Commentaar van art. 460, WIB 92

Art. 460, WIB 92

I. WETTEKST

460/0

II. ALGEMEENHEDEN

460/1-21

A. De strafvordering

460/1

B. De misdrijven

460/2-3

1. Het Openbaar Ministerie kan op verschillende manieren kennis krijgen van misdrijven

460/2

2. Aangifte van misdrijven door de administratie

460/3

C. Proces-verbaal

460/4-12

1. Algemeenheden

460/4

2. Wie kan misdrijven aan het licht brengen en processen-verbaal opstellen

460/5-7

3. Vorm en inhoud van de processen-verbaal

460/8-11

4. Bewijskracht van de processen-verbaal

460/12

D. De aangifte

460/13-21

1. Welke misdrijven moeten worden aangegeven ?

460/13-16

2. Machtiging tot aangifte

460/17

3. Wanneer mag worden voorgesteld om aangifte te doen ?

460/18

4. Beslissing van de Gew.dir of van één van de daartoe aangestelde ambtenaren van de BBI met betrekking tot het voorstel tot aangifte

460/19

5. Inhoud van de aangiften

460/20

6. Procureur des Konings aan wie de aangifte moet worden verstuurd

460/21

I. WETTEKST

Nummer 460/0

Art 460 - § 1. De strafvordering wordt uitgeoefend door het Openbaar Ministerie.

§ 2. Het openbaar Ministerie kan echter geen vervolgingen instellen, indien het kennis heeft gekregen van de feiten ten gevolge van een klacht of een aangifte van een ambtenaar die niet de machtiging had waarvan sprake is in art. 29, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

II. ALGEMEENHEDEN

A. DE STRAFVORDERING

Uitoefening van de strafvordering

Nummer 460/1

De uitoefening van de strafvordering behoort aan het Openbaar Ministerie in de persoon van de Procureur des Konings.

B. DE MISDRIJVEN

1. Het Openbaar Ministerie kan op verschillende manieren kennis krijgen van misdrijven:

Nummer 460/2

- hetzij doordat ze werden opgespoord of spontaan vastgesteld door de magistraten of door de ambtenaren die de wet daarmee belast (art. 8, WSV). Het kan bijv. gebeuren dat de gerechtelijke politie fiscale misdrijven ontdekt ter gelegenheid van een zaak van gemeen recht, zoals een bedrieglijk bankroet, enz;

- hetzij doordat ze door een al dan niet benadeelde persoon worden medegedeeld.

Die mededeling heet gewoonlijk klacht of aangifte (kennisgeving) naargelang ze uitgaat van een al dan niet door het misdrijf benadeelde persoon.

In principe zijn de klacht en de aangifte facultatief. Sommige wetten maken de aangifte niettemin verplicht, inzonderheid art. 29, WSV, wat de openbare ambtenaren betreft (zie nr. 350/3).

2. Aangifte van misdrijven door de administratie

Nummer 460/3

De rol van de administratie is beperkt tot de verplichting bij het Parket aangifte te doen van misdrijven waarvan zij kennis heeft en die aanleiding kunnen geven tot strafrechtelijke vervolgingen.

Die verplichting is voorgeschreven door art. 29, WSV, dat als volgt luidt :

Iedere gestelde overheid, ieder openbaar officier of ambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of van een wanbedrijf, is verplicht daarvan dadelijk bericht te geven aan de Procureur des Konings bij de rechtbank binnen wier rechtsgebied die misdaad of dat wanbedrijf is gepleegd of de verdachte zou kunnen worden gevonden, en aan die magistraat alle desbetreffende inlichtingen, processen-verbaal en akten te doen toekomen.

De ambtenaren van de Adm.DB en de ambtenaren van de BTW, registratie en domeinen, kunnen echter de feiten die, naar luid van de belastingwetten en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, strafrechtelijk strafbaar zijn, niet zonder de machtiging van de Gew.dir., onder wie zij ressorteren, ter kennis brengen van de Procureur des Konings.

Dezelfde feiten kunnen door de ambtenaren van de administratie van de BBI niet ter kennis van de Procureur des Konings worden gebracht zonder machtiging van één van de drie ambtenaren die daartoe, op eensluidend advies van de administrateur-generaal van de belastingen, door de secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën worden aangewezen, onder de ambtenaren van deze administratie of ter beschikking gesteld van deze laatste.

De ambtenaren van de Adm.DB mogen dus geen inbreuken op de fiscale wetgeving ter kennis brengen van het Openbaar Ministerie zonder de voorafgaande machtiging van de Gew.dir. onder wie zij ressorteren.

