Commentaar van art. 126, WIB 92 (bijwerking)
Bijwerking van 01.01.2010
TITEL II: PERSONENBELASTING
HOOFDSTUK II: GRONDSLAG VAN DE BELASTING
Afdeling VII: Gemeenschappelijke aanslag voor echtgenoten en wettelijke samenwonenden
Art. 126, WIB 92
Artikel 126, WIB 92
VOORWOORD
Om een rationele indeling van de te behandelen stof mogelijk te maken, worden de art. 126 en 127, WIB 92, samen besproken.
De hierna opgenomen art. 126 en 127, WIB 92, zijn de artikelen zoals ze van toepassing zijn met ingang van aj. 2005, met uitzondering van de verwijzing naar art. 90, 12°, WIB 92, opgenomen in art. 127, 2°, WIB 92, die slechts geldt vanaf aj. 2009.
I. WETTEKSTEN
Nummer 126/0
Art. 126. - § 1. In geval van huwelijk of wettelijke samenwoning wordt een gemeenschappelijke aanslag op naam van de beide echtgenoten gevestigd. Deze gemeenschappelijke aanslag belet niet dat het belastbare inkomen van elke echtgenoot afzonderlijk wordt vastgesteld.
§ 2. In de volgende gevallen is § 1 niet van toepassing:
1° voor het jaar van het huwelijk of de verklaring van wettelijke samenwoning;
2° vanaf het jaar na dat waarin de feitelijke scheiding heeft plaatsgevonden, voor zover die scheiding in het belastbare tijdperk niet ongedaan is gemaakt;
3° voor het jaar van de ontbinding van het huwelijk of van de scheiding van tafel en bed of van de beëindiging van de wettelijke samenwoning;
4° wanneer een echtgenoot beroepsinkomsten heeft van meer dan 6.700 EUR die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en die niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op zijn andere inkomsten.
Voor het jaar waarin de wettelijk samenwonenden met elkaar in het huwelijk treden, blijft § 1 echter van toepassing tenzij de verklaring van wettelijke samenwoning tijdens hetzelfde jaar is afgelegd.
In geval bedoeld in het eerste lid, 2°, worden de twee aanslagen op naam van beide echtgenoten ingekohierd.
§ 3. Voor het jaar van ontbinding van het huwelijk of de wettelijke samenwoning door overlijden, kan de overlevende echtgenoot kiezen voor een aanslag gevestigd overeenkomstig de bepalingen van § 1.
In dat geval wordt de aanslag gevestigd op naam van de overlevende en de overleden echtgenoot, vertegenwoordigd door de nalatenschap.
Wanneer beide echtgenoten zijn overleden, kan de keuze bedoeld in het eerste lid, worden gemaakt door de erfgenamen of de algemene legatarissen of begiftigden. De aanslag wordt in dat geval gevestigd op naam van de beide overleden echtgenoten, vertegenwoordigd door de nalatenschap.
§ 4. Inkomsten van kinderen worden bij de inkomsten van hun ouders gevoegd zolang de ouders het wettelijk genot daarvan hebben.
Art. 127. – Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, wordt bij de vaststelling van het totale netto-inkomen van elke belastingplichtige rekening gehouden met:
1° het deel van zijn beroepsinkomsten zoals bepaald na toepassing van de artikelen 86 tot 89;
2° de door hem behaalde of aan hem toegekende inkomsten vermeld in artikel 90, 1° tot 4, en 12°;
3° de niet in 1° en 2° vermelde inkomsten die eigen zijn op grond van het vermogensrecht;
4° 50 pct. van de totaliteit van alle andere inkomsten van beide belastingplichtigen.
II. ALGEMEEN
Nummer 126/1
De wettelijke bepalingen die de aanslag van echtgenoten en hun kinderen regelen, kunnen als volgt worden samengevat:
1° echtgenoten:
- gemeenschappelijke aanslag op naam van beide echtgenoten, maar het belastbare inkomen van elke echtgenoot wordt afzonderlijk vastgesteld (126/6 tot 126/27);
- in de bijzondere gevallen (jaar van huwelijk, ontbinding van het huwelijk, verklaring van wettelijke samenwoning, enz.) zijn speciale regels van toepassing (126/8 tot 126/70);
2° kinderen:
- inkomsten van kinderen waarvan de ouders het wettelijk genot hebben: samenvoeging van de inkomsten met die van hun ouders (126/71 tot 126/80);
- andere inkomsten: geen samenvoeging; die inkomsten zijn belastbaar op naam van het kind.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
III. HET BEGRIP "ECHTGENOTEN"
Nummer 126/2
Art. 2, § 1, 2°, WIB 92, bepaalt dat de wettelijke samenwonenden worden gelijkgesteld met gehuwden en dat een wettelijke samenwonende wordt gelijkgesteld met een echtgenoot.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/3
Daaruit volgt dat de bepalingen van het WIB 92 die gelden voor gehuwden, ook van toepassing zijn voor wettelijke samenwonenden, zelfs indien dit die bepalingen niet uitdrukkelijk voorzien. Met het begrip "echtgenoten" wordt dus zowel de gehuwden als de wettelijke samenwonenden aangegeven.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/4
Onder "wettelijke samenwoning" wordt verstaan de toestand van samenleven van twee (natuurlijke) personen die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats.
Die verklaring dient naast de handtekening van beide partijen nog een aantal andere essentiële gegevens, zoals de gemeenschappelijke woonplaats en de vermelding van de wil van beide partijen om wettelijk samen te wonen, te bevatten (cf. art. 1476, BW). Een notarieel samenlevingscontract en/of een attest van de burgemeester waarin hij bevestigt dat er een notarieel samenlevingscontract is ingediend, is niet voldoende om het statuut van wettelijke samenwonende te verkrijgen.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/5
Voor de rijksinwoners die in het buitenland een samenlevingscontract hebben afgesloten, geldt de gelijkschakeling eveneens wanneer dat samenlevingscontract aan dezelfde voorwaarden voldoet als die in het Belgische recht. Aldus moeten het "geregistreerd partnerschap" aangegaan overeenkomstig art. 80a van Boek I van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek, en het "Pacte civil de solidarité" (PACS) aangegaan overeenkomstig art. 515-1 tot 515-7-1 van Boek I van het Franse "Code civil" (Burgerlijk Wetboek), voor de toepassing van het WIB gelijkgesteld worden met de wettelijke samenwoning.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
IV. GEMEENSCHAPPELIJKE AANSLAG VOOR ECHTGENOTEN
Nummer 126/6
Uit de uitdrukkelijke bepalingen van art. 126, § 1, WIB 92, volgt dat in geval van huwelijk of wettelijke samenwoning een gemeenschappelijke aanslag op naam van beide echtgenoten wordt gevestigd.
Het heeft daarbij geen belang dat slechts één van hen werkelijk belastbare inkomsten heeft verkregen.
Bijzondere regels zijn echt van toepassing voor:
- het jaar van het huwelijk of van de verklaring van wettelijke samenwoning;
- vanaf het jaar na dat waarin de feitelijke scheiding heeft plaatsgevonden (voorzover die scheiding in het belastbare tijdperk niet ongedaan is gemaakt);
- het jaar van de ontbinding van het huwelijk of van de scheiding van tafel en bed, of van de
beëindiging van de wettelijke samenwoning;
- wanneer een echtgenoot beroepsinkomen heeft van meer dan 6.700 EUR (te indexeren bedrag – cf. commentaar op art. 178, WIB 92) die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en die niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op zijn andere inkomsten.
De regels die van toepassing zijn in die bijzondere gevallen, worden uiteengezet in 126/28 tot 126/70.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/7
De gemeenschappelijke aanslag van de echtgenoten belet niet dat het totale netto-inkomen en het belastbare inkomen van elk van hen afzonderlijk wordt vastgesteld.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/8
Het principe van de gemeenschappelijke aanslag is evenwel slechts van toepassing wanneer beide
echtgenoten aan dezelfde belasting (PB of BNI/nat.pers.) onderworpen zijn.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/9
De gemeenschappelijke aanslag is slechts van toepassing voor gehuwden en wettelijke samenwonenden. Bij gebrek aan een wettelijke bepaling ter zake is hij niet van toepassing op personen die een feitelijk gezin vormen.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
V. INKOMSTEN VAN ELK VAN DE ECHTGENOTEN BIJ EEN GEMEENSCHAPPELIJKE AANSLAG
A. ALGEMEEN
Nummer 126/10
Tot en met aj. 2004 (inkomsten van het jaar 2003) werden de andere inkomsten dan beroepsinkomsten (d.w.z. onroerende, roerende en diverse inkomsten) van echtgenoten (gehuwden) samengevoegd met de beroepsinkomsten van de echtgenoot die het meest zulke inkomsten had (art. 126, § 1, oud, WIB 92).
