toebehoren; werken die in het kader van een groter geheel, zoals de bouw van een fabriek, deels voor de bouwheer en deels in onderaanneming voor de hoofdaannemer worden uitgevoerd).

De aard zelf van een bouwproject kan meebrengen dat de aannemer verplicht is zijn bouwplaats voortdurend of periodiek te verplaatsen naarmate de werken vorderen, (b.v. bij de aanleg van een weg of een kanaal, bij baggerwerken in een rivier, bij de plaatsing van pijpleidingen, bij de herstelling van elektriciteitsleidingen enz.). In zulk geval heeft het geen belang dat het met de werken belaste personeel niet gedurende de hele vereiste tijdsduur op een bepaalde bouwplaats aanwezig is geweest. De verrichtingen op iedere bouwplaats maken immers deel uit van een enkel project, dat als een geheel moet worden beschouwd.

Aldus zijn als een commercieel en geografisch geheel beschouwd, werken in verschillende stations van eenzelfde metronet, waarbij o.m. is vastgesteld :

- dat de werken niet ingevolge verschillende bestellingen per station werden uitgevoerd, doch dat elke bestelling op verschillende stations betrekking had;

- dat de vorderingsstaten en facturen niet per station, doch per bestelling werden opgemaakt;

- dat werkploegen vaak van het ene naar het andere station werden overgeplaatst.

Nummer 229/27

In de praktijk mag met betrekking tot werken, die bij de regeling van de fiscale toestand van de betrokken onderneming nog niet beëindigd zijn, een Belgische inrichting reeds aanwezig worden geacht indien het zich op grond van de beschikbare gegevens laat aanzien dat die werken de minimumduur van 30 dagen zullen overschrijden. Dit doet geen afbreuk aan de eventuele aanspraken van de onderneming ingeval na de beëindiging zou blijken dat de vereiste minimumduur niet is overschreden.

Toezicht op bouw- en constructiewerken; andere werkzaamheden met een minimumduur

Nummer 229/28

Uit 229/21 blijkt dat werkzaamheden van toezicht over een bouw- of constructiewerk geen deel uitmaken van dit werk indien zij niet door de aannemer zelf maar door een andere onderneming worden verricht, die zelf op generlei wijze bij de uitvoering van het werk optreedt (dit kan b.v. het geval zijn indien de bouwheer de bouw door een aannemer laat uitvoeren en een andere onderneming, die b.v. een architectenbureau heeft, met het toezicht belast). Om te bepalen of zulke werkzaamheden een Belgische inrichting doen ontstaan, moet men zich naar de algemene definitie richten. Een Belgische inrichting is aldus niet aanwezig indien de onderneming voor de bedoelde werkzaamheden geen inrichting met een voldoende mate van vastheid (vast kantoor enz.), of geen vertegenwoordiger die een Belgische inrichting vormt bezit. Dit is inzonderheid het geval indien de toezichthoudende onderneming slechts over een tijdelijke inrichting beschikt voor de duur van het bouw- of constructiewerk, waarover zij toezicht houdt en dat zelf geen Belgische inrichting vormt doordat de vereiste minimumduur (zie 229/24) niet is bereikt.

Varia

Nummer 229/29

Indien een buitenlandse onderneming een bouwgrond bezit en een architect of aannemer ermee belast daarop gebouwen op te richten, is in beginsel geen Belgische inrichting aanwezig, tenzij o.m. zou blijken :

- dat die onderneming zelf als aannemer optreedt en dus haar werkzaamheden op die bouwgrond uitoefent;

- dat de architect of de aannemer in feite vertegenwoordigers van de betrokken onderneming zijn en als zodanig een Belgische inrichting vormen.

Opslagplaats (depot)

Nummer 229/30

Onder opslagplaats of depot, wordt een opslagplaats, pakhuis, loods, stortgelegenheid enz. bedoeld, welke een buitenlandse onderneming blijvend en uitsluitend, onder bezwarende titel of kosteloos, als eigenaar, huurder of anderszins in België tot haar beschikking heeft. Een dergelijke inrichting wordt in beginsel als een Belgische inrichting beschouwd indien zij in feite, zo niet in rechte, blijvend aan de buitenlandse onderneming toebehoort en aan zodanige beheers- of garantieregels is onderworpen dat daaruit volgt dat die onderneming er een deel van haar werkzaamheden uitoefent.

