Artikel 416, WIB 92
Art. 416, eerste en tweede lid, treedt in werking op 01.01.2018 en is van toepassing vanaf aanslagjaar 2019 verbonden aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2018 (art. 78 en 86 A, W 25.12.2017 - B.S. 29.12.2017; Numac: 2017014414)
[Hoofdstuk 1, W 25.12.2017 (B.S. 29.12.2017; Numac: 2017014414) heeft inzonderheid de gedeeltelijke omzetting tot doel van richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt en de omzetting van richtlijn (EU) 2017/952 van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1164 wat betreft hybridemismatches met derde landen (art. 2, W 25.12.2017 - B.S. 29.12.2017; Numac: 2017014414)]
[Elke wijziging die vanaf 26 juli 2017 aan de afsluitingsdatum van het boekjaar wordt aangebracht, blijft zonder uitwerking voor de toepassing van de in dit hoofdstuk bedoelde bepalingen (art. 86 D, W 25.12.2017 - B.S. 29.12.2017; Numac: 2017014414)]
In afwijking van artikel 414 en onverminderd de toepassing van de artikelen 444 en 445, is op het gedeelte van de belasting dat proportioneel verband houdt met de krachtens artikel 44bis, § 5, 44ter, § 5 of 47, § 6, van dit Wetboek of artikel 122, § 6, van de programmawet van 2 augustus 2002, belastbaar geworden meerwaarden, met de krachtens artikel 194quater, § 4, belastbaar geworden investeringsreserve, of met de krachtens artikel 194quinquies, § 3, belastbaar geworden sommen, een overeenkomstig artikel 414 berekende nalatigheidsinterest verschuldigd vanaf 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd waarvoor de vrijstelling werd toegestaan.
In afwijking van artikel 414 en onverminderd de toepassing van de artikelen 444 en 445, is op het gedeelte van de belasting dat proportioneel verband houdt met de krachtens artikel 190, vierde lid, van dit Wetboek, belastbaar geworden meerwaarden bedoeld in de artikelen 44bis, 44ter en 47 van dit Wetboek en in artikel 122, § 2, van de programmawet van 2 augustus 2002, wanneer nog niet is herbelegd voor een bedrag en op de wijze respectievelijk bedoeld in de artikelen 44bis, 44ter en 47 van dit Wetboek en in artikel 122, §§ 2 tot 4, van de programmawet van 2 augustus 2002, een nalatigheidsintrest verschuldigd, berekend overeenkomstig artikel 414 van dit Wetboek, vanaf 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd waarvoor de vrijstelling werd toegestaan.
In afwijking van artikel 414 en onverminderd de toepassing van de artikelen 444 en 445, is op het gedeelte van de belasting dat proportioneel verband houdt met de gereserveerde sommen welke belastbaar worden overeenkomstig artikel 194ter, § 7, tweede tot en met vierde lid, een nalatigheidsinterest verschuldigd, berekend overeenkomstig artikel 414, vanaf 30 juni van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd waarvoor de vrijstelling voor de eerste keer werd gevraagd.