Commentaar van art. 145^8, WIB 92
F. Betalingen voor het pensioensparen
Art. 145/8, WIB 92
145/8/0 | |
145/8/0 | |
145/8/1 | |
145/8/2-7 | |
V. Instellingen en ondernemingen die gemachtigd zijn om het pensioensparen te organiseren | 145/8/8-22 |
145/8/8 | |
145/8/9-17 | |
145/8/18-22 | |
145/8/23-52 | |
145/8/23-39 | |
145/8/40-45 | |
145/8/46-52 | |
VII. Belastingplichtigen die aanspraak hebben op de belastingvermindering voor pensioensparen | 145/8/53-70 |
A. Belastingplichtigen die een spaarrekening kunnen openen of een spaarverzekering kunnen aangaan | 145/8/53-60 |
B. Personen die aanspraak hebben op de belastingvermindering | 145/8/61-70 |
VIII. Voorwaarden met betrekking tot contracten en betalingen | 145/8/71-87 |
145/8/71 | |
145/8/72-73 | |
145/8/74-76 | |
145/8/77-78 | |
145/8/79 | |
145/8/80 | |
145/8/81 | |
145/8/82-85 | |
145/8/86-87 | |
145/8/88-89 | |
145/8/88 | |
145/8/89 | |
X. Onverenigbaarheid met de belastingvermindering voor verwerving van werkgeversaandelen | 145/8/90-91 |
Met het oog op een rationale indeling van de te behandelen stof, worden de art. 145/8 tot 145/16, WIB 92, samen besproken.
Nummer 145/8/0
Art. 145/8 [De tekst van art. 145/8, WIB 92, is van toepassing met ingang van aj. 1993]. - De bedragen die ingevolge artikel 145/1, 5°, in het kader van het pensioensparen in aanmerking komen voor vermindering, zijn die welke in België definitief worden betaald :
1° of wel voor het aanleggen van een collectieve spaarrekening;
2° ofwel voor het aanleggen van een individuele spaarrekening;
3° ofwel als premie van een spaarverzekering.
Het bedrag dat voor vermindering in aanmerking komt is beperkt tot 20.000 frank per belastbaar tijdperk. Elke echtgenoot is gerechtigd op de vermindering indien hij persoonlijk houder is van een spaarrekening of een spaarverzekering. Het voormelde bedrag kan bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit tot ten hoogste 40.000 frank worden verhoogd.
De betalingen in een belastbaar tijdperk mogen slechts worden verricht voor één enkele collectieve spaarrekening of één enkele individuele spaarrekening of één enkele spaarverzekering.
Art. 145/9 [De tekst van art. 145/9, WIB 92, is van toepassing met ingang van aj. 1993]. - De betalingen komen slechts voor vermindering in aanmerking op voorwaarde dat :
1° de collectieve spaarrekening of de individuele spaarrekening is geopend of de spaarverzekering is aangegaan :
a) door een rijksinwoner vanaf de leeftijd van 18 jaar en vóór de leeftijd van 65 jaar;
b) voor een looptijd van ten minste 10 jaar;
2° de voordelen bij het aangaan van het contract bedongen zijn :
a) bij leven, ten bate van de belastingplichtige zelf;
b) bij overlijden, ten bate van de echtgenoot of van de bloedverwanten tot de tweede graad van de belastingplichtige;
3° de belastingplichtige tot staving van zijn aangifte een attest voorlegt waarvan de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde het model vastlegt.
De vermindering wordt niet meer verleend met ingang van het belastbare tijdperk waarin de spaartegoeden, kapitalen of afkoopwaarden zijn uitgekeerd die afzonderlijk belastbaar zijn ingevolge artikel 171, 2°, e, behoudens indien de uitkering het gevolg is van het overlijden van de belastingplichtige, of waarin de belastingplichtige de leeftijd van 65 jaar bereikt heeft.
Art. 145/10 [De tekst van art. 145/10, eerste lid, WIB 92, is van toepassing met ingang van aj. 1993] [De tekst van art. 145/10, tweede lid, WIB 92, is van toepassing met ingang van aj. 1995]. - De in artikel 145/15 vermelde instellingen en ondernemingen mogen, naar het geval, per belastingplichtige slechts één enkele collectieve of één enkele individuele spaarrekening openen of slechts één enkele spaarverzekering afsluiten. Zij mogen geen betalingen in ontvangst nemen die hoger zijn dan het in artikel 145/8, tweede lid, vastgestelde maximumbedrag. Deze instellingen en ondernemingen stellen de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde in kennis :
1° van het openen van een spaarrekening of het aangaan van een spaarverzekering;
2° van het jaarbedrag van de betalingen van elke houder.