De W 10.8.2001 houdende hervorming van de personenbelasting heeft het belastingstelsel voor echtgenoten die gezamenlijk worden belast radicaal gewijzigd door een einde te stellen aan het principe van de samenvoeging van onroerende, roerende en diverse inkomsten met de beroepsinkomsten van de echtgenoot die het meest zulke inkomsten had.
Het nieuwe stelsel van de volledige decumul van de inkomsten van de echtgenoten (gehuwden of wettelijke samenwonenden) is van toepassing vanaf aj. 2005.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/11
Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, wordt overeenkomstig art. 127, WIB 92, bij de vaststelling van het totale netto-inkomen van elke echtgenoot rekening gehouden met:
- het deel van zijn beroepsinkomsten zoals bepaald na de toekenning van het meewerkinkomen en de toerekening van het huwelijksquotiënt (art. 86 tot 89, WIB 92);
- de door hem behaalde of aan hem toegekende diverse inkomsten vermeld in art. 90, 1° tot 4° en 12°, WIB 92 (occasionele winst of baten, prijzen, subsidies, renten en pensioenen aan geleerden, schrijvers of kunstenaars, onderhoudsuitkeringen, terugwerkend gedeelte van onderhoudsuitkeringen en aan onderzoekers betaalde persoonlijke vergoedingen uit de exploitatie van uitvindingen);
- de andere dan de hierboven beoogde inkomsten die eigen zijn op grond van het vermogensrecht;
- 50 pct. van de totaliteit van alle andere inkomsten van beide belastingplichtigen.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
B. BEROEPSINKOMSTEN
Nummer 126/12
Overeenkomstig art. 127, 1°, WIB 92, wordt er bij de vaststelling van het totale netto-inkomen van elke echtgenoot rekening gehouden met het deel van zijn beroepsinkomsten zoals bepaald na de toekenning van een meewerkinkomen aan de meewerkende echtgenoot en de toerekening van het huwelijksquotiënt.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/13
Onder beroepsinkomsten moeten worden verstaan alle in art. 23, § 1, WIB 92, vermelde inkomsten, namelijk:
- winst;
- baten;
- winst en baten van een vorige beroepswerkzaamheid;
- bezoldigingen;
- pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
C. DIVERSE INKOMSTEN VERMELD IN ART. 90, 1° TOT 4° EN 12°, WIB 92
Nummer 126/14
Het betreft occasionele winst of baten, prijzen, subsidies, renten en pensioenen toegekend aan geleerden, schrijvers of kunstenaars, onderhoudsuitkeringen, terugwerkend gedeelte van onderhoudsuitkeringen en aan onderzoekers betaalde persoonlijke vergoedingen uit de exploitatie van uitvindingen.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/15
Krachtens art. 127, 2°, WIB 92, zijn die inkomsten belastbaar bij de echtgenoot die ze heeft behaald of aan wie ze zijn toegekend.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
D. ANDERE INKOMSTEN DAN BEROEPSINKOMSTEN EN DAN DIVERSE INKOMSTEN VERMELD IN ART. 90, 1° TOT 4° EN 12°, WIB 92
1. Beoogde inkomsten
Nummer 126/16
Worden hier beoogd, de onroerende inkomsten, de roerende inkomsten en de in art. 90, 5° tot 11°, WIB 92, vermelde diverse inkomsten van de belastingplichtigen zelf, alsook de inkomsten van de kinderen waarvan de ouders het wettelijke genot hebben.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
2. Onroerende inkomsten, roerende inkomsten en in art. 90, 5° tot 11°, WIB 92, vermelde diverse inkomsten
a) Algemeen principe
Nummer 126/17
Wanneer die inkomsten in het eigen vermogen van één van de echtgenoten vallen – wat steeds het geval zal zijn voor wettelijke samenwonenden en voor personen die gehuwd zijn in het stelsel van scheiding van goederen – zijn die inkomsten belastbaar bij die echtgenoot (cf. art. 127, 3°, WIB 92).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/18
Wanneer die inkomsten in het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten vallen, is de helft ervan belastbaar bij elke echtgenoot (cf. art. 127, 4°, WIB 92).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/19
Voor meer details betreffende de vermogens van de echtgenoten wordt verwezen naar de commentaar op art. 2, § 1, 2°, WIB 92.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
b) Bijzonder geval: inkomsten uit auteursrechten
Nummer 126/20
Voor het bepalen van het bedrag van de inkomsten uit auteursrechten waarvan sprake in art. 17, § 1, 5°, WIB 92, dat moet worden aangegeven door elk van de echtgenoten die gehuwd zijn onder het wettelijk stelsel, moet als volgt worden gehandeld:
- vaststelling van het nettobedrag van de auteursrechten die belastbaar zijn als roerend inkomen, voor elk van de echtgenoten afzonderlijk;
- verdeling (elk de helft) tussen de echtgenoten, van het gedeelte van het nettobedrag dat deel uitmaakt van het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten (de verdeling van het nettoberoepsinkomen tussen echtgenoten is geregeld in art. 127, 1°, WIB 92 – zie 126/12).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
3. Inkomsten van de kinderen waarvan de ouders het wettelijk genot hebben
a) Principe
Nummer 126/21
Overeenkomstig art. 126, § 4, WIB 92, worden de inkomsten van de kinderen bij de inkomsten van hun ouders gevoegd zolang de ouders daarvan het wettelijk genot hebben (126/71 tot 126/80).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
b) Beide echtgenoten hebben het wettelijk genot van de inkomsten
Nummer 126/22
Wanneer beide echtgenoten samen het wettelijk genot van de inkomsten hebben, wat meestal het geval zal zijn wanneer het de vader en de moeder van de kinderen betreft, zijn die inkomsten voor de helft belastbaar bij elke echtgenoot.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
c) Niet allebei de echtgenoten hebben het wettelijk genot van de inkomsten
Nummer 126/23
Wanneer slechts één van de echtgenoten het genot heeft van hetzij de helft, hetzij het geheel van de inkomsten (bijvoorbeeld wanneer één van de ouders hertrouwt na een echtscheiding of na het overlijden van de andere ouder), moet er onderscheid worden gemaakt naargelang de inkomsten deel uitmaken van het eigen vermogen of van het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten (zie ter zake commentaar op art. 2, § 1, 2°, WIB 92).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/24
Wanneer die inkomsten in het eigen vermogen van één van de echtgenoten vallen – wat altijd het geval zal zijn voor wettelijke samenwonenden en personen die gehuwd zijn onder het stelsel van scheiding van goederen – zijn de inkomsten belastbaar bij de echtgenoot die het wettelijk genot van de inkomsten heeft (cf. art. 127, 3°, WIB 92).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/25
Wanneer die inkomsten in het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten vallen, zijn zij voor de helft belastbaar bij elke echtgenoot (cf. art. 127, 4°, WIB 92).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
4. Indiciair inkomen van onbepaalde oorsprong
Nummer 126/26
Uit art. 127, 4°, WIB 92, volgt dat het indiciair inkomen van onbepaalde oorsprong gelijk verdeeld moet worden over beide echtgenoten (PV n° 47, 11.1.2008, Volksv. Devlies).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
E. TABEL DIE VOOR BEPAALDE INKOMSTEN AANGEEFT BIJ WELKE ECHTGENOOT DIE INKOMSTEN BELASTBAAR ZIJN WANNEER EEN GEMEENSCHAPPELIJKE AANSLAG WORDT GEVESTIGD
Nummer 126/27
Personen gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen en wettelijke samenwonenden | Personen gehuwd onder het wettelijk stelsel | |
Beroepsinkomsten (art. 23, § 1, WIB 92) | Elke echtgenoot is belastbaar op het deel van zijn beroepsinkomsten zoals bepaald na toekenning van een meewerkinkomen aan de meewerkende echtgenoot en de toerekening van het huwelijksquotiënt | Elke echtgenoot is belastbaar op het deel van zijn beroepsinkomsten zoals bepaald na toekenning van een meewerkinkomen aan de meewerkende echtgenoot en de toerekening van het huwelijksquotiënt |
Onroerende inkomsten (art. 7, WIB 92) | Belastbaar bij de eigenaar van het goed | Belastbaar voor de helft bij elke echtgenoot |