Dit is o.m. het geval :

1° indien de onderneming bestendig over een ruimte beschikt waarin zij goederen opslaat;

2° indien de onderneming over een goederenvoorraad beschikt die door een bediende of agent wordt beheerd, van waaruit zij de goederen verzendt die rechtstreeks bij haar buitenlandse zetel zijn besteld en door deze laatste worden gefactureerd; in dit geval wordt de voorraad immers voor en namens de buitenlandse onderneming beheerd.

Nummer 229/31

Hieronder valt echter niet de juridische verrichting van het depot. Aldus wordt een buitenlandse onderneming niet geacht een Belgische inrichting te bezitten indien zij :

1° in België een depot heeft in de juridische betekenis van het woord, d.w.z. indien zij haar producten aan een in België gevestigde derde toevertrouwt om ze te bewaren, te bewerken en volgens haar richtlijnen aan haar klanten te verzenden; dit is o.m. het geval met grensexpediteurs;

2° haar producten aan een Belgische commissionair toevertrouwt om ze na verkoop aan de Belgische klanten te laten leveren.

Buiten het geval van fraude wordt een Belgische inrichting ook niet aanwezig geacht wanneer een buitenlandse onderneming - zonder zelf in België over een pakhuis of een andere inrichting voor de opslag van haar goederen te beschikken - goederen in consignatie zendt (voor verkoop) aan een industrieel, een handelaar, een makelaar, commissionair of andere werkelijk onafhankelijke vertegenwoordiger, welke die goederen in zijn eigen pakhuizen voor rekening van de buitenlandse onderneming opslaat en, naar mate van zijn eigen behoeften of die van zijn eigen klanten, van die voorraad afneemt, leveringen uitvoert en in zijn eigen naam aan de klanten factureert, terwijl de buitenlandse onderneming de aldus afgenomen goederen periodiek aan hem factureert.

Goederenvoorraad

Goederenvoorraad voor opslag, uitstalling, aflevering

Nummer 229/32

Met "goederenvoorraad voor opslag, uitstalling of aflevering", wordt bedoeld het aanhouden zelf door een buitenlandse onderneming van een voorraad goederen voor opslag, uitstalling of aflevering in lokalen van een derde. De enkele omstandigheid dat zulk een voorraad goederen wordt aangehouden doet een Belgische inrichting ontstaan indien die voorraad aan de onderneming zelf toebehoort.

Het aanhouden van een goederenvoorraad geeft eveneens ontstaan aan een Belgische inrichting indien die voorraad door een niet-zelfstandige vertegenwoordiger van de onderneming beheerd wordt (zie 229/46).

Goederenvoorraad voor bewerking of verwerking

Nummer 229/33

Een voorraad goederen die aan de buitenlandse onderneming toebehoort en in België uitsluitend wordt aangehouden om door een andere onderneming te worden bewerkt of verwerkt is een Belgische inrichting.

Er is ook een Belgische inrichting aanwezig indien de goederen door de onderneming zelf worden bewerkt of verwerkt of indien de derde die de goederen van de onderneming bewerkt of verwerkt in feite als een niet-zelfstandige vertegenwoordiger van deze laatste moet worden beschouwd of een volledige cyclus van verrichtingen voor rekening van de onderneming uitvoert.

Inrichtingen voor vertoningen, circussen enz.

Nummer 229/34

Inrichtingen voor vertoningen, circussen enz. waarin organisatoren of ondernemingen (daaronder begrepen kermisreizigers) van schouwburgvoorstellingen, vermakelijkheden, spelen en andere vertoningen in België hun werkzaamheden uitoefenen, kunnen in het algemeen ongeacht hun duur als Belgische inrichtingen worden aangemerkt in het licht van de algemene definitie. Die inrichtingen kunnen bestaan in schouwburgzalen, music-halls of andere vaste lokalen, tenten, kramen, voertuigen, plaatsen of standen enz., waarover de exploitanten in eigendom, door huur of concessie of ingevolge enige andere overeenkomst (b.v. schouwburgvoorstellingen in feitelijke of tijdelijke vereniging) beschikken.

Krachtens art. 228, § 2, 8°, WIB 92, zijn de inkomsten van buitenlandse ondernemingen van schouwburgvoorstellingen, vermakelijkheden, spelen en andere vertoningen die in België hun werkzaamheden uitoefenen, belastbaar onafhankelijk van het bestaan van een Belgische inrichting, voor zover die inkomsten voortkomen van een door een podiumkunstenaar persoonlijk en als zodanig in België verrichte werkzaamheid. Zie dienaangaande 228/38 tot 47.

Inrichtingen van marktkramers, ambachtslieden e.d.

Nummer 229/35

Handelaars of ambachtslieden, die hun bedrijf of hun beroep in België op markten of kermissen uitoefenen, worden geacht een Belgische inrichting te hebben waar de door hen bezochte markten of kermissen plaatsvinden.

Onroerende goederen van een onderneming

Nummer 229/36

Inkomsten van in België gelegen onroerende goederen van een onderneming zijn belastbaar in België, onafhankelijk van het feit dat het onroerend goed al of niet een Belgische inrichting is. Een onroerend goed, waarin een onderneming een deel van haar werkzaamheden uitoefent, vormt overigens een Belgische inrichting bij uitstek en valt meestal in één van de categorieën waarvan sprake is in 229/12 tot 18.

Nummer 229/37

Een in België gelegen verhuurd onroerend goed van een buitenlandse onderneming vormt een Belgische inrichting in de zin van art. 229, § 1, eerste lid, WIB 92, indien de verhuring gepaard gaat met prestaties in België die er de uitoefening van een beroepswerkzaamheid tot gevolg hebben. Zoals wordt toegelicht in 229/6, wordt het bestaan van een Belgische inrichting aangenomen van zodra een in België gelegen onroerend goed wordt verhuurd door een buitenlandse vennootschap waarvan het maatschappelijk doel immobiliënverrichtingen behelst.

Er wordt opgemerkt dat de inkomsten uit de verhuring en vervreemding van in België gelegen onroerende goederen zelfs zonder het bestaan van een Belgische inrichting als winst worden belast ten name van ondernemingen (zie 228/23 en 24).

Landbouwondernemingen e.d.

Nummer 229/38

Terzake gelden de algemene beginselen van 229/36.

Reisbureaus en transportondernemingen

Nummer 229/39

Terzake worden o.m. geacht een Belgische inrichting te bezitten :

- buitenlandse reisbureaus die in België een kantoor hebben om het verblijf van buitenlandse toeristen te vergemakkelijken en de reizen te organiseren;

- een Franse vennootschap die de autobuslijn Rijsel-De Panne exploiteert en een plaatsbesprekingsbureau (verkoop van biljetten) aan de Belgische kust heeft (Gent, 27.5.1964, Société de contrôle et d'exploitation de transports auxiliaires, Bull. 411, blz. 1894);

- een buitenlandse spoorwegmaatschappij die in België reiskaartjes, abonnementsboekjes en rondreisbiljetten verkoopt voor reizen op het spoorwegnet van die maatschappij.

Daarentegen wordt de Duitse vennootschap die, zonder hier te lande een kantoor te hebben, restaurants exploiteert in treinen die op Belgisch grondgebied rijden, niet geacht een Belgische inrichting te hebben.

Het feit dat een buitenlandse vervoerder in België een aansprakelijke vertegenwoordiger heeft doen aannemen om eventueel verschuldigde belastingen en boeten te waarborgen, is op zich zelf niet voldoende om te kunnen besluiten dat er een Belgische inrichting aanwezig is.

Grensexpediteurs

Nummer 229/40

Voor buitenlandse grensexpediteurs, die in België een kantoor bezitten, gelden normaliter de algemene regels (zie 229/2 tot 10).

Vereniging in deelneming, tijdelijke vereniging e.d.