De in het eerste lid bedoelde kennisgeving geschiedt in de vorm en binnen de termijn die de Koning bepaalt.
Art. 145/11 [De tekst van art. 145/11, WIB 92, is van toepassing met ingang van aj. 1993]. - De beheersvennootschap van de ingevolge artikel 145/6 erkende pensioenspaarfondsen belegt de activa van dat fonds en de inkomsten van die activa, na aftrek van de kosten, uitsluitend op de volgende wijze :
1° voor ten minste 30 pct. in aandelen die een fractie van het maatschappelijk kapitaal van vennootschappen naar Belgisch recht vertegenwoordigen;
2° in obligaties in Belgische frank uitgegeven of onvoorwaardelijk gewaarborgd, in hoofdsom en in interest, door de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de agglomeraties, de gemeenten en andere openbare lichamen of instellingen;
3° in obligaties of kasbons in Belgische frank, met een looptijd van meer dan één jaar, uitgegeven door Belgische publiek- of privaatrechtelijke vennootschappen of in gelddeposito's in Belgische frank met een looptijd van meer dan één jaar;
4° in vastgoedcertificaten of in hypothecaire leningen met betrekking tot in België gelegen onroerende goederen;
5° tot ten hoogste 10 pct. in buitenlandse op een Belgische beurs genoteerde effecten of rechten van deelneming van Belgische gemeenschappelijke beleggingsfondsen die erkend zijn door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen;
6° tot ten hoogste 10 pct. in tegoeden op rekening in Belgische frank bij één van de instellingen of ondernemingen die zijn vermeld in artikel 145/15, eerste lid.
De voorgeschreven percentages worden berekend op de dag waarop de beleggingen worden gedaan.
Art. 145/12 [De tekst van art. 145/12, WIB 92, is van toepassing met ingang van aj. 1993]. - Bij de opening van een individuele spaarrekening moet de belastingplichtige aan de instelling of onderneming, waarbij die rekening wordt geopend, de schriftelijke verbintenis overleggen om de op zijn rekening geboekte sommen, alsmede de terugbetalingen en de opbrengsten van de verkoop van roerende waarden, te beleggen op de wijze en in de verhoudingen als omschreven in artikel 145/11. De belegging moet geschieden binnen twee maanden na de betaling of de terbeschikkingstelling van de bedragen.
Het naleven van die verbintenis moet ten laatste op de dag van de betaling blijken uit de overlegging van een schriftelijke beleggingsopdracht aan de instelling of onderneming waaraan de betaling is verricht.
De houder van een individuele spaarrekening mag evenwel aan de instelling of onderneming waarbij die rekening is geopend volmacht geven om de op zijn rekening geboekte sommen te beleggen op de wijze en volgens de verhoudingen als omschreven in artikel 145/11.
Wanneer geen schriftelijke beleggingsopdracht wordt overgelegd of de in de opdracht vermelde belegging niet overeenstemt met het bepaalde in artikel 145/11 of wanneer de in het vorige lid vermelde volmacht niet is gegeven, wordt de betaalde som niet op de individuele spaarrekening geboekt.
De inkomsten uit de individuele spaarrekening worden, na aftrek van de kosten, volledig belegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 145/11, eerste lid, 1° tot 4° en 6°.
De Koning bepaalt de wijze waarop de toepassing van dit artikel wordt nagegaan.
Art. 145/13 [De tekst van art. 145/13, WIB 92, is van toepassing met ingang van aj. 1993]. - De dekkingswaarden van de technische reserves betreffende de activiteiten van de spaarverzekering worden belegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 145/11.
Art. 145/14 [De tekst van art. 145/14, WIB 92, is van toepassing met ingang van aj. 1993]. - De vermindering voor pensioensparen kan niet samen met de vermindering voor verwerving van werkgeversaandelen ingevolge artikel 145/1, 4°, worden verkregen.
Art. 145/15 [De tekst van art. 145/15, eerste lid, WIB 92, is van toepassing vanaf 1.1.1994] [De tekst van art. 145/15, tweede lid, WIB 92, is van toepassing met ingang van aj. 1993]- Alleen de in artikel 56, § 1 en § 2, 2°, f en g, vermelde instellingen en ondernemingen mogen collectieve of individuele spaarrekeningen openen. De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, onder de voorwaarden die Hij bepaalt, hetzelfde recht toestaan aan beursvennootschappen naar Belgisch recht.
