Commentaar van art. 190, WIB 92

Afdeling III : Vrijgestelde inkomsten

Onderafdeling I : Meerwaarden

ALGEMENE INLEIDING

Nummer 190/0

Art. 190 tot 193, WIB 92

Het voor de PB geldende meerwaardenstelsel is in principe ook van toepassing inzake de Ven.B, zodat vooreerst mutatis mutandis kan worden verwezen naar de commentaar op de art. 41 tot 47, WIB 92.

Evenwel zijn ten name van binnenlandse vennootschappen, zowel de vrijstelling zelve van meerwaarden als het behoud van de voorheen verleende vrijstelling, meestal ondergeschikt aan de naleving van de zogenaamde "onaantastbaarheidsvoorwaarde", voorwaarde die inzake PB onbestaande is.

Mede gelet op het voorgaande, kunnen de vrijgestelde meerwaarden inzake Ven.B in drie categorieën worden ingedeeld.

Bij de eerste categorie van vrijgestelde meerwaarden wordt de vrijstelling slechts verleend op voorwaarde dat de meerwaarden blijvend op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief van de balans worden geboekt en niet tot grondslag dienen voor de berekening van de jaarlijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enigerlei beloning of toekenning (d.i. de zgn. onaantastbaarheidsvoorwaarde).

Tot deze categorie behoren :

- de uitgedrukte niet-verwezenlijkte meerwaarden (art. 44, § 1, 1° en§ 3, WIB 92) ;

- de meerwaarden die geacht worden niet te zijn verwezenlijkt (art. 45, WIB 92) ;

- het monetaire gedeelte van verwezenlijkte meerwaarden (art. 44, § 1,2°, WIB 92) ;

-de gespreid te belasten meerwaarden (art. 47, WIB 92) [Voor de gespreid te belasten meerwaarden op overheidseffecten als bedoeld in art. 513, WIB 92, waarop overigens de "onaantastbaarheidsvoorwaarde" niet uitdrukkelijk van toepassing is, wordt verwezen naar de commentaar opdat art. ];

-de meerwaarden uit de inbreng van één of meer takken van werkzaamheid (bedrijfsafdelingen) of van de algemeenheid van goederen (art. 46, § 1, eerste lid, 2°, WIB 92) ;

-het niet-monetaire gedeelte van tot het aj. 1991 vrijwillig verwezenlijkte meerwaarden op bepaalde aandelen die krachtens de toenmalige wettelijke bepalingen werden vrijgesteld;

- de vóór 1.1.1990 vastgestelde of verwezenlijkte meerwaarden;

- diverse vroegere vrijstellingen die ondergeschikt waren aan de naleving van de onaantastbaarheidsvoorwaarde.

Voor de bespreking van de hiervoor vermelde vrijgestelde meerwaarden en de onaantastbaarheidsvoorwaarde wordt verwezen naar de commentaar op art. 190, WIB 92.

De tweede categorie omvat de meerwaarden die op in België gelegen ongebouwde onroerende goederen worden verwezenlijkt door sommige vennootschappen voor huisvesting die aan het bijzonder belastingtarief van 5 % zijn onderworpen. Deze meerwaarden zijn onvoorwaardelijk en definitief vrijgesteld en worden afgetrokken van het saldo van de winst in de zogenaamde "derde bewerking".

Voor de bespreking van deze categorie van meerwaarden wordt verwezen naar de commentaar op art. 191, WIB 92.

Tenslotte omvat de derde categorie de meerwaarden die door binnenlandse vennootschappen worden verwezenlijkt op bepaalde aandelen. Die meerwaarden zijn vrijgesteld op voorwaarde dat de (eventuele) dividenden van die aandelen in aanmerking (zouden) komen om, onder bepaalde voorwaarden, van de winst te worden afgetrokken als "definitief belaste inkomsten" (DBI). Deze vrijstelling is niet afhankelijk van de naleving van enige onaantastbaarheidsvoorwaarde, maar wordt bewerkstelligd door de begintoestand van de belaste reserves te verhogen ten belope van het vrijgestelde bedrag.

Voor de bespreking van deze vrijgestelde meerwaarden op aandelen wordt verwezen naar de commentaar op art. 192, WIB 92.

Daarnaast wordt inzake Ven.B nog in een uitdrukkelijke afwijking voorzien m.b.t. de in de PB vermelde vrijstelling op verwezenlijkte meerwaarden op ongebouwde onroerende goederen van landbouw- of tuinbouwondernemingen, waarvoor wordt verwezen naar de commentaar op art. 193, WIB 92.