Nummer 229/41

Een buitenlandse onderneming, die in België zaken doet in vereniging in deelneming, in tijdelijke vereniging of in enige andere vorm van vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, moet geacht worden een Belgische inrichting te hebben indien de vereniging zelf zulk een inrichting hier te lande heeft. Die inrichting kan bestaan in de zetel van de vereniging - welke zetel wegens het gebrek aan rechtspersoonlijkheid moet worden geacht rechtstreeks aan de leden toe te behoren - of in een andere inrichting die een Belgische inrichting uitmaakt (zie ook 229/54).

In de praktijk bestaat de vereniging vaak tussen een Belgische en een buitenlandse onderneming, waarbij elke onderneming instaat voor de zaken van de vereniging op het grondgebied van het land waar die onderneming gevestigd is, en waarbij de gezamenlijke winst - of het verlies - van de verrichtingen onder de twee deelnemers verdeeld wordt. In zulk geval bezit de buitenlandse onderneming een Belgische inrichting, ofwel op de Belgische zetel van de vereniging indien zulke afzonderlijke zetel bestaat, ofwel ten zetel van de Belgische onderneming.

Een tijdelijke vereniging of een vereniging in deelneming moet ook dan geacht worden te bestaan, wanneer de zaken hier te lande worden gedreven onder de dekmantel van een zogenaamd makelaars- of commissiecontract, indien in feite wordt vastgesteld dat de nijverheids- of handelsverrichtingen tussen de twee ondernemingen verdeeld zijn, waarbij de winst en in het algemeen ook het verlies in een bepaalde verhouding worden verdeeld.

Nummer 229/42

Terzake is het volgende beslist :

- in het geval van een NV naar Nederlands recht die met een Belgische NV een overeenkomst had gesloten waardoor de Belgische vennootschap als verkoopster van het door de Nederlandse vennootschap gefabriceerde materieel werd aangesteld en waarbij de Nederlandse vennootschap deelnam in al de resultaten van de verkoop in België, ook in de verliesgevende verhandelingen, werd beslist dat die vennootschappen een vereniging in deelneming hadden opgericht en dat de zetel in België een vaste inrichting van de Nederlandse vennootschap vormde (in de zin van de thans opgeheven Belgisch-Nederlandse overeenkomst van 1933 - Brussel, 17.1.1963, NV naar Nederlands recht "Fabriek van Electrische Apparaten", voorheen F. Hazemeyer en Co, Bull. 401, blz. 2112);

- een Belgische vennootschap, die met een buitenlandse vennootschap een tijdelijke vereniging of een vereniging in deelneming aangaat, heeft een vaste inrichting ten zetel van de vereniging in het buitenland en op de plaats waar de inrichtingen voor het uitvoeren van de werkzaamheden gelegen zijn.

Niet-zelfstandige vertegenwoordigers

Algemeen

Nummer 229/43

Bepaalde categorieën personen worden als Belgische inrichting gekenmerkt wegens de aard van hun werkzaamheden, zelfs ingeval de onderneming zelf over geen materiële inrichting in België beschikt. Als Belgische inrichting worden aldus enkel personen aangemerkt die zowel uit juridisch als uit economisch oogpunt afhankelijk zijn van de onderneming voor wier rekening zij verrichtingen doen.

Hierbij moet de wezenlijke aard van de betrekkingen tussen de onderneming en de agent worden beoordeeld volgens de feitelijke omstandigheden, en niet op grond van de benaming (depot-, commissie-, consignatiecontract enz.), die de partijen aan het contract, dat hun betrekkingen regelt, hebben gegeven.

Bedoelde personen

Nummer 229/44

Overeenkomstig art. 229, § 2, WIB 92, is de vertegenwoordiger, niet zijnde een onafhankelijke tussenhandelaar optredend in het normale kader van zijn activiteit, die in België werkzaam is voor een niet-inwoner eveneens een Belgische inrichting, zelfs wanneer de vertegenwoordiger geen machtiging bezit om namens die niet-inwoner overeenkomsten te sluiten.