Alleen verzekeringsondernemingen die de tak levensverzekering beoefenen overeenkomstig de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, mogen spaarverzekeringen afsluiten.
Art. 145/16 [De tekst van art. 145/16, WIB 92, is van toepassing met ingang van aj. 1993]. - Voor de toepassing van het pensioensparen en van artikel 34, § 1, 3°, wordt verstaan onder :
1° collectieve spaarrekening, de delen van pensioenspaarfondsen die door de Minister van Financiën onder de door de Koning bepaalde voorwaarden zijn erkend voor het vormen van spaartegoeden die beschikbaar worden bij leven of bij overlijden, die delen worden op naam ingeschreven bij een van de in artikel 145/15, eerste lid, vermelde instellingen en ondernemingen;
2° individuele spaarrekening, de door de belastingplichtige aangeschafte roerende waarden en, bijkomend, de op rekening gehouden bedragen, met het oog op het vormen van een spaartegoed dat beschikbaar wordt bij leven of bij overlijden; die waarden en bedragen worden op naam ingeschreven bij een van de in artikel 145/15, eerste lid, vermelde instellingen of ondernemingen;
3° spaarverzekering, de verzekering door de belastingplichtige op zijn hoofd aangegaan om een pensioen, een rente of een kapitaal bij leven of bij overlijden te vestigen bij een in artikel 145/15, tweede lid, vermelde verzekeringsonderneming.
III. KB/WIB 92 [Zoals gewijzigd door KB 1.9.1995 tot wijziging, inzonderheid op het vlak van het lange termijnsparen, van het KB/WIB 92 (V 2416, Bull. 755)]
Nummer 145/8/1
Afdeling XXVquater. Inlichtingen te verstrekken betreffende betalingen voor pensioensparen (artikelen 21, 8°, 145/10 tweede lid, 145/12 zesde lid, en 263, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992).
Art. 63/5. - § 1. Binnen de twee maanden na het einde van ieder kalenderjaar waarin betalingen voor pensioensparen zijn verricht, moeten de instellingen en ondernemingen bedoeld in artikel 145/15 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan de Administratie van de directe belastingen een afschrift bezorgen van het attest der zij aan iedere houder van een spaarrekening of ondertekenaar van een spaarverzekeringscontract hebben uitgereikt en waarvan het model door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde is vastgelegd ter uitvoering van artikel 145/9, eerste lid, 3°, van hetzelfde Wetboek.
§ 2. De Minister van Financiën of zijn gedelegeerde kan vergunning verlenen om de in § 1 bedoelde afschriften te vervangen door een magnetische informatiedrager.
De vergunning vermeldt de na te leven voorwaarden en kan steeds worden ingetrokken.
Afdeling XXVquinquies. Voorwaarden tot toekenning en behoud van de erkenning van pensioenspaarfondsen (artikel 145/16, 1°, Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992)
Art. 63/6. - § 1. Tot staving van de aanvraag die de beheersvennootschap indient om voor de toepassing van artikel 145/16, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 een Belgisch beleggingsfonds als pensioenspaarfonds te erkennen, moet die vennootschap verstrekken:
1° een attest uitgereikt door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen volgens hetwelk dit fonds is ingeschreven op de lijst van de Belgische beleggingsinstellingen overeenkomstig artikel 120 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële merkten en afdeling I van hoofdstuk I van titel I van het koninklijk besluit van 4 maart 1991 met betrekking tot bepaalde instellingen voor collectieve belegging;
2° de, eventueel gecoördineerde, tekst van de statuten van de beheersvennootschap;
3° de lijst van de aandeelhouders van de beheersvennootschap en van ieders deelneming in het maatschappelijk kapitaal;
4° indien zij bestaan, de drie laatste jaarrekeningen van de beheersvennootschap;
5° de naam, voornamen, woonplaats en nationaliteit van de bestuurders, directeurs of andere personen die met het dagelijks bestuur van de beheersvennootschap zijn belast;
6° de verbintenis van de beheersvennootschap de activa van het fonds en de inkomsten van die activa, na aftrek van de lasten, te beleggen overeenkomstig boek III van voormelde wet van 4 december 1990 en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en met inachtneming van de verplichtingen van artikel 145/11 van hetzelfde Wetboek;
7° de naam, voornamen en woonplaats van een commissaris-revisor die volledige toegang heeft tot om het even welke bescheiden en geschriften van de beheersvennootschap zomede tot die van de bewaarnemer die betrekking hebben op de bewaargevingen van effecten en waarden van het fonds, waarbij de bewaarnemer zich akkoord verklaart met die vrije toegang,
8° een attest van de bewaarnemer van het fonds waarbij :
- hij zich ertoe verbindt aan alle verplichtingen overeenkomstig artikel 11 van voormeld koninklijk besluit van 4 maart 1991 te voldoen;
- hij de eventuele waarborgen omschrijft die hij aanvaard heeft aan de deelnemers te geven;
- hij de met de beheersvennootschap afgesloten overeenkomsten omschrijft;
- hij de verbintenis aangaat een de Minister van Financiën alle wijzigingen die ter zake zouden intreden mede te delen.
