Commentaar van art. 517, WIB 92

Art. 517, WIB 92

I. WETTEKST

517/0

II. ALGEMEEN

517/1-2

III. PERSONEN OP WIE DE OVERGANGSBEPALING VAN TOEPASSING IS

517/3-7

A. Gehandicapte kinderen

517/3

B. Gehandicapte personen

517/4

C. Criteria voor de vaststelling van de handicap

517/5-7

IV. TOEPASSINGSGEVALLEN

517/8-10

A. Gehandicapte personen en kinderen die geen recht geven op kinderbijslag als gehandicapt kind

517/8-9

B. Kinderen die vroeger recht gaven op kinderbijslag als gehandicapt kind

517/10

I. WETTEKST

Nummer 517/0

Art. 517. - Voor de toepassing van artikel 133, 2° en 3°, wordt eveneens rekening gehouden met de handicap die voor 1 januari 1989 is erkend overeenkomstig het op die datum vigerende artikel 81, § 3, 1° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.

II. ALGEMEEN

Nummer 517/1

De hervormingswet 1988 heeft met ingang van het aj. 1990 de criteria voor het vaststellen van de handicap van gehandicapte kinderen en personen gewijzigd om o.m. rekening te houden met de nieuwe begrippen die door de W 27.2.1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten waren ingevoerd.

Art. 6, § 1, tweede lid, van de hervormingswet 1988 (thans art. 132, tweede lid, WIB 92) stelt dat een gehandicapt kind voor twee wordt gerekend en neemt zonder meer het criterium over dat in de kinderbijslagwetgeving wordt gehanteerd.

De andere gehandicapten worden omschreven in art. 6, § 5, eerste lid, van de hervormingswet 1988 (thans art. 135, WIB 92); deze wetsbepaling is gedeeltelijk gebaseerd op de W 27.2.1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten en op de ZIV-wetgeving en regelt tevens de gevallen waarin de handicap bij administratieve of gerechtelijke beslissing is vastgesteld (meestal in een ander domein dan het fiscale).

Nummer 517/2

Art. 517, WIB 92, is een overgangsbepaling die inhoudt dat bij de berekening van de belasting (en meer bepaald de verhoging van de belastingvrije som voor elke gehandicapte belastingplichtige, voor gehandicapte kinderen ten laste en voor gehandicapte personen ten laste) eveneens rekening wordt gehouden met de handicap die voor 1 januari 1989 is erkend overeenkomstig het op die datum geldende art. 81, § 3, 1°, WIB.

[De tekst van art. 81, § 3, 1°, WIB, zoals van toepassing voor aj. 1989, luidde als volgt: "§ 3. Een vermindering van 8000 F wordt verleend:

1° aan belastingplichtigen die voor ten minste 66 % getroffen zijn door ontoereikendheid of vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid wegens een of meer aandoeningen, waarbij deze vermindering, desgevallend voor iedere echtgenoot, wordt gevoegd bij die welke volgt uit de toepassing van artikel 80".]

[Art. 81, WIB, is opgeheven met ingang van aj. 1990 (cf. art. 35, § 1, 19°, hervormingswet 1988).]

III. PERSONEN OP WIE DE OVERGANGSBEPALING VAN TOEPASSING IS

A. GEHANDICAPTE KINDEREN

Nummer 517/3

Bij de bepaling van de belastingvrije som wordt een bepaalde toeslag verleend voor kinderen ten laste (cf. art. 132, eerste lid, WIB 92) . Daarbij worden als gehandicapt aangemerkte kinderen voor twee gerekend (cf. art. 132, tweede lid, WIB 92).

B. GEHANDICAPTE PERSONEN

Nummer 517/4

Art. 133, 2° en 3°, WIB 92, verleent een toeslag op de belastingvrije som van 35.000 F [Dit bedrag wordt ingevolge art. 178, WIB 92, geïndexeerd en bedraagt 36.000 F voor aj. 1991, 37.000 F voor aj. 1992, 38.000 F voor aj. 1993, 39.000 F voor aj. 1994, 41.000 F voor aj. 1995 en 1996 en 42.000 F voor aj. 1997. ] voor:

1° gehandicapte echtgenoten (gehuwden die niet als alleenstaanden worden aangemerkt op grond van art. 128, WIB 92);

2° gehandicapte alleenstaanden (niet in 1° bedoelde belastingplichtigen);

3° andere gehandicapte personen dan kinderen ten laste van echtgenoten of van alleenstaanden, namelijk (cf. art. 136, 2° tot 4°, WIB 92) :

- hun ascendenten;

- hun zijverwanten tot en met de tweede graad;

- personen van wie de belastingplichtige als kind volledig of hoofdzakelijk ten laste is geweest.

C. CRITERIA VOOR DE VASTSTELLING VAN DE HANDICAP

Nummer 517/5

Voor de toepassing van art. 517, WIB 92, worden als gehandicapt aangemerkt, de in 517/3 en 517/4 vermelde kinderen en personen die op 1.1.1989 voor ten minste 66 % getroffen waren door ontoereikendheid of vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid wegens één of meer aandoeningen.