Niet-zelfstandige vertegenwoordigers met machtiging

Nummer 229/45

Een "Belgische inrichting" in de persoon van een niet-zelfstandige vertegenwoordiger - menselijke factor van de inrichting - wordt aanwezig geacht indien een dergelijke vertegenwoordiger in België een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht in België gewoonlijk uitoefent.

Die machtiging moet niet algemeen zijn; het is voldoende dat de vertegenwoordiger de onderneming in één of ander opzicht kan verbinden, al is het in beperkte mate. Dit is b.v. ook het geval :

- indien de vertegenwoordiger gehouden is te leveren tegen prijzen en op voorwaarden die door de onderneming, welke hij vertegenwoordigt, zijn vastgesteld, mits hij gemachtigd is om het verkoopcontract namens de onderneming te ondertekenen;

- indien de vertegenwoordiger over alle onderdelen en details van een contract mag onderhandelen en zodoende de onderneming verbindt, ook al wordt het contract door een andere persoon namens de onderneming ondertekend.

Niet-zelfstandige vertegenwoordigers zonder machtiging

Nummer 229/46

Een niet-zelfstandige vertegenwoordiger van een buitenlandse onderneming wordt - zelfs als hij geen machtiging bezit om de onderneming te verbinden - als een Belgische inrichting aangemerkt.

Dit is b.v. het geval voor een vertegenwoordiger met goederenvoorraad (zie 229/32) en voor een vertegenwoordiger die goederen verwerkt of bewerkt (zie 229/33).

Er wordt evenwel op gewezen dat krachtens art. 231, § 1, 3°, WIB 92, op voorwaarde van wederkerigheid, vrijstelling wordt verleend voor winst die door een buitenlandse onderneming in België wordt verkregen uit verrichtingen door bemiddeling van een vertegenwoordiger die hier alleen de bestellingen van de clientèle inzamelt en ze aan de onderneming doet toekomen zonder deze te verbinden (zie 230/24 tot 27).

Onafhankelijke vertegenwoordigers

Algemeen

Nummer 229/47

Krachtens art. 229, § 2, WIB 92, worden een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger op zichzelf niet als een Belgische inrichting beschouwd, op voorwaarde dat die personen in het normale kader van hun activiteit optreden.

Nummer 229/48

Zelfstandige tussenhandelaars (d.w.z. zij die in hun eigen naam, op eigen risico en zonder tussenkomst van de buitenlandse onderneming met de klanten handelen, zoals makelaars, commissionairs, grensexpediteurs enz.), vormen alhoewel zij formeel niet buiten de definitie van art. 229, § 1, eerste lid, WIB 92, vallen, normaliter geen Belgische inrichting van de buitenlandse onderneming indien zij in het normale kader van hun activiteit optreden.

Nummer 229/49

Vereist is dat de tussenhandelaar die voor rekening van de onderneming verkoopt en zich als onafhankelijke vertegenwoordiger van deze laatste aandient, in het normale kader van zijn activiteit handelt; als verrichtingen die buiten de normale uitoefening van zijn onderneming vallen en ontstaan kunnen geven aan een Belgische inrichting, kunnen o.m. vermeld worden :

1° het uitvoeren van een volledige cyclus van verrichtingen voor rekening van de onderneming (aankoop van grondstoffen, fabricage, verkoop van fabrikaten);

2° het uitvoeren van verrichtingen als omvorming, verwerking tot verkoopbare producten, afwerking voor rekening van de onderneming, met uitzondering van het eenvoudig verpakken voor verzending;

3° het zich kenbaar maken als vertegenwoordiger van de onderneming door middel van briefpapier, deurplaat, reclamedrukwerk, inschrijving in adressen- of telefoonboek enz.;

4° het werkzaam zijn onder een arbeidsovereenkomst, tegen een vaste vergoeding of onder controle (verbod producten van concurrerende ondernemingen te verkopen, strenge controle van de boekhouding, verplichting zijn bedrijvigheid volledig aan verrichtingen voor rekening van de buitenlandse onderneming te wijden enz.).