De ambtenaren van de administratie van de BBI moeten voorafgaandelijk machtiging krijgen van één van de drie ambtenaren die daartoe zijn aangewezen.

De aangifte of kennisgeving van misdrijven door de administratie behelst :

- eerst en vooral, een vaststelling van de feiten in een proces-verbaal;

- vervolgens, de mededeling van die feiten aan het Parket door de aangifte zelf.

Die twee punten worden hierna behandeld.

C. PROCES-VERBAAL

1. Algemeenheden

Nummer 460/4

Het proces-verbaal is een akte die een misdrijf vermeldt, waarvan een magistraat of een bevoegd ambtenaar getuige was of waarvan hij kennis kreeg, alsook; de opsporingen die in dat verband werden gedaan.

De wet kent aan sommige processen-verbaal bewijskracht toe omdat vertrouwen wordt gesteld in de ambtenaren die er de auteurs van zijn. Daaruit volgt dat die akten slechts wettelijke bewijskracht hebben - in de mate zoals hierna is bepaald : zie 460/12 - indien de verbalisant de feiten persoonlijk heeft vastgesteld; diezelfde bewijskracht strekt zich niet uit tot feiten die hem door een derde zijn medegedeeld noch tot de bemerkingen die hij aan zijn materiële vaststellingen toevoegt.

2. Wie kan misdrijven aan het licht brengen en processen-verbaal opstellen

Nummer 460/5

Het 1e lid, art. 176, KB/WIB 92, luidt als volgt :

Onverminderd de bevoegdheden van de gerechtelijke officieren bij de parketten, zijn de ambtenaren en beambten van de administratie der directe belastingen, van de administratie der douane en accijnzen, van de administratie van het kadaster, de beëdigde gemeenteambtenaren en -beambten, de rijkswacht, de gerechtelijke agenten bij de parketten, de speciale controleurs van de administratie van het vervoer, en de leden van het toezichtspersoneel van het Hoog Comité van toezicht bevoegd om de overtredingen op te sporen en om, zelfs alleen, de processen-verbaal inzake directe belastingen op te stellen.

Nummer 460/6

In de CTK moeten de processen-verbaal wegens niet-indienen van de belastingaangifte en de hierbij behorende formaliteiten, opgesteld worden door de dienstleider van dat kantoor. Hij moet de omstandigheden van het misdrijf onderzoeken aan de hand van het aanslagdossier en van de permanente lijst van de verhogingen administratieve boetes en strafrechtelijke sancties.

Wanneer het de beteugeling van de niet-verschijning of de weigering te getuigen betreft (art. 325 en 326, WIB 92), wordt het proces-verbaal door de Insp. opgesteld.

Nummer 460/7

De processen-verbaal moeten steeds worden overgelegd aan de Gew.dir., die daarna al dan niet machtiging verleent om aangifte te doen.

3. Vorm en inhoud van de processen-verbaal

Nummer 460/8

Het proces-verbaal moet gedateerd zijn, ondertekend door de verbalisant en voorts melding maken van :

- de naam en de hoedanigheid van degene die het opmaakt;

- de aard van de gedane vaststellingen en van de uitgevoerde onderzoekingen, die het bestaan aantonen van het materieel bestanddeel van het misdrijf en van het moreel bestanddeel (opzet) vereist door de wet;

- de aard van de begane overtredingen.

Volgens het 2e lid, art. 176, KB/WIB 92, worden die processen-verbaal waarbij eventueel de schriftelijke uitleggingen van de overtreders worden gevoegd, opgesteld ten verzoeke van de Minister van Financiën, op vervolging en benaarstiging van de directeur der directe belastingen, domicilie kiezend in zijn kantoren : zij zijn vrijgesteld van bevestiging of visum en van betekening.

De processen-verbaal worden toegezonden aan de ambtenaren die daartoe door de Minister van Financiën zijn aangewezen.

Nummer 460/9

Inzake IB en ermee gelijkgestelde belastingen kunnen sommige processen-verbaal op voorgedrukte formulieren worden opgesteld :

- nr. 276 PV, in geval van het niet-indienen van een aangifte;

- nr. 276 A 30 PV, in geval van het niet-naleven van de verplichtingen inzake het houden van het boekje met de ontvangstbewijzen en het dagboek;

- nr. 282, in geval van het niet-afleveren van de loon- en weddefiches;

- nr. 656, 683 en 732 voor de overtredingen inzake VB, AO of SW.

