Artikel 194sexies, WIB 92
Art. 194sexies treedt in werking op 01.01.2019 en is van toepassing vanaf aanslagjaar 2020 verbonden aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2019 (art. 34 en 86, B2, W 25.12.2017 - B.S. 29.12.2017; Numac: 2017014414; art. 34 vervangen door art. 25, W 30.07.2018 - B.S. 10.08.2018; Numac: 2018031626; art. 86, B1 et B2, gewijzigd door art. 6 en 7, W 11.02.2019 - B.S. 22.03.2019; Numac: 2019040488; err. B.S. 08.05.2019; Numac: 2019012176; inwerkintreding: de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt: 22.03.2019)
Onderafdeling VII treedt in werking op 01.01.2019 en is van toepassing vanaf aanslagjaar 2020 verbonden aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2019 (art. 33 en 86, B1, W 25.12.2017 - B.S. 29.12.2017; Numac: 2017014414)
[Hoofdstuk 1, W 25.12.2017 (B.S. 29.12.2017; Numac: 2017014414) heeft inzonderheid de gedeeltelijke omzetting tot doel van richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt en de omzetting van richtlijn (EU) 2017/952 van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1164 wat betreft hybridemismatches met derde landen (art. 2, W 25.12.2017 - B.S. 29.12.2017; Numac: 2017014414)]
[Elke wijziging die vanaf 26 juli 2017 aan de afsluitingsdatum van het boekjaar wordt aangebracht, blijft zonder uitwerking voor de toepassing van de in dit hoofdstuk bedoelde bepalingen (art. 86 D, W 25.12.2017 - B.S. 29.12.2017; Numac: 2017014414)]
[Deze afdeling heeft de gedeeltelijke omzetting tot doel van richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (art. 22, W 30.07.2018 - B.S. 10.08.2018; Numac: 2018031626)]
[Dit hoofdstuk heeft de gedeeltelijke omzetting tot doel van richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (art. 4, W 11.02.2019 - B.S. 22.03.2019; Numac: 2019040488; err. B.S. 08.05.2019; Numac: 2019012176)]
De winst wordt vrijgesteld ten belope van het totaal van het in artikel 198/1, § 2 bedoelde financieringskostensurplus dat in toepassing van artikel 198/1, § 1, in een van de voorgaande belastbare tijdperken niet als beroepskost werd aangemerkt en dat in toepassing van dit artikel niet als grondslag heeft gediend voor de vrijstelling van de winst in hoofde van de belastingplichtige.
De in het eerste lid bedoelde vrijstelling kan niet groter zijn dan het positieve verschil tussen het in artikel 198/1, § 3, bedoelde grensbedrag en het in artikel 198/1, § 2 bedoelde financieringskostensurplus.
De in het eerste lid bedoelde vrijstelling kan enkel worden verkregen indien de vennootschap bij haar aangifte in de vennootschapsbelasting een opgave voegt waarvan het model door de Koning wordt vastgesteld.