Inkomsten van roerende goederen en kapitalen (art. 17, WIB 92) | Belastbaar bij de eigenaar van de goederen en kapitalen | Belastbaar voor de helft bij elke echtgenoot, behalve indien de inkomsten een toebehoren van eigen roerende goederen of kapitalen uitmaken, in welk geval zij belastbaar zijn bij de eigenaar van die goederen of kapitalen (bv.: terugbetalingspremies) |
Diverse inkomsten van roerende aard (art. 90, 5° tot 7° en 11°, WIB 92) | Belastbaar bij de eigenaar van de kapitalen of bij degene die de in art. 90, 5° en 7°, WIB 92, bedoelde onderverhuring, overdracht, concessie of verhuring verricht heeft | Belastbaar voor de helft bij elke echtgenoot, behalve indien de inkomsten een toebehoren van eigen roerende goederen of kapitalen uitmaken, in welk geval zij belastbaar zijn bij de eigenaar van die goederen of kapitalen (bv.: loten van effecten van leningen) |
Occasionele winst en baten (art. 90, 1°, WIB 92) | Belastbaar bij degene die ze heeft behaald | Belastbaar bij degene die ze heeft behaald |
Prijzen, subsidies, renten of pensioenen aan geleerden, schrijvers of kunstenaars (art. 90, 2°, WIB 92) | Belastbaar bij degene aan wie ze zijn toegekend | Belastbaar bij degene aan wie ze zijn toegekend |
Onderhoudsuitkeringen en aanvullende onderhoudsuitkeringen (art. 90, 3° en 4°, WIB 92) | Belastbaar bij degene aan wie ze zijn toegekend, de onderhoudsuitkeringen die aan beide echtgenoten zin toegekend, zijn voor de helft belastbaar bij elk van hen | Belastbaar bij degene aan wie ze zijn toegekend, de onderhoudsuitkeringen die aan beide echtgenoten zin toegekend, zijn voor de helft belastbaar bij elk van hen |
Meerwaarden op ongebouwde onroerende goederen (art. 90, 8°, WIB 92) | Belastbaar bij de eigenaars van de ongebouwde onroerende goederen | Belastbaar bij de eigenaars van de ongebouwde onroerende goederen, belastbaar voor de helft bij elke echtgenoot indien de goederen deel uitmaken van het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten |
Meerwaarden op aandelen (art. 90, 9°, WIB 92) | Belastbaar bij de eigenaars van de aandelen | Belastbaar bij de eigenaars van de aandelen, belastbaar voor de helft bij elke echtgenoot indien de aandelen deel uitmaken van het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten |
Meerwaarden op gebouwde onroerende goederen (art. 90, 10°, WIB 92) | Belastbaar bij de eigenaars van de gebouwde onroerende goederen | Belastbaar bij de eigenaars van de gebouwde onroerende goederen, belastbaar voor de helft bij elke echtgenoot indien de goederen deel uitmaken van het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten |
Aan onderzoekers betaalde persoonlijke vergoedingen uit de exploitatie van uitvindingen (art. 90, 12°, WIB 92) | Belastbaar bij degene aan wie ze zijn toegekend | Belastbaar bij degene aan wie ze zijn toegekend |
Inkomsten van de kinderen waarvan beide echtgenoten het wettelijk genot hebben | Belastbaar voor de helft bij elke echtgenoot | Belastbaar voor de helft bij elke echtgenoot |
Inkomsten van de kinderen waarvan één van de echtgenoten het wettelijk genot heeft | Belastbaar bij de echtgenoot die het wettelijk genot van de inkomsten heeft | Belastbaar voor de helft bij elke echtgenoot |
Indiciair inkomen van onbepaalde oorsprong (art. 341, eerste lid, WIB 92) | Belastbaar voor de helft bij elke echtgenoot | Belastbaar voor de helft bij elke echtgenoot |
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingdatum : W 22.12.2009
VI. AFWIJKINGEN OP HET PRINCIPE VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE AANSLAG VOOR ECHTGENOTEN
A. INLEIDING
Nummer 126/28
De wetgever heeft een aantal afwijkingen ingevoerd op het principe van de gemeenschappelijke aanslag voor echtgenoten.
Overeenkomstig art. 126, § 2, eerste lid, WIB 92, worden er individuele aanslagen gevestigd:
- voor het jaar van het huwelijk (zie evenwel 126/29) of van de verklaring van wettelijke samenwoning;
- vanaf het jaar na dat waarin de feitelijke scheiding van beide echtgenoten of beide wettelijke samenwonenden heeft plaatsgevonden, voorzover die scheiding in het belastbare tijdperk niet ongedaan is gemaakt;
- voor het jaar van de ontbinding van het huwelijk (zie evenwel 126/30) of van de beëindiging van de wettelijke samenwoning (zie evenwel 126/29 en 30);
- voor het jaar van scheiding van tafel en bed (en voor de volgende jaren zolang er geen "verzoening" is ingetreden tussen de echtgenoten);
- wanneer een echtgenoot beroepsinkomsten heeft van meer dan 6.700 EUR (te indexeren bedrag) die bij overeenkomst zijn vrijgesteld zonder progressievoorbehoud ("internationaal ambtenaar").
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/29
Het principe van de gemeenschappelijke aanslag voor echtgenoten blijft evenwel van toepassing voor het jaar waarin de wettelijk samenwonenden met elkaar in het huwelijk treden, tenzij de verklaring van wettelijke samenwoning tijdens hetzelfde jaar is afgelegd.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/30
Voor het jaar van de ontbinding van het huwelijk of van de wettelijke samenwoning door overlijden, kan de overlevende echtgenoot kiezen voor een gemeenschappelijke aanslag. Wanneer beide echtgenoten overleden zijn, berust die keuze bij de erfgenamen of de algemeen legatarissen of begiftigden van de laatst overleden echtgenoot (126/41 tot 126/46).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/31
Echtgenoten die voor een bepaald aanslagjaar afzonderlijk worden belast, kunnen in geen geval aanspraak hebben op de toepassing van bepalingen die voorbehouden zijn aan echtgenoten voor wie een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd. Hieruit volgt inzonderheid dat het wettelijk onmogelijk is aan de andere echtgenoot een gedeelte van de winst of van de baten in de zin van art. 86, WIB 92, toe te kennen of een huwelijksquotiënt (art. 87 en 88, WIB 92) toe te rekenen.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
B. JAAR VAN HET HUWELIJK OF VAN DE VERKLARING VAN DE WETTELIJKE SAMENWONING
Nummer 126/32
Art. 126, § 2, eerste lid, WIB 92, bepaalt dat de algemene regel van een gemeenschappelijke aanslag voor echtgenoten niet van toepassing is voor het jaar van het huwelijk of van de verklaring van de wettelijke samenwoning. Daaruit volgt dat voor dat jaar de echtgenoten afzonderlijk belast worden.
Indien echter twee wettelijke samenwonenden met elkaar in het huwelijk treden, blijven de regels van de gemeenschappelijke aanslag (126/6 tot 27) van toepassing voor het jaar van het huwelijk, tenzij de verklaring van wettelijke samenwoning en het huwelijk tijdens hetzelfde kalenderjaar vallen. In dit laatste geval is voor dat jaar het stelsel van de individuele aanslag van toepassing.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/33
Onder "wettelijke samenwoning" wordt verstaan de toestand van samenleven van twee (natuurlijke) personen die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats (126/4 en 5).
Onder "jaar van de verklaring van de wettelijke samenwoning" wordt verstaan het jaar van de verklaring zelf (en niet het jaar waarin de verklaring werd overgeschreven), voor zover die verklaring werd ingeschreven in het bevolkingsregister.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
C. JAAR VAN DE ECHTSCHEIDING, VAN DE BEEINDIGING VAN DE WETTELIJKE SAMENWONING GELIJKGESTELD MET DE ECHTSCHEIDING OF VAN DE SCHEIDING VAN TAFEL EN BED
Nummer 126/34
Voor het jaar van de echtscheiding, van de beëindiging van de wettelijke samenwoning gelijkgesteld met de echtscheiding (d.w.z. de beëindiging van de wettelijke samenwoning voor een andere reden dan het overlijden van één van de echtgenoten of het huwelijk van twee wettelijke samenwonenden) of van de scheiding van tafel en bed (en voor de volgende jaren zolang er geen "verzoening" is ingetreden tussen de echtgenoten), moeten de inkomsten van de echtgenoten in een afzonderlijke aanslag worden opgenomen.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/35
Tot aj. 2004 werd onder datum van echtscheiding verstaan, de datum van de uitspraak van het vonnis tot echtscheiding, voorzover het vonnis binnen de wettelijke gestelde termijn was overgeschreven.
