Parlementaire vraag nr. 55020289C van de heer Dieter Vanbesien van 28.09.2021
Kamer, Integraal verslag – Commissie voor de Financiën, 2020-2021, CRIV 55 COM 580 d.d. 28.09.2021, blz. 61
Het behoud van eigen woning omwille van een verhuis naar een GAW of wzc
VRAAG (van de heer Vanbesien)
Mijnheer de minister, in ons land betaalt men belastingen op de huurinkomsten, behalve op het inkomen uit de eigen woning. Het begrip "eigen woning" wordt in de Bijzondere financieringswet gedefinieerd. Daar wordt bepaald dat een woning ook de eigen woning kan zijn wanneer de eigenaar er niet woont, onder andere wanneer die situatie bestaat om redenen van professionele of sociale aard, tenzij de woning verhuurd wordt aan iemand buiten het gezin van de eigenaar. Als men de wet letterlijk neemt, lijkt het er dus op dat iemand die vanwege zijn hoge leeftijd of zorgnoden moet verhuizen naar een assistentiewoning of een woon-zorgcentrum, en ondertussen zijn woning verhuurt aan iemand buiten het gezin, belasting moet betalen op die huurinkomsten. Dat is echter niet het geval, daar de minister van Financiën die deze bepaling invoerde tijdens de parlementaire bespreking verduidelijkte dat de gewijzigde tekst geen gevolgen zou hebben voor mensen die in een huurwoning gaan wonen om professionele of sociale redenen, en dat die mensen voor de wijziging vrijgesteld waren. Dat staat zo in het verslag van die vergadering. Dat wordt ook bevestigd door een rondzendbrief van de AA Fisc. Nu meldt iemand die uit noodzaak verhuisde naar een assistentiewoning, en die haar woning verhuurde om de hoge kosten te dekken, dat zij tijdens haar contact met de belastingadministratie verschillende antwoorden kreeg op de vraag of haar huurinkomsten vrijgesteld waren. Dat hoeft niet te verbazen, daar de verduidelijkingen van de minister ver staan van de letterlijke bewoordingen in de wet. Vandaar de volgende vragen. Kunt u verduidelijken in welke gevallen de verhuizing naar een woonzorgcentrum of een assistentiewoning een sociale reden kan uitmaken, en of de huurinkomsten in dat geval sowieso uitgesloten zijn van belasting, ook als de woning niet binnen de familie blijft? Kunt u meer in het algemeen verduidelijken wat onder het begrip "redenen van sociale aard" valt? Bent u op de hoogte van de verschillende interpretaties van het begrip "eigen woning" die bestaan binnen uw administratie? Is er sprake van een gelijkaardige onenigheid in de rechtspraak? Hoe plant u meer rechtszekerheid te creëren ter zake? Zult u bijkomende initiatieven treffen om die rechtszekerheid in dezen te verbeteren en uw administratie hiervan op de hoogte te brengen? Zo ja, welke maatregelen overweegt u? Tot slot, kan een bijkomende verduidelijking inzake deze situatie in de belastingbrief een dergelijke maatregel zijn?
ANTWOORD (van de Minister van Financiën)
De eigen woning is de woning die de belastingplichtige in principe zelf betrekt. De wetgever heeft echter in bepaalde uitzonderingen voorzien, waarbij een woning als eigen woning kan worden aangemerkt, hoewel de belastingplichtige ze niet zelf betrekt. Dat is onder andere het geval voor een woning die de belastingplichtige, omwille van sociale redenen zoals de grote afstand tussen de woonplaats en de plaats waar de kinderen studeren of de partner werkt, de behoefte van huisvesting van de gezinsleden, ouderdom, ziekte enzovoort, niet zelf betrekt. Wanneer een belastingplichtige de woning niet meer zelf betrekt, omdat men door zorgnoden is verhuisd naar een assistentiewoning of een woon-zorgcentrum, dan gaat het in normale omstandigheden om een woning die men niet zelf betrekt omwille van sociale redenen. Zoals wordt uitgelegd in rondzendbrief nr.6 van 2015 kan in een dergelijke situatie de woning, ondanks verhuring, toch als de eigen woning worden aangemerkt. Het onroerend inkomen is in dat geval vrijgesteld. De rondzendbrief behandelt deze situatie zelfs als voorbeeld en is ook consulteerbaar op de website Fisocnetplus. Mijn administratie is niet op de hoogte van de verschillende toepassingen van dit principe, noch van onenigheid hierover binnen de rechtspraak. Gelet op het voorgaande blijkt dat er geen grote rechtsonzekerheid bestaat. Desalniettemin zal ik samen met mijn administratie bekijken of bijkomende initiatieven noodzakelijk zijn.
Dieter Vanbesien : Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik hoop dat we de situatie inderdaad kunnen verduidelijken. We zullen de persoon die ons heeft gecontacteerd geruststellen. Het is wel zo dat de tekst die in de rondzendbrief staat en de interpretatie die u nu geeft, afwijkt van de letterlijke tekst in de wet. Die wet aanpassen zal niet zo eenvoudig zijn, want het gaat over de bijzondere financieringswet. Dat is geen wet die we zomaar kunnen aanpassen. Laat ons er ondertussen voor zorgen dat zowel de mensen als de medewerkers van de administratie duidelijk van deze interpretatie op de hoogte zijn.