Nummer 229/50

Aldus is in een bepaald geval een Belgische inrichting aanwezig geacht in de persoon van een Belgische onderneming die zich als concessiehouder van de buitenlandse onderneming aandiende, doch in werkelijkheid als haar uitvoeringsagent optrad door, gebonden aan strenge, door de buitenlandse onderneming opgelegde regels en onder voortdurende controle van deze laatste, grondstoffen voor haar rekening aan te kopen, tot afgewerkte producten om te vormen en deze aan de clientèle te leveren en te factureren; zij debiteerde de buitenlandse onderneming voor de aankoopprijs van de grondstoffen, zomede voor de huur, het onderhoud, de verzekering en de afschrijving van het fabricagematerieel en voor een bedrag per gefactureerd en geleverd product tot dekking van de andere fabricage- en verkoopkosten en tot vergoeding van haar werkzaamheden voor de buitenlandse onderneming.

Bijzonder geval : agenten van verzekeringsondernemingen (onafhankelijk of niet)

Nummer 229/51

Indien een buitenlandse verzekeraar verzekeringscontracten sluit door bemiddeling van een Belgische makelaar - natuurlijke persoon of vennootschap - die als zijn gevolmachtigde vertegenwoordiger in België is aangesteld en bevoegd is om in zijn naam en voor zijn rekening verrichtingen uit te voeren, omvattend o.m. het aanvaarden, ondertekenen en afleveren van verzekeringscontracten, of het afleveren van door de verzekeraar ondertekende en door de makelaar in te vullen blanco polissen, bezit die verzekeraar een Belgische inrichting in de zin van art. 229, § 1, WIB 92. In dat geval is hij overeenkomstig de art. 232 of 233, WIB 92, aan de BNI onderworpen op al de door bemiddeling van die Belgische makelaar verkregen winst, ongeacht de ligging van het risico of de plaats waar de verzekerde gevestigd is.

Hetzelfde geldt indien de verzekeringscontracten worden gesloten door bemiddeling van een niet-zelfstandige agent, ongeacht zijn bevoegdheid.

In die gevallen zijn de premies niet aan de BV onderworpen (zie ook 228/25 en 26).

Verwante vennootschappen of ondernemingen

Nummer 229/52

De Belgische dochtermaatschappij van een buitenlandse vennootschap, d.w.z. de binnenlandse vennootschap waarvan het grootste gedeelte van het kapitaal aan de buitenlandse vennootschap toebehoort is in normale omstandigheden evenmin een Belgische inrichting van deze laatste. Dit vloeit voort uit het feit dat de zelfstandigheid (van de agent enz.) wordt beoordeeld van uit een commercieel oogpunt (aard van de handelsbetrekkingen, aan de Belgische agent toegewezen machten enz.) en niet van uit een financieel oogpunt (deelneming van de buitenlandse vennootschap in het kapitaal van de Belgische vennootschap).

Nummer 229/53

De hierboven bedoelde bepalingen doen echter geen afbreuk aan de andere criteria op grond waarvan een Belgische inrichting aanwezig wordt geacht. Bijgevolg kan b.v. een dochtervennootschap een Belgische inrichting van haar moedervennootschap vormen indien zij als agent van deze laatste optreedt en de moedervennootschap verbindt door in haar naam contracten af te sluiten; in zulk geval wordt de moedervennootschap geacht een Belgische inrichting te bezitten ten aanzien van die contracten. Aldus werd een Belgische dochtervennootschap van een Nederlandse NV met het akkoord van de Nederlandse administratie als een Belgische inrichting van deze laatste beschouwd; de handelsrelaties in België werden op eigen kosten door de Nederlandse NV tot stand gebracht en deze laatste droeg ook alle kosten en risico's in verband met de in België verhandelde waren; de Belgische vennootschap ontving van haar slechts een contractuele provisie.

Niet-inwonende vennoten of leden van burgerlijke vennootschappen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid

Nummer 229/54

Overeenkomstig art. 229, § 3, WIB 92, wordt iedere niet-inwonende vennoot of ieder niet-inwonend lid van een burgerlijke vennootschap of een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die :

- ofwel haar maatschappelijke zetel, haar voornaamste inrichting of haar zetel van bestuur of beheer in België heeft;

- ofwel in België inkomsten behaalt of verkrijgt in de zin van art. 228, § 2, 3° of 4°, WIB 92 (d.w.z. winst of baten),

geacht, volgens het geval,

- voor de toepassing van art. 228, § 2, 3°, WIB 92, over een Belgische inrichting (zie 229/2 tot 53) te beschikken;

- voor de toepassing van art. 228, § 2, 4°, WIB 92, persoonlijk in België werkzaamheden uit te oefenen.