In een vonnis van 2.6.2003 heeft de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen evenwel geoordeeld dat, vermits de belastingdienst een derde is ten opzichte van de echtscheiding van de betrokken belastingplichtigen, de ontbinding van het huwelijk tegenover de belastingdienst slechts rechtsgevolgen kan hebben vanaf de overschrijvingsdatum van de echtscheiding (cf. art. 1278 en 1304, BW).
Het standpunt van de voormelde rechtbank is door de administratie bijgetreden. Daaruit vloeit voort dat vanaf aj. 2005 de datum die in geval van echtscheiding in aanmerking moet worden genomen om te bepalen of er een gemeenschappelijke aanslag op naam van de beide echtgenoten, dan wel een individuele aanslag op naam van elke echtgenoot moet worden gevestigd, voortaan de datum is van de overschrijving van de echtscheiding in de bevolkingsregisters (en niet meer de datum van de uitspraak van het vonnis).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/36
De scheiding van tafel en bed, die een hybride toestand is tussen de feitelijke scheiding en de echtscheiding, wordt geregeld door de art. 308, 311 en 311bis, BW. De vordering tot scheiding van tafel en bed wordt behandeld en gevonnist in dezelfde vormen als de vordering tot echtscheiding (cf. art. 1305, GW). Deze procedure wordt veel gebruikt door gehuwden van wie de echtscheiding geweigerd werd en is thans nogal zeldzaam in België.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/37
Vanaf aj. 2005, is de datum van de scheiding van tafel en bed die in aanmerking wordt genomen om te bepalen of er een gemeenschappelijke aanslag op naam van de beide echtgenoten gevestigd moet worden of een afzonderlijke aanslag op naam van elke echtgenoot, de datum van de overschrijving van de scheiding van tafel en bed in de bevolkingsregisters (en niet meer de datum die vermeld wordt in het vonnis).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/38
Voor het jaar van scheiding van tafel en bed en voor de volgende jaren, zolang er geen "verzoening" is ingetreden tussen de echtgenoten, worden de inkomsten van de echtgenoten in een afzonderlijke aanslag opgenomen.
Het begrip "verzoening" moet vanzelfsprekend niet vanuit een morele of psychologische invalshoek worden benaderd maar moet, strikt juridisch, worden verstaan als zijnde de gebeurtenis die een einde maakt aan de scheiding (Rechtbank van eerste aanleg, Namen, 13.4.2005).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
D. JAAR VAN DE ONTBINDING VAN HET HUWELIJK OF VAN DE WETTELIJKE SAMENWONING DOOR OVERLIJDEN
1. Inleiding
Nummer 126/39
Tot en met aj. 2001 werden, voor het jaar van het overlijden van één van de echtgenoten, de overlevende echtgenoot en de nalatenschap van de overleden echtgenoot, afzonderlijk belast. Bijgevolg kon geen huwelijksquotiënt meer toegekend worden.
In een eerste fase werd getracht het verlies van de toepassing van het huwelijksquotiënt enigszins te milderen door een toeslag op de belastingvrije som te verlenen, indien de bestaansmiddelen van één van de echtgenoten een bepaald bedrag niet overschreden.
Die verhoging van de belastingvrije som compenseerde evenwel niet steeds het wegvallen van het huwelijksquotiënt. Zij werd vervangen door een nieuwe toeslag op de belastingvrije som, ongeacht het bedrag van de nettobestaansmiddelen.
Die toeslag was gelijk aan het positieve verschil tussen enerzijds, 235.000 BEF (5.830 EUR) en anderzijds, het nettoberoepsinkomen van de andere echtgenoot.
Gelet op de talrijke problemen die zich hebben voorgedaan bij de toepassing van die regel, heeft de wetgever voor het jaar van overlijden een keuzemogelijkheid ingevoerd.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
2. Keuzestelsel
Nummer 126/40
Sinds aj. 2002 kan er voor het jaar van overlijden van één van de echtgenoten geopteerd worden voor een gemeenschappelijke aanslag op naam van beide echtgenoten.
Die keuze ligt bij de overlevende echtgenoot. Indien beide echtgenoten tijdens hetzelfde jaar overlijden, berust de keuze bij de erfgenamen, algemene legatarissen of begiftigden van de laatst overleden echtgenoot, d.w.z. bij de personen die wettelijk verplicht zijn om de aangifte van de laatst overleden echtgenoot in te dienen (Kamer, doc. 50 1270/001, blz. 17).
De keuze wordt gemaakt in de aangifte in de personenbelasting van de overlevende echtgenoot (of van de laatst overleden echtgenoot).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/41
De basisregel blijft de individuele aanslag. Bijgevolg zal de administratie, indien de overlevende echtgenoot of indien de erfgenamen, algemene legatarissen of begiftigden van de laatst overleden echtgenoot (in het geval dat beide echtgenoten tijdens hetzelfde jaar overlijden) verzuimen hun keuze uit te drukken, twee afzonderlijke aanslagen vestigen, namelijk een aanslag op naam van de nalatenschap van de overleden echtgenoot en een aanslag op naam van de overlevende echtgenoot (of een aanslag op naam van de nalatenschap van de eerst overleden echtgenoot en een aanslag op naam van de nalatenschap van de laatst overleden echtgenoot).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/42
De overlevende echtgenoot of de erfgenamen, algemene legatarissen of begiftigden van de laatst overleden echtgenoot (in het geval dat beide echtgenoten tijdens hetzelfde jaar overlijden) kunnen evenwel niet opteren voor een gemeenschappelijke aanslag indien de echtgenoten afzonderlijk belast moeten worden om een andere reden dan het overlijden van één van de echtgenoten (bijvoorbeeld omdat het jaar van overlijden van één van de echtgenoten samenvalt met het jaar van huwelijk).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Voorbeelden
Nummer 126/43
G. en L. zijn wettelijke samenwonenden sedert 25.7.2004. Zij huwen op 28.9.2009. G. overlijdt op 29.12.2009. In zijn aangifte in de PB voor aj. 2010 kan L. opteren voor de vestiging van een gemeenschappelijke aanslag op naam van hemzelf en van de nalatenschap van zijn overleden echtgenoot.
Indien G. en L. daarentegen wettelijke samenwonenden waren sedert 28.9.2009 (en niet sedert 25.7.2004), kan L. niet opteren voor de vestiging van een gemeenschappelijke aanslag voor aj. 2010.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/44
D. en J. zijn gehuwd sedert 1990. D. overlijdt op 6.2.2009. J. hertrouwt op 14.11.2009 met F. J. kan niet opteren voor de vestiging van een gemeenschappelijke aanslag op naam van hemzelf en van zijn overleden echtgenoot.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/45
Wanneer men gekozen heeft voor de vestiging van een gemeenschappelijke aanslag, wordt het belastbare inkomen van elke echtgenoot bepaald volgens de regels die in art. 127, WIB 92, zijn vastgesteld (126/11 tot 126/27), met dien verstande:
- dat het gemeenschappelijk vermogen bij de ontbinding van het huwelijk ophoudt te bestaan, wat inhoudt dat de omdeling voor de helft tussen de echtgenoten van de onroerende, roerende en diverse inkomsten beoogd in art. 90, 5° tot 11°, WIB 92 (126/18 en 126/20), niet van toepassing is op de inkomsten die na het overlijden van één van de echtgenoten verkregen zijn (zie voorbeeld in126/64);
- dat de belastbare inkomsten van de kinderen, voor het gedeelte van het jaar dat volgt op het overlijden van één van hun ouders, niet samengevoegd mogen worden met de inkomsten van deze echtgenoot.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
E. JAREN DIE VOLGEN OP HET JAAR VAN DE FEITELIJKE SCHEIDING
1. Principe
Nummer 126/46
Art. 126, § 2, eerste lid, 2°, WIB 92, bepaalt dat de regel van de gemeenschappelijke aanslag voor echtgenoten niet van toepassing is vanaf het jaar na dat waarin de feitelijke scheiding heeft plaatsgevonden en voorzover die feitelijke scheiding in het belastbare tijdperk niet ongedaan is gemaakt.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
2. Het begrip feitelijke scheiding
Nummer 126/47
Onder "feitelijke scheiding" wordt verstaan de toestand waarin de echtgenoten niet meer werkelijk en permanent, d.i. op duurzame wijze, hun verplichting tot samenwonen, bepaald in art. 213, BW, nakomen en aldus een verschillende woonplaats hebben.
Ter zake moet onder "woonplaats" worden verstaan de daadwerkelijke belastingwoonplaats, die al dan niet overeenstemt met de administratieve woonplaats blijkend uit de inschrijving in het bevolkingsregister van een bepaalde gemeente.
