Commentaar van art. 328, WIB 92

Art. 328, WIB 92

I. WETTEKST

328/0

II. DOEL

328/1-2

III. TE VERSTREKKEN INLICHTINGEN

328/3

IV. BEROEPSGEHEIM

328/4

V. VERPLICHTINGEN VAN DE DIENSTEN DIE DE VOORDELEN VERLENEN

328/5

VI. VENNOOTSCHAPPEN, VERENIGINGEN, INSTELLINGEN OF INRICHTINGEN NAAR PRIVAAT RECHT

328/6

VII. TOEPASSING

328/7

I. WETTEKST

Nummer 328/0

Art. 328. - De bestuursdiensten van de Staat, de besturen van de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de agglomeraties, de federaties van gemeenten en de gemeenten alsmede de vennootschappen, verenigingen, instellingen of inrichtingen naar publiek recht, mogen slechts kredieten, leningen, premies, toelagen of alle andere voordelen toekennen welke rechtstreeks of onrechtstreeks gegrond zijn op het bedrag van de inkomsten of op elementen die in aanmerking komen voor de vaststelling van die inkomsten, dan na kennis genomen te hebben van de recente fiscale toestand van de aanvrager.

Deze toestand is tegen de aanvrager in te roepen voor het toekennen van gezegde kredieten, leningen, premies, toelagen of andere voordelen.

De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn eveneens van toepassing op vennootschappen, verenigingen, instellingen of inrichtingen naar privaat recht, doch alleen wat betreft de verrichtingen waaraan rechtstreeks of onrechtstreeks een door de Staat toegekend voordeel is verbonden.

II. DOEL

Nummer 328/1

Art. 328, WIB 92 heeft tot doel het onmogelijk te maken dat een belastingplichtige aan de bestuursdiensten van de Staat, de besturen van de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de agglomeraties, de federaties van gemeenten en de gemeenten of aan private of openbare instellingen of inrichtingen een hoger inkomen zou mededelen dan datgene waarop hij werd belast, teneinde een hoger voordeel (krediet, lening, premie, toelage, waarborg) van die bestuursdienst, instelling of inrichting te kunnen bekomen.

Nummer 328/2

Aanvankelijk was bepaald dat die machten, inrichtingen en instellingen ertoe zouden gehouden zijn, alvorens dergelijke voordelen toe te kennen, die rechtstreeks of onrechtstreeks gegrond zijn op het bedrag van het inkomen of op bestanddelen die voor de vaststelling van dat inkomen in aanmerking komen, de door de aanvrager verstrekte inlichtingen, welke op die inkomsten of op die bestanddelen betrekking hebben, uit eigen initiatief aan de administratie mede te delen.

Die procedure zou evenwel de diensten of inrichtingen welke kredieten, leningen, toelagen, waarborgen, enz., verlenen, rechtstreeks of onrechtstreeks gegrond op het bedrag van de inkomsten of op bestanddelen die voor de vaststelling van dat inkomen in aanmerking komen, in een netelige toestand hebben kunnen plaatsen ten opzichte van hun cliënteel (Parl.st., Kamer, zitting 1961-1962, nr. 264-36, blz. 2).

Om dit bezwaar en de mogelijk daaruit voortvloeiende moeilijkheden te ontgaan, is derhalve voorgeschreven dat de betrokken diensten en inrichtingen vooraf kennis moeten nemen van de fiscale toestand van de aanvragers en dat die toestand tegen deze laatsten moet worden ingeroepen bij het toekennen van de voordelen die zij aanvragen.

III. TE VERSTREKKEN INLICHTINGEN

Nummer 328/3

Onder fiscale toestand dient te worden verstaan het bedrag van de inkomsten of van de bestanddelen die in aanmerking komen voor het vaststellen van de inkomsten en die als basis dienen voor het vaststellen van de voordelen in kwestie (Parl.st., Kamer, zitting 1961-1962, nr. 264-42, blz. 216).

IV. BEROEPSGEHEIM

Nummer 328/4

Zie art. 337, WIB 92.

V. VERPLICHTINGEN VAN DE DIENSTEN DIE DE VOORDELEN VERLENEN

Nummer 328/5

De in art. 328, WIB 92, beoogde diensten, vennootschappen, instellingen, enz. ..., zijn aan geen enkele verplichting onderworpen voor het toekennen van voordelen aan nieuwe ondernemingen (Parl.st., Kamer, zitting 1961-1962, nr. 264-42, blz. 216).

In de andere gevallen hebben die diensten, vennootschappen en instellingen de verplichting kennis te nemen van de fiscale toestand van de betrokkene.

Krachtens art. 328, 2e lid, WIB 92, is de fiscale toestand tegen de aanvrager "in te roepen", voor het toekennen van de voordelen, wat impliceert dat de diensten, die de voordelen verlenen, verplicht zijn rekening te houden met die toestand zonder de grenzen ervan te mogen overschrijden (Parl.st., Kamer, zitting 1961-1962, nr. 264-42, blz. 216).

VI. VENNOOTSCHAPPEN, VERENIGINGEN, INSTELLINGEN OF INRICHTINGEN NAAR PRIVAAT RECHT

Nummer 328/6

Art. 328, 3e lid, WIB 92, maakt de bepalingen van de leden 1 en 2 toepasselijk op de inrichtingen naar privaat recht (bv. op de banken) doch alleen wat de verrichtingen betreft waaraan rechtstreeks of onrechtstreeks een door de Staat toegekend voordeel is verbonden, zoals deze beoogd bij :

- de W 17.7.1959 tot invoering en ordening van maatregelen ter bevordering van de economische expansie en de oprichting van nieuwe industrieën (V 961);

- de W 30.12.1970 betreffende de economische expansie (V 1315 - Bull. 483, blz. 454);

- de W 2.4.1976 tot verruiming van de kredietmogelijkheden ten gunste van de kleinhandelaars die een veel kleinere omzet hebben gehad ten gevolge van de uitvoering van werken van openbaar nut (BS 2.6.1976);

- de W 4.8.1978 tot economische heroriëntering, Titel I, Hoofdstuk I, inzake de kleine en middelgrote ondernemingen (V 1478 - Bull. 566, blz. 1591).

VII. TOEPASSING

Nummer 328/7

De instellingen die wensen kennis te nemen van de fiscale toestand van belastingplichtigen moeten zich richten tot het hoofdbestuur dat een eenvormige procedure inzake mededeling van inlichtingen heeft uitgewerkt.