Artikel 56, WIB 92

Art. 56, § 2, 2°, h, is van toepassing 10 dagen na publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad (25.05.2019) (art. 7, W 02.05.2019 - B.S. 15.05.2019; Numac: 2019012436)

§ 1. Voor de toepassing van artikel 55 wordt geen beperking toegepast voor sommen betaald door de kredietinstellingen onderworpen aan de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen evenals door de Nationale Bank van België en het Herdisconterings- en Waarborginstituut.

§ 2. Evenmin wordt enige beperking toegepast op de sommen die zijn betaald:

1° op openbaar uitgegeven obligaties en andere soortgelijke effecten van leningen;

2° aan een van de volgende instellingen:

a) kredietinstellingen naar Belgisch recht die zijn erkend overeenkomstig de voornoemde wet van 25 april 2014, kredietinstellingen die ressorteren onder een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die, overeenkomstig de voornoemde wet van 25 april 2014, gemachtigd zijn om hun activiteiten op Belgisch grondgebied uit te oefenen ofwel door de vestiging van een bijkantoor, ofwel in het kader van het vrij verrichten van diensten, en andere kredietinstellingen die ressorteren onder een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die in die hoedanigheid erkend zijn in hun Staat van oorsprong overeenkomstig de nationale bepalingen van die Staat die de Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, omzetten, en die niet actief zijn op Belgische grondgebied;

b) de Nationale Bank van België;

c) het Herdisconterings- en Waarborginstituut;

d) ondernemingen van hypothecaire leningen onderworpen aan het koninklijk besluit nr. 255 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen, zomede hypotheekondernemingen onderworpen aan de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet of ondernemingen die ressorteren onder een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die onder de toepassing vallen van een gelijkaardige wetgeving die van kracht is in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte;

e) vennootschappen die uitsluitend of hoofdzakelijk de financiering van verkopen op afbetaling ten doel hebben en die erkend zijn overeenkomstig de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, en gelijkaardige ondernemingen onderworpen aan het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die in die hoedanigheid erkend zijn in hun Staat van oorsprong overeenkomstig de nationale bepalingen van die Staat tot omzetting van de Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EG van de Raad;

f) de Europese Investeringsbank;

g) (...)

h) verzekeringsondernemingen naar Belgisch recht die erkend zijn overeenkomstig de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, verzekeringsondernemingen die ressorteren onder een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die, overeenkomstig de voornoemde wet van 13 maart 2016, gemachtigd zijn in hun activiteiten op Belgisch grondgebied uit te oefenen, ofwel door de vestiging van een bijkantoor, ofwel in het kader van het vrij verrichten van diensten, en de andere verzekeringsondernemingen die ressorteren onder een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die in die hoedanigheid erkend zijn in hun Staat van oorsprong overeenkomstig de nationale bepalingen van die Staat tot omzetting van de Europese Richtlijnen inzake erkenning van verzekeringsondernemingen, en die niet actief zijn op Belgisch grondgebied;

i) de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen die onder de wet van 2 april 1962 vallen, zomede die welke onder het Vlaams decreet van 7 mei 2004 betreffende de investeringsmaatschappijen van de Vlaamse overheid vallen;

§ 3. Paragraaf 2, 2°, is niet van toepassing op de sommen betaald aan een instelling waarmee de schuldenaar rechtstreeks of onrechtstreeks is verbonden in de zin van artikel 1:20 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen of van een gelijkaardige bepaling die van kracht is in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte.