Artikel 419, WIB 92
Art. 419, eerste lid, 4°/1, is van toepassing vanaf aanslagjaar 2019 op de beroepsverliezen die toe te schrijven zijn aan schade aan landbouwteelten, veroorzaakt door ongunstige weersomstandigheden die hebben plaatsgevonden vanaf 01.01.2018 (art. 105 en 108, W 11.02.2019 - B.S. 22.03.2019; Numac: 2019040488; err. B.S. 08.05.2019; Numac: 2019012176)
Geen moratoriuminterest wordt toegekend:
1° wanneer hij geen 5 euro per maand bedraagt, per aanslag, voor eenzelfde aanslagjaar;
2° wanneer de terugbetaling voortvloeit uit de kwijtschelding of de vermindering van een boete of een belastingverhoging toegekend als genademaatregel;
3° in geval van terugbetaling van het overschot van bedrijfsvoorheffing, roerende voorheffing of voorafbetalingen aan de verkrijger van de inkomsten, uiterlijk op het einde van de tweede maand die volgt op de maand waarin de aanslagtermijn vermeld in artikel 359 of in artikel 353 is verstreken;
4° in geval van terugbetaling van als roerende voorheffing of als bedrijfsvoorheffing gestorte bedragen aan de in de artikelen 261 en 270 bedoelde schuldenaars ervan;
4°/1 in geval van terugbetaling van belasting met toepassing van artikel 375/1;
5° in geval van terugbetaling van voorafbetalingen, met toepassing van artikel 376, § 4.
6° wanneer de administratie redelijkerwijze in de onmogelijkheid verkeerde om de terugbetaling te voldoen, omwille van onder meer de afwezigheid van gegevens over de identiteit of de bankgegevens van de begunstigde of begunstigden en dit, tijdens de periode die zich uitstrekt van de eerste dag van de maand volgend op deze waarin de terugbetaling zou moeten zijn voldaan indien de administratie over de noodzakelijke gegevens had beschikt tot het einde van de tweede maand volgend op deze waarin de ingebrekestelling werd verstuurd aan de administratie, en op voorwaarde dat deze onmogelijkheid ophield te bestaan.
Wanneer de terugbetaling plaatsheeft na het verstrijken van de in het eerste lid, 3°, vastgestelde termijn, is de moratoriuminterest verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand volgend op deze waarin de administratie in gebreke werd gesteld door een aanmaning of door een andere daarmee gelijkstaande akte.