Artikel 328, WIB 92
Art. 328, derde lid, is van toepassing met ingang van 16.07.1994 (art. 59, W 06.07.1994 - B.S. 16.07.1994; Numac: 1994003443)
De bestuursdiensten van de Staat, de besturen van de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de agglomeraties, de federaties van gemeenten en de gemeenten alsmede de vennootschappen, verenigingen, instellingen of inrichtingen naar publiek recht, mogen slechts kredieten, leningen, premies, toelagen of alle andere voordelen toekennen welke rechtstreeks of onrechtstreeks gegrond zijn op het bedrag van de inkomsten of op elementen die in aanmerking komen voor de vaststelling van die inkomsten, dan na kennis genomen te hebben van de recente fiscale toestand van de aanvrager.
Deze toestand is tegen de aanvrager in te roepen voor het toekennen van gezegde kredieten, leningen, premies, toelagen of andere voordelen.
De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn eveneens van toepassing op vennootschappen, verenigingen, instellingen of inrichtingen naar privaat recht, doch alleen wat betreft de verrichtingen waaraan rechtstreeks of onrechtstreeks een door de Staat of door een Gemeenschap of een Gewest toegekend voordeel is verbonden.