Parlementaire vraag nr. 55018575C van mevrouw Vanessa Matz van 30.06.2021

Kamer, Integraal verslag – Commissie voor de Financiën, 2020-2021, CRIV 55 COM 532 d.d. 30.06.2021, blz. 36

De betaling van het voordeel van alle aard (VAA) voor het gebruik van bedrijfsvoertuigen

VRAAG (van mevrouw Matz)

U hebt eerder geantwoord dat de gratis terbeschikkingstelling van een voertuig voor de verplaatsing tussen de woonplaats en een vaste werkplaats inderdaad een voordeel van alle aard is waarop de werknemer belast wordt. U hebt echter ook verklaard dat men het erover eens is dat een bouwplaats waar een werknemer tijdens een belastbaar tijdperk minder dan 40 dagen tewerkgesteld is, niet als een vaste werkplaats beschouwd mag worden. Momenteel gaan er belastinginspecteurs echter terug tot 2016 om duizenden euro's te vorderen van werknemers die over een bedrijfsvoertuig beschikken en niet op de hoogte waren van die 40-dagenregel. Dit is echt onrechtvaardig. In welk artikel van het Wetboek van inkomstenbelastingen wordt de 40-dagenregel gedefinieerd? Waarom wordt die nu pas toegepast? En is die regel, in het licht van de coronaregels, geen complete aberratie aangezien de gezondheidsmaatregelen bepaalden dat de bouwvakkers vele maanden lang enkel alleen mochten reizen?

ANTWOORD (van de Minister van Financiën)

De 40-dagenregel staat niet als dusdanig in het Wetboek van de inkomstenbelastingen vervat. In principe staan de werknemers in voor de verplaatsingskosten naar een vaste werkplek. Wanneer een werkgever de werknemer voor die verplaatsingen een voertuig ter beschikking stelt, behelst dat dientengevolge voor laatstgenoemde een belastbaar voordeel van alle aard. In de praktijk rees er echter meermaal discussie over het begrip 'werkplek'. Daarom heeft de administratie een regel opgesteld, volgens welke een werkplek waar een werknemer tijdens een belastbare periode gedurende minder dan 40 dagen tewerkgesteld wordt, voor de betrokkene niet als een vaste werkplek geldt, en de verplaatsingen tussen de woonplaats en die plek beschouwd kunnen worden als beroepsmatige verplaatsingen ten koste van de werkgever. Die regel is van toepassing sinds de publicatie – op 6 december 2007 – van de omzendbrief waarmee ze ingevoerd werd en werd in 2008 door de toenmalige minister van Financiën genuanceerd. Er wordt niet voorzien in bijzondere controleacties in verband met het VAA bij het gebruik van bedrijfsvoertuigen in de bouwsector. Bijgevolg werd er geen specifieke richtlijn voor de behandeling van dat VAA of van betalingsachterstanden uitgevaardigd. Die regel dateert van lang vóór de coronapandemie en berust op een fiscale logica die losstaat van de pandemie.

Vanessa Matz : Er is dus geen rechtsgrond als dusdanig, maar een administratieve praktijk. Dat verklaart nog altijd niet waarom belastingcontroleurs gemobiliseerd lijken te worden om die regel te controleren bij bouwbedrijven. De bedragen die men van sommige werknemers terugvordert lopen hoog op, vooral omdat die zonder enige grondslag retroactief berekend worden tot 2016, tot grote verrassing en ten koste van de bouwsector, die nog nooit van die regel gehoord heeft. Die administratieve praktijk lijkt me geheel ontspoord en ik moet bekennen dat dit me met verstomming slaat.