De toestand waarin beide wettelijk samenwonenden niet meer samenleven en niet meer samenwonen, zonder een einde te stellen aan de wettelijke samenwoning moet eveneens als een feitelijke scheiding beschouwd worden.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/48
Er is gevonnist dat er geen sprake kan zijn van een feitelijke scheiding indien de belastingplichtige, hoewel ingeschreven in een andere gemeente, een permanente bijstand verleent in de thuisverzorging van zijn echtgenote (Antwerpen, 17.9.2006, M.H., Fiscale Jurisprudentie, 96/199).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
3. Bijzonder geval: opname van een echtgenoot in een instelling
Nummer 126/49
Hoewel er geen sprake is van een feitelijke scheiding in de beperkte betekenis van het woord, worden sommige omstandigheden waarin echtgenoten afzonderlijk leven (bv. definitieve opname van één der echtgenoten in een verzorgingsinstelling of krankzinnigengesticht) gelijkgesteld met een feitelijke scheiding. Wanneer de door de gezondheidstoestand van één der echtgenoten veroorzaakte breuk in het gezinsleven duurzaam, zo niet onomkeerbaar is, mag worden aangenomen dat het geen tijdelijke afwezigheid van die echtgenoot uit de gemeenschappelijke gezinswoning betreft, doch wel een toestand die met een feitelijke scheiding kan worden gelijkgesteld (PV nrs. 41 en 42, 26.7.1995, Volksv. Olaerts, Bull. 756, blz. 76 en 78, PV nr. 121, 19.10.1995, Volksv. Vandeurzen, Bull. 758, blz. 513 en PV nr. 213, 31.1.2000, Volksv. Lefevre, VAK 50 023, blz. 2605).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
4. Tijdelijke verwijdering
Nummer 126/50
Een tijdelijke verwijdering uit de gezinswoning, zelfs wanneer zij langere tijd duurt, en het gevolg is van toeval of noodwendigheid, is geen feitelijke scheiding in de zin van art. 126, § 2, eerste lid, 2°, WIB 92.
Het afzonderlijk wonen van de echtgenoten ingevolge het tijdelijke verblijf van één van hen in een ziekenhuis, een krankzinnigengesticht, een gevangenis, het leger, in het buitenland door werkomstandigheden enz. is derhalve geen toestand van feitelijke scheiding (zie evenwel 126/49), tenzij de andere echtgenoot de samenwoning niet meer wenst en alle banden verbreekt.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/51
Ter zake is inzonderheid gevonnist:
1° Wanneer het centrum van het gezinsleven en van de andere vitale betrekkingen (de plaats waar de betrokkene zijn vrouw en zijn kinderen, zijn huisdieren, meubels en wagen heeft, waar hij lid is van verenigingen enz.) in België gevestigd blijft, en wanneer de betrokkene regelmatig naar zijn gezin terugkeert bv. voor vakantie (zie Luik, 18.6.1986, P.J. Fiscale Jurisprudentie, 87/94) moet worden besloten dat het verblijf in het buitenland slechts van tijdelijke aard is en geen feitelijke scheiding van de echtgenoten meebrengt.
2° Het onderzoek naar de feiten en omstandigheden heeft uitgewezen dat de belastingplichtige, die weliswaar gedurende een korte periode was ingeschreven in de bevolkingsregisters van een Nederlandse gemeente, het centrum van zijn levensbelangen in België heeft behouden en in werkelijkheid niet gescheiden leefde van zijn echtgenote; derhalve heeft de administratie terecht gesteld dat hij zijn fiscale woonplaats in België heeft behouden, waaruit volgt dat hij als rijksinwoner diende te worden belast op al zijn inkomsten en dat de onderhoudsgelden die beweerdelijk aan de echtgenote werden betaald niet aftrekbaar zijn omdat de genietster deel uitmaakte van het gezin (Gent, 12.9.1989, D.R., Bull. 699, blz. 3052).
3° De omstandigheid dat er een grote afstand is tussen de gezinsverblijfplaats (in België) en de plaats waar één van de echtgenoten een voltijdse dienstbetrekking vervult en over een tweede verblijf beschikt (in Duitsland) heeft niet noodzakelijk tot gevolg dat een feitelijke scheiding ontstaat. Een aan de werkomstandigheden aangepaste vorm van huiselijk samenleven en – wonen, zelfs met tijdelijke, al dan niet regelmatige onderbrekingen, sluit het blijven bestaan van een gezinsverband niet uit (Antwerpen, 25.9.1990, B.P.-B.M.-, niet gepubliceerd).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
5. Het bewijs van de feitelijke scheiding
Nummer 126/52
De belastingplichtige die aanspraak maakt op de afzonderlijke aanslag van de echtgenoten omwille van een feitelijke scheiding, moet bewijzen:
- de aanvangsdatum van de feitelijke scheiding;
- de werkelijkheid van de feitelijke scheiding;
- het duurzaam en het ononderbroken karakter van de feitelijke scheiding (de feitelijke scheiding moet immers voortgeduurd hebben gedurende het volledige belastbare tijdperk).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/53
Het bewijs van de feitelijke scheiding en van de duurzaamheid ervan kan worden geleverd door alle bewijsmiddelen van het gemeen recht, met uitzondering van de eed.
In de praktijk zal het bewijs van de feitelijke scheiding meestal voortvloeien uit een geheel van feiten die voldoende ernstig, precies en overeenstemmend zijn om een bewijskrachtig vermoeden te vormen van de werkelijke en duurzame afzonderlijke woonplaats (Zie terzake inzonderheid Brussel, 4.11.1986, Algemeen Fiscaal Tijdschrift, maart 1988, blz. 82; Brussel, 25.11.1988, J.W., Algemeen Fiscaal Tijdschrift, april 1989, blz. 130; Brussel, 24.1.1989, L.W. Bull. 694, blz. 1429; Gent, 24.6.1983, S.A., Fiscale Jurisprudentie, 84/25; Antwerpen, 18.12.1984, L.H. Bull. 657, blz. 70; Brussel 24.9.1985, R.L., Fiscale Jurisprudentie, 86/217; Brussel, 13.3.1990, T.A. en D.P. Bull. 711, blz. 2929; Antwerpen 31.3.1992, R.A., Bull. 727, blz. 1246).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/54
Het bewijs van een wezenlijke, niet voorgewende scheiding kan in principe worden geleverd door middel van de inschrijvingen in het bevolkingsregister of door een attest van de gemeenteoverheid. Dit belet evenwel niet dat de administratie door vermoedens het bewijs kan bijbrengen dat die inschrijvingen niet aan de werkelijkheid beantwoorden, m.a.w. gefingeerd zijn. Aldus is gevonnist dat de inschrijvingen in de bevolkingsregisters slechts een element zijn in de bewijsvoering van de feitelijke scheiding en niet noodzakelijk automatisch afdoend noch doorslaggevend zijn, wanneer de echtheid van de feitelijke scheiding op basis van ernstige en belangrijke aanwijzingen door de administratie wordt betwist. (Gent, 18.2.2004, D.R.W. en W.S.; in dezelfde zin: Gent, 14.2.1989, V.D., Bull. 690, blz. 141, Antwerpen, 27.6.1994, L.B. Fiscale Jurisprudentie, 95/34; Antwerpen, 24.4.1995, M.W., Fiscale Jurisprudentie, 95/155).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/55
De belastingplichtige heeft vanzelfsprekend steeds de mogelijkheid aan te tonen dat de datum waarop de werkelijke feitelijke scheiding is voorgekomen voorafgaat aan de datum van de daadwerkelijke afzonderlijke inschrijvingen in de bevolkingsregisters.
In dit verband is gevonnist:
1° De inschrijving in het bevolkingsregister is niet het enige middel om een feitelijke scheiding aan te tonen. Deze scheiding kan ook worden aangetoond door de briefwisseling tussen de echtgenote en haar advocaat, door de datum van het verzoekschrift dat werd ingediend bij de vrederechter om voorlopige maatregelen te treffen, alsook door de betaling van onderhoudsgeld vóór de inschrijving van de echtgenote in een andere gemeente (Brussel, 12.3.1985, J.L.M., Bull.647, blz. 316).
2° Uit geen enkele wettekst blijkt dat de belastingplichtige slechts aanspraak kan maken op de toepassing van art. 75, § 1, 2°, WIB (thans art. 128, eerste lid, 2°, WIB 92) vanaf de datum van de uitschrijving. Hij kan integendeel door meerdere elementen, waaronder de inschrijving in het bevolkingsregister, bewijzen dat hij niet meer samenwoont met de echtgenoot en moet de gevolgen van een vertraagde uitschrijving niet dragen. In casu toonde de belastingplichtige genoegzaam de realiteit van de afzonderlijke woonst van de echtgenoten aan door de betaling van de huisvuilbelasting, de aanvraag tot uitschrijving, de bekentenis van de echtgenote en de verklaring van de buren (Brussel, 5.6.1990, H.J.C., Bull. 717, blz. 1589).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
6. Rechtspraak
Nummer 126/56
1° De beschikking van de vrederechter die, op verzoek van één van de echtgenoten, ofwel het zware verzuim van de samenwoningsplicht van de andere echtgenoot vaststelt en dringende en voorlopige maatregelen beveelt inzake de persoon en de goederen van de echtgenoten en de kinderen (art. 223, BW) of beslist over een aanvraag tot onderhoudsgeld of loondelegatie (art. 221, BW) kan een belangrijke aanwijzing zijn voor het vaststellen van de datum van de feitelijke scheiding. De scheidingsdatum kan normaliter worden geacht terug te gaan tot de datum van het indienen van het verzoek (zie Gent, 11.2.1983, H.G., Fiscale Jurisprudentie, 83/174).
Evenwel kan het gezag van gewijsde van de beschikking van de vrederechter op grond van art. 223, BW – onverminderd het feit dat de beschikking slechts een relatief karakter heeft – niet tot bewijs van de feitelijke scheiding dienen, wanneer die beschikking geen uitsluitsel geeft over het bestaan van de feitelijke scheiding (Luik, 18.9.1991, F.F., Fiscale Jurisprudentie, 92/07).
2° A fortiori kan een feitelijke scheiding worden vastgesteld door een echtscheidingsvonnis dat toegestaan werd op grond van een feitelijke scheiding van meer dan 5 jaar (Luik, 13.3.1985, L.F., Fiscale Jurisprudentie, 85/130).
3° De omstandigheid dat over de feitelijke scheiding geen rechterlijke beslissing is getroffen en dat de ene echtgenoot geregeld kortstondig verbleef in de stad waar de andere echtgenoot woonachtig is, dat jaarlijks het bedrag werd vastgesteld van de bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de kinderen, tonen niet genoegzaam aan dat het in casu gaat om een fictieve feitelijke scheiding (Antwerpen, 19.11.1991, M.T., Fiscale Jurisprudentie, 92/32).
4° Een scheiding van goederen die tussen echtgenoten heeft plaatsgevonden ten gevolge van een vonnis, is niet voldoende om aan te tonen dat er tussen hen een feitelijke scheiding bestaat (Brussel, 22.1.1991, M.L., Fiscale Jurisprudentie, 91/60).
5° Het feit in éénzelfde gebouw te beschikken over afzonderlijke en geïsoleerde kamers, zelfs zonder rechtstreekse verbinding, voldoet niet aan de voorwaarde van afzonderlijke woonplaats, wanneer inzonderheid blijkt dat de voor de belastingplichtige bestemde kamers uitsluitend voor de uitoefening van zijn vrij beroep dienden, terwijl de vleugel die beweerdelijk alleen door zijn echtgenote betrokken werd, slechts bestaat uit kamers die bestemd en ingericht zijn voor bewoning door het gezin, zoals de keuken, de slaapkamer en de woonkamer (Brussel, 7.4.1987,
Journal de Droit Fiscal, 1988, blz. 15).
6° De belastingplichtigen beweren over twee woonplaatsen te beschikken, die daadwerkelijk en voortdurend van elkaar afgescheiden zijn, alhoewel ze zich in hetzelfde onroerend goed bevinden. Zij moeten de echtheid van de feitelijke scheiding aantonen. Het feit dat elk van de echtgenoten de riool- en huisvuilbelasting betaalt, wil nog niet zeggen dat die dubbele betaling gerechtvaardigd was en dat de gemeente twee afzonderlijke heffingen kon verrichten. Zo ook is het feit dat elk van beiden ingeschreven is in de bevolkingsregisters als "alleenstaande" of "gezinshoofd" verder zonder belang, want ze hebben geen uitleg omtrent de voor het bekomen van die inschrijvingen ingeroepen motieven. De administratie daarentegen legt concrete, ernstige en overeenstemmende aanwijzingen voor, uitgaande van het kadaster, de maatschappijen voor water- en elektriciteitsverdeling, van de gemeentelijke administratie en van de RTT. Het hof besluit hieruit dat het bewijs van de feitelijke scheiding niet is geleverd (Luik, 23.2.1996, M.N. en P.L., niet gepubliceerd).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
7. Onderzoeksmacht van de administratie
Nummer 126/57
De inzameling door de administratie van gegevens die betrekking hebben op een (voorgewende) feitelijke scheiding van de echtgenoten, zal zich noodzakelijk uitstrekken tot gegevens die behoren tot het privé-leven.
Ter zake wordt erop gewezen dat de administratie, om de juiste heffing van de belasting te verzekeren, kan eisen dat alle inlichtingen worden verstrekt, zelfs indien ze betrekking hebben op het privé-leven van de belastingplichtige; de art. 228 en 229, WIB (thans de art. 322 en 323, WIB 92) zijn als dusdanig niet in strijd met art. 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dat inderdaad zegt dat eenieder recht heeft op eerbiediging van zijn privéleven en gezinsleven, maar in zijn tweede lid bepaalt dat er inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan m.b.t. de uitoefening van dit recht, wanneer die inmenging bij de wet is voorzien en in een democratisch land nodig is o.m. in het belang van het economisch welzijn van het land (Cass., 19.11.1981, Hardy-Spirlet Leon, Bull. 613, blz. 154).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/58
De administratie moet zich evenwel beperken tot het onderzoek of de voorgehouden feitelijke scheiding een reëel karakter vertoont, zonder zich daarbij te mengen in de persoonlijke verhoudingen tussen de echtgenoten en zonder uitoefening van enige controle omtrent de wettelijkheid van deze scheiding, daar dit een opdracht is die uitsluitend toekomt aan de rechter (Antwerpen, 19.11.1991, M.T., Fiscale Jurisprudentie, 92/32).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
F. INTERNATIONALE AMBTENAREN
Nummer 126/59
De bezoldigingen van de ambtenaren van in België gevestigde internationale organisaties zijn,
ingevolge verdragen waarbij België verdragsluitende partij is, in het algemeen vrijgesteld van Belgische belasting (zie commentaar op de art. 4 en 230, WIB 92).
Wanneer de internationale overeenkomsten niet anders bepalen, worden de vrijgestelde inkomsten van de ambtenaren van die internationale organisaties niet in aanmerking genomen voor de berekening van de belasting op de andere inkomsten (vrijstelling zonder progressievoorbehoud). Dit is o.m. het geval van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen – thans Europese Unie (cf. Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 16.12.1960, Humblet, Bull. 373, blz. 418).
Die regel is ook van toepassing op de bezoldigingen van andere personeelsleden van de Europese Unie en de Europese Investeringsbank, alsook voor invaliditeits-, ouderdoms- en overlevingspensioenen gestort door de Europese Unie en door de Europese Investeringsbank (zie Verordening (EURATOM, EGKS, EEG) nr. 549/69 van de Raad van 25.3.1969 en Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/60
De in art. 126, § 1, WIB 92, bepaalde regels inzake de gemeenschappelijke aanslag voor echtgenoten zijn in principe eveneens van toepassing op de echtgenoten die rijksinwoners zijn (en dus aan de PB onderworpen zijn) wanneer één van hen ambtenaar is van een in België gevestigde internationale organisatie en beroepsinkomsten verkrijgt die in België vrijgesteld zijn zonder progressievoorbehoud, maar die dus niet de exceptie van fiscale woonplaats geniet.
Art. 126, § 2, eerste lid, 4°, WIB 92, bepaalt evenwel uitdrukkelijk dat de regel van de gemeenschappelijke aanslag voor echtgenoten niet van toepassing is wanneer een echtgenoot beroepsinkomsten heeft van meer dan 6.700 EUR (dit bedrag wordt geïndexeerd volgens de in art. 178, § 3, 2°, WIB 92, bepaalde coëfficiënt) die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en die niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op de andere inkomsten van het gezin (dus m.a.w. vrijgesteld zijn zonder progressievoorbehoud).
Naar aanleiding van een prejudiciële vraag van het Hof van Beroep te Brussel heeft het Arbitragehof (thans Grondwettelijk Hof) gesteld dat de bovenvermelde belastingregeling de art. 10 en 11 van de Grondwet (gelijkheidsbeginsel) niet schendt (arrest nr. 2/95 van 12.1.1995). Bovendien heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op een andere prejudiciële vraag van hetzelfde Hof van Beroep geantwoord dat art. 13 van het Protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen (vrijstelling van rijksbelastingen van de door de EG betaalde salarissen, enz.) zich evenmin tegen de desbetreffende Belgische belastingregeling verzet (arrest nr. C-229/98 van 14.10.1999). Tenslotte is gevonnist dat art. 19 van de Conventie van Ottawa (vrijstelling van rijksbelastingen op de bezoldigingen, enz. betaald aan ambtenaren van de NAVO) zich evenmin verzet tegen deze wettelijke bepaling (Brussel, 25.2.2000, bevestigd door Cass. 26.9.2002).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/61
De afzonderlijke aanslag van de echtgenoten wanneer een echtgenoot beroepsinkomsten verkrijgt die vrijgesteld zijn zonder progressievoorbehoud en waarvan het bedrag 6.700 EUR overschrijdt (te indexeren bedrag), heeft onder meer tot gevolg dat voor dat jaar de betrokken echtgenoten geen aanspraak kunnen maken op de toerekening van een huwelijksquotiënt als bedoeld in art. 87 en 88, WIB 92.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
VII. REGELING VAN DE BELASTINGTOESTAND VAN DE AFZONDERLIJKE BELASTBARE ECHTGENOTEN
A. PRINCIPES
Nummer 126/62
In de gevallen dat de regel van de gemeenschappelijke aanslag voor echtgenoten niet van toepassing is:
- worden individuele aanslagen gevestigd;
- wordt de belasting voor elke betrokkene, bepaald op basis van zijn eigen inkomsten en, in voorkomend geval, het gedeelte van de inkomsten van zijn kinderen waarvan hij het wettelijk genot heeft;
- kan de ene echtgenoot aan de andere (wiens inkomsten zijn vrijgesteld zonder progressievoorbehoud) geen meewerkinkomen (art. 86, WIB 92) toekennen en geen huwelijksquotiënt (art. 87 en 88, WIB 92) toerekenen. Ter zake wordt opgemaakt dat de toepassing van art. 33, WIB 92, niet afhankelijk is van de voorwaarde dat er een gemeenschappelijke aanslag op naam van beide echtgenoten wordt gevestigd. M.a.w. ook als de echtgenoten afzonderlijk worden belast, kan een echtgenoot bezoldigingen toekennen aan zijn meewerkende echtgenoot, voor zover uiteraard aan alle in art. 33, WIB 92, bepaalde voorwaarden is voldaan;
- moeten de echtgenoten elk afzonderlijk een aangifte in de personenbelasting indienen (er wordt opgemerkt dat voor het jaar van overlijden van één van de echtgenoten afzonderlijke aangiften moeten worden ingediend zelfs indien gekozen is voor een gemeenschappelijke aanslag voor echtgenoten – 126/40).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
B. INKOMSTEN VAN DE ECHTGENOTEN
Nummer 126/63
Wanneer een individuele aanslag op naam van elke echtgenoot wordt gevestigd, zijn de in 126/10 tot 126/27 uiteengezette regels niet van toepassing.
Elke echtgenoot wordt belast op de inkomsten van onroerende goederen, inkomsten van roerende goederen en kapitalen, beroepsinkomsten en diverse inkomsten die hij persoonlijk heeft verkregen. Inkomsten van onroerende goederen en inkomsten van roerende goederen en kapitalen die deel uitmaken van het gemeenschappelijke vermogen van de echtgenoten, worden geacht door elk van de echtgenoten voor de helft te zijn verkregen (althans wat het gedeelte van het jaar betreft gedurende hetwelk het gemeenschappelijk vermogen bestaat).
De inkomsten van onroerende goederen en inkomsten van roerende goederen en kapitalen die deel uitmaken van het eigen vermogen van de echtgenoten zijn belastbaar bij deze echtgenoot, zelfs wanneer de bedoelde inkomsten in het gemeenschappelijk vermogen van beide echtgenoten zijn gevallen.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Voorbeeld
Nummer 126/64
Echtgenoten gehuwd onder het wettelijk stelsel. Een van de echtgenoten overlijdt op 25 september; na het overlijden, verwerft de overlevende de totaliteit van het vruchtgebruik van een woning die wordt verhuurd aan personen die ze niet voor hun beroep gebruiken (KI: 2.000 EUR) en dat vroeger een eigen goed van de andere echtgenoot was.
Eerste geval: de overlevende echtgenoot opteert voor een gemeenschappelijke aanslag
In de aangifte van de overleden echtgenoot te vermelden KI:
(2.000 EUR x 9/12) x ½ of 1.500 EUR x ½ : 750 EUR.
In de aangifte van de overlevende echtgenoot te vermelden KI:
750 EUR voor de eerste negen maanden (zie hierboven) + 500 EUR (hetzij 2.000 EUR x
3/12) voor de maanden oktober tot december = 1.250 EUR (of 2.000 EUR – 750 EUR =
1.250 EUR).
Tweede geval: de overlevende echtgenoot opteert niet voor een gemeenschappelijke aanslag
In de aangifte van de overleden echtgenoot te vermelden KI:
2.000 EUR x 9/12) = 1.500 EUR.
In de aangifte van de overlevende echtgenoot te vermelden KI:
2.000 EUR x 3/12 = 500 EUR (of 2.000 EUR - 1.500 EUR = 500 EUR).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
C. INKOMSTEN VAN DE KINDEREN WAARVAN DE OUDERS HET WETTELIJK GENOT HEBBEN
Nummer 126/65
Wanneer minderjarige niet-ontvoogde kinderen tijdens het belastbare tijdperk inkomsten hebben verkregen waarvan beide ouders samen het wettelijk genot hebben, dan moeten hun inkomsten voor de helft worden samengevoegd met de inkomsten van elke ouder.
Ingeval het beheer van de goederen van de kinderen uitdrukkelijk wordt opgedragen aan één van beide ouders of ingeval van overlijden van één van de ouders, worden de inkomsten van minderjarige nietontvoogde kinderen – voor het gedeelte van het jaar dat voorafgaat aan de beslissing of het overlijden – voor de helft samengevoegd met de inkomsten van elke ouder.
Voorbeeld
Indien de woning in het voorbeeld in 126/64 het gehele jaar zou toebehoord hebben aan het
minderjarige niet-ontvoogde kind van de betrokken echtgenoten, dan zou het KI ten belope van 750 EUR in de aangifte van de overleden echtgenoot en ten belope van 1.250 EUR in de aangifte van de overlevende echtgenoot moeten vermeld worden (tot aan het overlijden hebben beide ouders samen het wettelijk genot van die inkomsten; na het overlijden gaat het wettelijk genot over op de overlevende ouder – zie 126/72 tot 74.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
D. VESTIGING VAN DE AANSLAG
1. Principe
Nummer 126/66
In de gevallen dat wordt afgeweken van de regel van de gemeenschappelijke aanslag voor echtgenoten, moeten twee aanslagen gevestigd worden, namelijk een aanslag op naam van elk van de echtgenoten, gevestigd op de inkomsten die hij persoonlijk verkregen heeft, verhoogd met, in voorkomend geval, het gedeelte van de inkomsten van de kinderen waarvan hij het wettelijk genot heeft (126/65).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
2. Bijzonder geval: jaar van overlijden van één van de echtgenoten
a) Algemeen
Nummer 126/67
Voor het vestigen van aanslagen bij overlijden en de gevallen dat niet geopteerd is voor de vestiging van een gemeenschappelijke aanslag, moet een onderscheid worden gemaakt naargelang de overleden echtgenoot tijdens zijn leven al dan niet beroepsinkomsten heeft verkregen (of zou kunnen verkregen hebben).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
b) De overleden echtgenoot heeft tijdens zijn leven beroepsinkomsten verkregen
Nummer 126/68
In dit geval moeten voor het jaar van overlijden twee aanslagen worden gevestigd:
- een gewone aanslag, op naam van de nalatenschap, op de persoonlijke inkomsten van de overledene tot op de datum van zijn overlijden (126/63 en 64), in voorkomend geval verhoogd, eensdeels met het gedeelte van de inkomsten van de kinderen waarvan hij het wettelijk genot had (126/65, tweede en derde lid) en anderdeels, met de door de overledene verkregen inkomsten uit de vorige beroepswerkzaamheid die de nalatenschap heeft verkregen tijdens het gedeelte van het belastbare tijdperk dat op het overlijden volgt (de verkregen inkomsten van de overledene uit de vorige beroepswerkzaamheid, die de nalatenschap na het jaar van overlijden verkrijgt, moeten afzonderlijk op naam van de nalatenschap belast worden);
- een gewone aanslag, op naam van de overlevende echtgenoot, op zijn persoonlijke inkomsten (126/63 en 64) verkregen tijdens het belastbare tijdperk, in voorkomend geval verhoogd met het gedeelte van de inkomsten van de kinderen waarvan hij het wettelijk genot heeft (126/65, tweede en derde lid).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
c) De overleden echtgenoot heeft tijdens zijn leven geen beroepsinkomsten verkregen
Nummer 126/69
In dit geval moeten voor het jaar van overlijden eveneens twee aanslagen worden gevestigd:
- een bijzondere aanslag, op naam van de nalatenschap, op de persoonlijke inkomsten van de overledene tot op de datum van zijn overlijden, in voorkomend geval verhoogd met het gedeelte van de inkomsten van de kinderen waarvan hij het wettelijk genot had (die aanslag moet verbonden worden aan het aanslagjaar dat genoemd wordt naar het jaar van overlijden);
- een gewone aanslag, op naam van de overlevende echtgenoot (zoals sub 126/68, tweede gedachtenstreep).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
d) Beide echtgenoten overlijden tijdens hetzelfde jaar
Nummer 126/70
In dit geval moeten twee afzonderlijke aanslagen worden gevestigd, één op naam van elke nalatenschap.