Nummer 229/55

Ingevolge het principe van de fiscale transparantie zijn Belgische burgerlijke vennootschappen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, alsmede verenigingen, instellingen of lichamen zonder rechtspersoonlijkheid die niet zijn opgericht in een rechtsvorm die vergelijkbaar is met de rechtsvorm van een kapitaalvennootschap of een personenvennootschap en hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer niet in België hebben (d.w.z. andere dan in art. 227, 2°, WIB 92, bedoelde vennootschappen, verenigingen, instellingen of lichamen), niet onderworpen aan respectievelijk de Ven.B of de BNI/ven. maar de inkomsten van die vennootschappen, verenigingen enz. worden belast ten name van hun vennoten of leden.

Terzake bepaalt art. 29, § 1, WIB 92, dat de opnemingen van de vennoten of leden in burgerlijke vennootschappen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid die winst of baten verkrijgen, en hun deel in de verdeelde of onverdeelde winst of baten, als winst of baten van de vennoten of leden worden aangemerkt (zie commentaar op art. 29, WIB 92).

Nummer 229/56

Wat betreft de niet-inwonende vennoten of leden van een Belgische burgerlijke vennootschap of vereniging zonder rechtspersoonlijkheid (met maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer in België) of van een buitenlandse burgerlijke vennootschap of vereniging zonder rechtspersoonlijkheid (die niet in art. 227, 2°, WIB 92, is bedoeld), wordt onderscheid gemaakt naargelang de vennootschap of vereniging waarin zij vennoot of lid zijn winst of baten verkrijgt.

Wanneer de vennootschap of vereniging winst verwezenlijkt (voor een buitenlandse vennootschap of vereniging betreft het normaliter winst die is opgebracht door bemiddeling van een Belgische inrichting - zie 229/2 tot 53), wordt iedere niet-inwonende vennoot of ieder niet-inwonend lid van die vennootschap of vereniging geacht zelf over een Belgische inrichting te beschikken en zullen zijn opnemingen en zijn deel in de verdeelde en onverdeelde winst van de vennootschap of vereniging als winst van de vennoot of lid zelf worden aangemerkt en als zodanig worden belast in de BNI/nat.pers. of in de BNI/ven.

Wanneer de vennootschap of vereniging baten behaalt (terzake betreft het verenigingen van beoefenaars van vrije beroepen, zoals maatschappen, partnerships enz.), wordt iedere niet-inwonende vennoot of ieder niet-inwonend lid van die vennootschap of vereniging geacht zelf persoonlijk in België werkzaamheden uit te oefenen waaruit baten voortkomen. De opnemingen van de vennoot of lid en het deel in de verdeelde en onverdeelde baten van de vennootschap of vereniging worden als baten (of winst) van de vennoot of lid zelf aangemerkt en als zodanig belast in de BNI/nat.pers. (of in de BNI/ven.).

Nummer 229/57

Het geheel van de belastbare winst of baten van burgerlijke vennootschappen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid wordt vastgesteld volgens de regels die, naar het geval, van toepassing zijn voor winst van nijverheids-, handels- of landbouwondernemingen die worden geëxploiteerd door natuurlijke personen of voor baten van winstgevende bezigheden.

Met betrekking tot het vaststellen van het deel van de winst of baten dat ten name van elke vennoot of elk lid belastbaar is, wordt verwezen naar de commentaar op art. 29, WIB 92.

Nummer 229/58

Het geheel van de belastbare winst of baten van burgerlijke vennootschappen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid wordt geacht aan de vennoten of leden te zijn toegekend op de datum van de afsluiting van de jaarrekening waarop het betrekking heeft of op 31 december van het jaar bij gebreke van een boekhouding (zie terzake commentaar op art. 364, WIB 92).