Artikel 46, WIB 92
Art. 46, § 1, tweede lid, is van toepassing 10 dagen na publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad (08.01.2023) (art. 7, W 21.12.2022 - B.S. 29.12.2022; Numac: 2022043130)
§ 1. Stopzettingsmeerwaarden als omschreven in artikel 28, eerste lid, 1°, hierin begrepen de meerwaarden die zijn verkregen of vastgesteld uit hoofde of naar aanleiding van de volledige en definitieve stopzetting van één of meer bedrijfsafdelingen of takken van werkzaamheid, worden volledig maar tijdelijk vrijgesteld:
1° wanneer ofwel de onderneming, ofwel de beroepswerkzaamheid, ofwel één of meer bedrijfsafdelingen of takken van werkzaamheid worden voortgezet door de echtgenoot of door één of meer erfgenamen of erfgerechtigden in de rechte lijn van de persoon die de onderneming, de beroepswerkzaamheid, de bedrijfsafdeling of de tak van werkzaamheid heeft gestaakt;
2° wanneer zij zijn verkregen of vastgesteld, ter gelegenheid van de inbreng van één of meer bedrijfsafdelingen of takken van werkzaamheid of van de algemeenheid van goederen in een vennootschap, tegen verkrijging van aandelen die het kapitaal van die vennootschap vertegenwoordigen;
3° wanneer zij zijn verkregen of vastgesteld naar aanleiding van een inbreng in een vennootschap erkend als landbouwonderneming bedoeld in artikel 8:2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen die geacht wordt geen rechtspersoonlijkheid te bezitten voor het belastbare tijdperk waarin de inbreng heeft plaatsgehad.
Het eerste lid, 2°, is niet van toepassing wanneer de verkrijger van de inbreng een door de Autoriteit voor financiële Diensten en Markten erkende beleggingsvennootschap is met vast kapitaal voor belegging in vastgoed of in niet genoteerde aandelen, een gereglementeerde vastgoedvennootschap, een Europese langetermijnbeleggingsinstelling of een bij de FOD Financiën op de lijst van de gespecialiseerde vastgoedbeleggingsfondsen ingeschreven vennootschap.
Het eerste lid, 2°, is slechts van toepassing voor zover:
1° de vennootschap die de inbreng ontvangt een binnenlandse vennootschap of een intra- Europese vennootschap is;
2° (...)
3° de verrichting beantwoordt aan het bepaalde in artikel 183bis.
Wanneer de verkrijger van de inbreng een intra-Europese vennootschap is, geldt de in het eerste lid bedoelde vrijstelling slechts voor de ingebrachte goederen die ten gevolge van de inbreng aangewend en behouden worden binnen een in artikel 229, § 1, bedoelde Belgische inrichting waarover de inbrengverkrijgende vennootschap in België, al dan niet ten gevolge van deze inbreng, beschikt, en die bijdragen tot de totstandkoming van de resultaten van deze inrichting die in toepassing van artikel 233 in aanmerking worden genomen voor de belastinggrondslag.
De toepassing van het eerste lid, 1° en 3°, laat evenwel onverlet de eventuele belastingheffing van de verwezenlijkte meerwaarden op ongebouwde onroerende goederen van land- of tuinbouwondernemingen ingevolge artikel 90, eerste lid, 8°.
Financiële vaste activa en andere effecten in portefeuille zijn geen bedrijfsafdeling of tak van werkzaamheid; zij worden slechts beschouwd als tot een bedrijfsafdeling of een tak van werkzaamheid te behoren indien zij normaal in de onderneming van die bedrijfsafdeling of tak van werkzaamheid zijn opgenomen zonder het hoofdbestanddeel daarvan te vormen.
§ 2. De ten name van de nieuwe belastingplichtige in aanmerking te nemen afschrijvingen, aftrekken voor octrooi-inkomsten, aftrekken voor innovatie-inkomsten, aftrekken voor risicokapitaal, investeringsaftrekken, belastingkredieten voor onderzoek en ontwikkeling, minderwaarden of meerwaarden met betrekking tot de bij haar ingebrachte bestanddelen worden bepaald alsof deze laatste niet van eigenaar waren veranderd, behoudens in de gevallen waarin toepassing is gemaakt van artikel 90, eerste lid, 8°.
Het bepaalde in de artikelen 44, 44bis, 44ter, 45, 47, 48 en 361 tot 363 blijft van toepassing op de bij de vroegere belastingplichtige bestaande meerwaarden, waardeverminderingen, voorzieningen, onderwaarderingen, overwaarderingen, subsidies en vorderingen in zover die bestanddelen worden teruggevonden bij de nieuwe belastingplichtige.
In de gevallen vermeld in de artikelen 44bis, 44ter en 47, kan de voortzetting of inbreng van werkzaamheid niet tot gevolg hebben dat de oorspronkelijke herbeleggingstermijn wordt verlengd.
Voor de toepassing van deze paragraaf op de in § 1, eerste lid, 3°, vermelde vennootschappen erkend als landbouwonderneming bedoeld in artikel 8:2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen omvat de uitdrukking "de nieuwe belastingplichtige" alle vennoten van zulke vennootschappen, met inbegrip van de tot de vennootschap toegelaten rechtverkrijgenden van overleden vennoten.
§ 3. Niettegenstaande de uit § 2 voortvloeiende overdracht van belastingheffing wordt ter bepaling van de meerwaarden of minderwaarden op aandelen die ter vergoeding van een in § 1, eerste lid, 2° en 3°, bepaalde inbreng zijn verkregen, aan de aandelen een waarde toegekend gelijk aan de waarde die de ingebrachte activa, uit fiscaal oogpunt, bij de vroegere belastingplichtige hadden.
Ingeval de aandelen worden vervreemd, worden ze bij het bepalen van de krachtens artikel 44, § 1, 2°, eventueel vrijgestelde meerwaarde geacht voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid te zijn gebruikt vanaf de datum waarop de ingebrachte activa daartoe werden gebruikt en wordt de gemiddelde gerevaloriseerde waarde van elk aandeel bepaald naar rata van de totale gerevaloriseerde waarde van die activa.