Ter zake gelden, naar gelang van het geval, de regels uiteengezet sub 126/68, eerste gedachtenstreep en/of sub 126/69, eerste gedachtenstreep.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
VIII. SAMENVOEGING VAN DE INKOMSTEN VAN DE KINDEREN MET DIE VAN HUN OUDERS
A. PRINCIPE
Nummer 126/71
Zolang de ouders het wettelijk genot van de inkomsten van hun kinderen hebben, worden die inkomsten bij die van de ouders gevoegd of, ingeval één van hen overleden is, bij die van de langstlevende ouder.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingdsdatum : W 22.12.2009
B. WETTELIJK GENOT VAN DE INKOMSTEN VAN DE KINDEREN
Nummer 126/72
Het wettelijk genot van de inkomsten van de kinderen is het recht dat de wet aan de ouders verleent om de roerende en onroerende goederen van de kinderen te gebruiken en de inkomsten ervan te genieten.
Het wettelijk genot van de ouders wordt geregeld door de art. 384 tot 387, BW.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/73
Die artikelen van het BW luiden als volgt:
- Art. 384, BW (W 13.4.1995): De ouders hebben het genot van de goederen van hun kinderen tot aan hun meerderjarigheid of hun ontvoogding. Het genot wordt gekoppeld aan het beheer: het behoort toe, hetzij aan de beide ouders samen, hetzij aan de ouder die belast is met het beheer van de goederen van het kind (zie art. 376, BW, wat betreft het beheer van de goederen van het kind).
- Art. 385, BW: … (opgeheven bij art. 14, W 13.4.1995).
- Art. 386, BW (W 31.3.1987): De lasten van dit genot zijn:
1° die waartoe vruchtgebruikers gehouden zijn;
2° levensonderhoud, opvoeding en passende opleiding van de kinderen, overeenkomstig hun
vermogen;
3° de betaling van de rentetermijnen of interesten van de kapitalen;
4° de begrafeniskosten en de kosten van de laatste ziekte.
- Art. 387, BW: Het strekt zich niet uit tot de goederen welke de kinderen door afzonderlijke arbeid en nijverheid kunnen verwerven, noch tot die welke hun geschonken of vermaakt worden onder de
uitdrukkelijke voorwaarde dat de ouders daarvan het genot niet zullen hebben.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
Nummer 126/74
Samengevat kan worden gesteld dat het genotsrecht wordt toegekend:
- aan de beide ouders samen, behoudens als slechts één van de ouders belast is met het beheer van de goederen van het kind;
- ingeval van overlijden van één van de ouders: aan de overlevende ouder.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
C. BIJZONDERE GEVALLEN
1. Beroepsinkomsten van de kinderen
Nummer 126/75
Uit de bepalingen van art. 387, BW, volgt dat de ouders niet het wettelijk genot hebben van de goederen die een kind door afzonderlijke arbeid of nijverheid verwerft.
Derhalve mogen de beroepsinkomsten van de kinderen nooit met die van hun ouders worden samengevoegd.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
2. Onbekwaam verklaarde meerderjarige kinderen
Nummer 126/76
Volgens de bepalingen van het BW hebben de ouders niet meer het genot van de goederen van hun kinderen wanneer deze laatsten meerderjarig of ontvoogd zijn (art. 384, BW).
Derhalve mogen de inkomsten van de goederen van onbekwaam verklaarde meerderjarige kinderen (zie art. 489, BW) niet met de inkomsten van de ouders worden samengevoegd.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
3. Kinderen onder het statuut van verlengde minderjarigheid
Nummer 126/77
Die kinderen worden wat hun persoon en hun goederen betreft met minderjarigen beneden de 15 jaar gelijkgesteld (zie art. 487bis, laatste lid, BW) en blijven aan het ouderlijk gezag onderworpen (zie art. 487quater, BW).
In onderhavig geval zijn de in 126/74 verstrekte onderrichtingen van toepassing.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
4. Volle wezen
Nummer 126/78
Kinderen die beide ouders verloren hebben zijn in voorkomend geval persoonlijk belastbaar op de inkomsten van hun goederen, want de samenvoeging is slechts tussen ouders en kinderen van toepassing. Hun voogd kan nooit op de inkomsten van die kinderen worden belast.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingdsdatum : W 22.12.2009
5. Onderhoudsuitkeringen
Nummer 126/79
Uit het bepaalde in 126/72 en 73 moet worden afgeleid dat het wettelijk genotsrecht een soort vruchtgebruik is waardoor de vader en/of de moeder de opbrengsten van de persoonlijke goederen van de kinderen mag genieten, op de uitdrukkelijke voorwaarde die opbrengsten inzonderheid aan te wenden tot het levensonderhoud, de opvoeding en de passende opleiding van die kinderen (zie art. 386, 2°, BW).
De uitoefening van dat recht houdt dus in dat de kinderen onrechtstreeks zelf, geheel of gedeeltelijk, de kosten van hun levensonderhoud enz. dragen met de opbrengsten van hun persoonlijke goederen waarop dat genotsrecht wordt uitgeoefend.
Welnu, de rechtspraak neemt aan dat het feit dat de kinderen zelf, geheel of gedeeltelijk, voor de kosten van hun levensonderhoud enz. kunnen instaan, tot gevolg heeft dat de ouders in die mate van hun onderhoudsverplichting ontheven zijn omdat deze verplichting in dat geval geen oorzaak heeft. Daaruit volgt dat de uitkering van een onderhoudsuitkering door de ouders, enerzijds, en de uitoefening van hun wettelijk genotsrecht, anderzijds, elkaar in feite uitsluiten, zodat er in beginsel geen sprake kan zijn van wettelijk genotsrecht in de mate dat de onderhoudsuitkeringen voor de kinderen moeten worden betaald.
Die uitkeringen zijn trouwens per definitie bestemd om uitsluitend en volledig te worden gebruikt voor het levensonderhoud enz. van de kinderen en kunnen derhalve niet worden beschouwd als de opbrengst van een goed waarop het werkelijk genotsrecht zou kunnen worden uitgeoefend.
De onderhoudsuitkeringen die voor rekening van kinderen worden betaald, zijn derhalve nooit onderworpen aan het wettelijk genotsrecht van de vader en/of de moeder, en zijn bijgevolg steeds belastbaar op naam van de kinderen (zie ook Kamer, Vers.Com.Fin., Zitting 1975-1976, Stuk 879/7, blz. 21).
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009
D. BEEINDIGING VAN HET WETTELIJK GENOT
Nummer 126/80
Wanneer de ouders ophouden het wettelijk genot van de inkomsten van hun kinderen te hebben (vanaf hun meerderjarigheid – zie art. 488, BW, of vanaf hun ontvoogding – zie art. 476 tot 486, BW), moet slechts het belastbare inkomen van die kinderen betreffende het gedeelte van het belastbare tijdperk waarin de ouders het wettelijk genot ervan hadden, met hun inkomsten worden samengevoegd.
Het belastbare inkomen van de kinderen betreffende het gedeelte van het belastbare tijdperk dat op de beëindiging van het wettelijk genot volgt, moet een afzonderlijke aanslag op naam van ieder van de verkrijgers aan de belasting onderworpen worden.
Bijwerkingsdatum : 01.01.2010
Wijzigingsdatum : W 22.12.2009