Nummer 460/10

Wanneer het misdrijf door een rechtspersoon is gepleegd, moet het proces verbaal eventueel worden opgesteld ten laste van de organen of agenten die voor haar rekening hebben gehandeld, aangezien de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor het misdrijf op hen rust (zie art. 458, Com.IB 92).

Nummer 460/11

Daar slechts die misdrijven moeten worden medegedeeld welke een door de wet bepaald opzettelijk karakter vertonen, moeten de processen-verbaal niet alleen de feiten bevestigen die het materiële bestanddeel van de overtreding vormen, maar ook de feiten die kunnen worden aangevoerd om het bestaan van het opzet aan te tonen.

4. Bewijskracht van de processen-verbaal

Nummer 460/12

Er blijkt uit vaststaande rechtsleer en rechtspraak (Cass., 13.5.1952, CASTELEYN, Pas., 1952, 1, blz. 584 - 23.3.1953, DE LODT, Pas., 1953, I, blz. 568) dat, aangezien de wet niet zegt dat de overeenkomstig art. 176, KB/WIB 92, opgestelde processen-verbaal bewijskracht hebben tot het bewijs van het tegendeel, die akten slechts de waarde van gewone inlichtingen hebben. De feitenrechter oordeelt soeverein over de waarde ervan.

D. DE AANGIFTE

1. Welke misdrijven moeten worden aangegeven ?

Nummer 460/13

Krachtens art. 29, WSV (zie 460/3), moet elke misdaad of elk wanbedrijf, waarvan de ambtenaren tijdens de uitoefening van hun beroep kennis hebben gekregen, ongeacht of zij in het Strafwetboek dan wel in een bijzondere wet zoals het WIB is opgenomen, aan het Parket worden medegedeeld.

Er valt nochtans op te merken dat de verplichting om het Openbaar Ministerie in te lichten over misdrijven die door andere dan fiscale wetgevingen worden beteugeld, zoals de omkoping van ambtenaren of het bewerken van het onvermogen, zonder voorbehoud blijft bestaan ten aanzien van elke openbare ambtenaar die daarvan kennis krijgt in de uitoefening van zijn ambt, terwijl krachtens art. 29, 2e lid, WSV, de ambtenaar van de directe belastingen bij de Procureur des Konings slechts aangifte mogen doen van inbreuken op de bepalingen van het WIB nadat zij daartoe gemachtigd zijn door de Gew.dir. onder wie zij ressorteren.

De ambtenaren van de administratie van de BBI mogen slechts aangifte doen van fiscale misdrijven na machtiging van één van de drie daartoe aangewezen ambtenaren.

Wat de in het WIB 92, vermelde misdrijven betreft wordt eraan herinnerd dat een dergelijk misdrijf slechts strafrechtelijk kan worden vervolgd indien het door die wet vereiste opzet aanwezig is. Wat de meest talrijke en meest voorkomende misdrijven betreft, met name die bedoeld in art. 449, WIB 92, is vereist dat "bedrieglijk opzet of het oogmerk te schaden" bestaat. Het spreekt vanzelf dat het de gerechtelijke autoriteiten zijn (Parket, onderzoeksrechter, rechtbank) die uitspraak zullen doen over het bestaan van het opzet. Evenwel moet de administratie slechts aangifte doen wanneer zij over een voldoende aantal ernstige gegevens beschikt om redelijkerwijze te kunnen aannemen dat het opzet bestaat; daarnaast staat dat zij, telkens wanneer zij over zulke gegevens beschikt, verplicht is aangifte te doen.

Nummer 460/14

Gelet op de verscheidenheid van de omstandigheden die zich kunnen voordoen, is het niet mogelijk gedetailleerde richtlijnen te verstrekken die zouden toelaten uit te maken of men te doen heeft met, ofwel, een gewone tekortkoming in verband met door de fiscale wet opgelegde formaliteiten, die kan bestraft worden door een administratieve sanctie, ofwel, met een inbreuk die bij het Parket moet worden aangegeven.

In de praktijk wordt nochtans aangenomen dat de administratie slechts deze inbreuken aanklaagt waarvan de elementen voldoende gekarakteriseerd zijn en, waarbij volgende criteria zouden kunnen worden aangewend :

- het betrekkelijk belang van de ontdoken belasting;

- de belangrijkheid van de inkomsten;

- de herhaling van het misdrijf;

- de aard van de aangewende middelen en werkwijzen.