Nummer 517/6

Het begrip "voor ten minste 66 % getroffen zijn door ontoereikendheid of vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid" moet in verband worden gebracht met de notie "gehandicapte" of "minder-valide" (Fr. handicapé) dat men aantrof in de W 27.6.1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan minder-validen.

Dit houdt in dat :

- de arbeidsongeschiktheid slechts in aanmerking kan worden genomen indien zij zo niet van blijvende, dan toch op zijn minst van duurzame aard is;

- de arbeidsongeschiktheid waarmee rekening wordt gehouden vanaf de leeftijd van 65 jaar, enkel die is welke vóór die leeftijd is vastgesteld (art. 8, § 2, W 27.6.1969).

Nummer 517/7

Wat de in 517/3 vermelde kinderen betreft, wordt opgemerkt dat de kinderen worden beoogd die voor de toekenning van bijkomende of verlengde kinderbijslag voor ten minste 66 % als ongeschikt waren erkend, of als zodanig erkend konden worden indien zij aan de overige toekenningsvoorwaarden voldeden.

IV. TOEPASSINGSGEVALLEN

A. GEHANDICAPTE PERSONEN EN KINDEREN DIE GEEN RECHT GEVEN OP KINDERBIJSLAG ALS GEHANDICAPT KIND

Nummer 517/8

Krachtens art. 517, WIB 92, wordt de toeslag op de belastingvrije som van 35.000 F (*) ook verleend voor gehandicapte alleenstaanden, echtgenoten en personen ten laste, wanneer hun handicap reeds op 1.1.1989 was erkend op grond van art. 81, § 3, 1°, WIB, zoals het van toepassing was voor aj. 1989 en bepaalde dat een vermindering van 8.000 frank werd verleend aan belastingplichtigen die voor ten minste 66 % getroffen waren door ontoereikendheid of vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid wegens één of meer aandoeningen, waarbij deze vermindering, in voorkomend geval voor iedere echtgenoot, werd gevoegd bij die welke volgde uit de toepassing van art. 80, WIB.

Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor het dubbel tellen van kinderen van wie de handicap thans normalerwijze overeenkomstig art. 135, WIB 92, wordt vastgesteld.

Dit betekent dat voor personen voor wie de belastingvermindering van 8.000 F wegens handicap reeds i.v.m. het aj. 1989 was verkregen, en voor kinderen die voor hetzelfde aanslagjaar voor twee zijn geteld, zonder nieuwe formaliteiten het recht verkregen wordt op de toeslag op de belastingvrije som van 35.000 F (*) of op de dubbeltelling als kind ten laste, mits uiteraard het door de bedoelde gehandicapten verstrekte attest of bewijsstuk van de handicap (zie 135/27 tot 35) nog geldig is (d.w.z. dat de geldigheidsduur ervan niet verstreken is).

[(*) Dat bedrag wordt overeenkomstig art. 178, WIB 92, geïndexeerd en bedraagt 36.000 F voor aj. 1991, 37.000 F voor aj. 1992, 38.000 F voor aj. 1993, 39.000 F voor aj. 1994, 41.000 F voor de aj. 1995 en 1996 en 42.000 F voor aj. 1997.]

Nummer 517/9

Het bepaalde in 517/8 is evenwel niet van toepassing wanneer de belastingvermindering destijds is toegestaan uit hoofde van een tijdelijke ongeschiktheid waaraan inmiddels een einde is gekomen of op grond van een bewijsstuk dat slechts voor dat aanslagjaar geldig was, zoals b.v. een RIZIV-invalide die opnieuw arbeidsgeschikt is bevonden.

B. KINDEREN DIE VROEGER RECHT GAVEN OP KINDERBIJSLAG ALS GEHANDICAPT KIND

Nummer 517/10

Kinderen die voor 1.7.1966 geboren zijn en die reeds voor 1.1.1990 de leeftijd van 25 jaar hebben bereikt (tenzij zij recht zouden hebben op kinderbijslag als gehandicapt kind zonder leeftijdsbeperking) en kinderen die op 1.7.1966 of later geboren zijn en voor 1.1.1990 de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, hebben op laatstbedoelde datum geen recht meer op kinderbijslag wegens hun hoedanigheid van gehandicapt kind.

Wanneer voor aj. 1989 of voor een vorig aj. een niet-vervallen attest (zie erop vermelde geldigheidsduur) van de instelling die de kinderbijslagen uitbetaalde, de handicap van een kind ten laste bewees, mag dat niet-vervallen attest, dat op basis van een door een geneesheer van het RIZIV uitgevoerd medisch onderzoek is opgesteld, verder als bewijs van de handicap worden aanvaard.

Het voormelde niet-vervallen attest mag eveneens verder als bewijs van de handicap worden aanvaard voor kinderen die om andere redenen dan hun leeftijd geen recht meer geven op kinderbijslag wegens hun hoedanigheid van gehandicapt kind (b.v. kinderen die het recht op kinderbijslag hebben verloren ingevolge het uitoefenen van een winstgevende activiteit of het verkrijgen van een sociale uitkering die uit die activiteit voortvloeit), en zulks ongeacht of die kinderen al dan niet fiscaal ten laste zijn.