Nummer 460/15

Louter fiscale bewijsmiddelen volstaan op zichzelf niet om het bestaan van een gekenmerkt misdrijf aan te tonen. Zulks is het geval bij taxatie op basis van louter fiscale bewijsmiddelen zoals :

- vermogensafrekening of taxatie bij vergelijking inzake IB, of

- vermoeden van verkoop van de aangekochte goederen onder voorwaarden die de belasting opeisbaar maken inzake BTW, indien daarenboven geen andere omstandigheden bestaan waaruit het bedrieglijk opzet of het oogmerk om te schaden blijkt.

Daarentegen kunnen de kenmerkende bestanddelen van het misdrijf onder meer blijken uit :

- het aanwenden van georganiseerde fraudepraktijken, zoals het voorleggen van documenten of geschriften die vals zijn door weglating, verandering, fictieve inschrijvingen;

- de poging tot omkoping van ambtenaren;

- het aanwenden van onrechtmatige middelen om aan de betaling van de belasting te ontsnappen o.a. door het onvermogen te bewerken;

- in sommige gevallen, het feit dat de belastingplichtige meerdere malen en op een bewuste wijze belangrijke fiscale verplichtingen niet naleeft.

Nummer 460/16

Het volstaat niet dat een misdrijf beantwoordend aan de bovenvermelde criteria gepleegd werd; het moet ook nog strafrechtelijk kunnen worden vervolgd, d.w.z. dat de strafvordering niet mag worden vervallen.

De strafvordering vervalt meer bepaald door :

- het overlijden van de betrokkene;

- de verjaring (zie art. 462, Com.IB 92);

- de exceptie van gewijsde (een definitief geworden uitspraak over een bepaald feit belet een nieuwe vervolging wegens datzelfde feit).

2. Machtiging tot aangifte

Nummer 460/17

Zoals reeds gezegd, mogen de ambtenaren van de Adm.DB geen inbreuken op de fiscale wetgeving ter kennis brengen van de Procureur des Konings zonder machtiging van de Gew.dir. onder wie zij ressorteren (zie 460/13).

Dienvolgens zendt de dienst (controle, inspectie, enz...) die de overtreding heeft vastgesteld, langs hiërarchische weg aan de Gew.dir. bevoegd voor het verlenen van de machtiging tot aangifte, een voorstel tot aangifte (zie ook 460/20).

3. Wanneer mag worden voorgesteld om aangifte te doen ?

Nummer 460/18

Het voorstel tot aangifte kan worden uitgebracht zodra de ambtenaar de overtuiging heeft dat met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, overtredingen werden begaan van de bepalingen van het WIB, van de ter uitvoering ervan genomen besluiten of van het WGB.

4. Beslissing van de Gew.dir. of van één van de daartoe aangestelde ambtenaren van de BBI met betrekking tot het voorstel tot aangifte

Nummer 460/19

Er wordt aanbevolen om de beslissing met betrekking tot het voorstel tot aangifte zo spoedig mogelijk te nemen.

5. Inhoud van de aangiften

Nummer 460/20

De aangiften moeten de volgende inlichtingen bevatten :

1. een precieze en volledige aanduiding van de betrokken persoon, van zijn werkzaamheid, van zijn woonplaats en van de plaats waar hij zijn beroep uitoefent;

2. een beschrijving van de feiten die de aangifte rechtvaardigen, d.w.z. niet alleen de materiële bestanddelen van de overtreding maar ook de beschikbare gegevens die het bestaan van het opzet kunnen aantonen;

3. de aanduiding van de ambtenaar (naam, graad, functie, adres en telefoonnummer) die het aanslagdossier bijhoudt en bijkomende inlichtingen kan verstrekken;

4. een verzoek aan de Procureur des Konings om :

- het gevolg dat zijn diensten aan de aangifte zullen geven, te willen mededelen;

- indien het onderzoek van de zaak bijkomende indiciën van fraude op het vlak van de IB aan het licht brengt, op grond van art. 327, § 3, WIB 92, de Minister van Financiën te willen inlichten om zo nodig de belastingsupplementen binnen de in art. 358, WIB 92, gestelde bijzondere termijn te kunnen vestigen.

Bij de aangifte worden de verslagen gevoegd van de ambtenaren die het onderzoek hebben uitgevoerd, de processen-verbaal, de machtiging tot aangifte alsmede ieder nuttig stuk.

6. Procureur des Konings aan wie de aangifte moet worden verstuurd

Nummer 460/21

In de regel zal de aangifte worden verstuurd naar de Procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waar de te vervolgen natuurlijke persoon woonachtig is.