§ 2. Om het erkenningsdossier doorlopend te kunnen bijwerken, licht de beheersvennootschap de Minister van Financiën onverwijld in over de wijzigingen die moeten worden aangebracht in de tot staving van de aanvraag medegedeelde stukken en zendt hem de jaarrekening zodra die door de algemene vergadering is goedgekeurd.
Art. 63/7. § 1. Het naleven van de verplichtingen bedoeld in artikel 145/11, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt nagegaan op grond van de in § 2 bedoelde bescheiden die door de beheersvennootschap bij de Minister van Financiën worden ingediend uiterlijk één maand na het einde van ieder volledig kalenderkwartaal sedert de erkenning van het fonds, ondertekend door de twee bestuurders bedoeld in artikel 3, § 1, 8°, van het koninklijk besluit van 4 maart 1991 met betrekking tot bepaalde instellingen voor collectieve belegging en zonder enig voorbehoud gewaarmerkt door de in artikel 63/6, § 1, 7° bedoelde commissaris-revisor.
§ 2. De in § 1 bedoelde bescheiden worden gevormd door de gedetailleerde toestand van het fonds zoals die is opgesteld op het einde van de laatste bankwerkdag van iedere maand die deel uitmaakt van ieder kalenderkwartaal.
Die bescheiden geven de gedetailleerde samenstelling van het fonds op het einde van de maand, de waardering van respectievelijk elk element van het patrimonium en van het geheel van dit laatste overeenkomstig de in § 3 vermelde regels, enerzijds in kapitaal, anderzijds in inkomsten, evenals de netto inschrijvingen in kapitaal bij het fonds voor ieder van de drie voorgaande maanden.
§ 3. De methodes tot waardering van het patrimonium van het fonds moeten beantwoorden aan de voorwaarden vermeld in artikel 68, § 1, van voormeld koninklijk besluit van 4 maart 1991 en moeten overeenstemmen met de voorwaarden gesteld in het koninklijk besluit van 8 maart 1994 op de boekhouding en de jaarrekening van bepaalde instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming.
Wanneer er voor een element van het patrimonium geen gereglementeerde liquide markt bestaat, moeten de in het eerste lid bedoelde methodes tot waardering in het bijzonder door een commissaris-revisor zijn aanvaard.
§ 4. De voorwaarden bedoeld in artikel 145/11, van hetzelfde Wetboek worden beschouwd als nageleefd indien uit de in §§ 1 en 2 bedoelde bescheiden blijkt :
a) dat de op grond van de toestand op het einde van iedere maand van het kalenderkwartaal berekende totale gemiddelde waarde in kapitaal van de aandelen die een fractie van het maatschappelijk kapitaal van vennootschappen naar Belgisch recht vertegenwoordigen hoger is dan 30 pct. van refertewaarde van het fonds;
b) dat de op grond van de toestand op het einde van iedere maand van het kalenderkwartaal berekende totale gemiddelde waarde in kapitaal, enerzijds, van de buitenlandse op een Belgische beurs genoteerde effecten of de delen van Belgische gemeenschappelijke beleggingsfondsen die door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen ingeschreven zijn op de lijst van de Belgische beleggingsinstellingen, en anderzijds, van de tegoeden op rekening in Belgische frank bij één van de in artikel 145/15, eerste lid, van hetzelfde Wetboek vermelde instellingen of ondernemingen, niet hoger is den 10 pct. van de refertewaarde van het fonds;
c) dat de refertewaarde van het fonds die dient om de in a en b van deze paragraaf bedoelde coëfficiënten te meten, voor ieder kalenderkwartaal wordt bepaald door de gemiddelde waarde in kapitaal van het fonds te verminderen met een derde van de waarde in kapitaal van de netto inschrijvingen bij het fonds tijdens de derde maand die voorafgaat aan het kalenderkwartaal waarvoor de refertewaarde wordt berekend, met twee derde van de netto inschrijvingen tijdens de tweede maand die het betrokken kwartaal voorafgaat en met het totaal van dezelfde inschrijvingen tijdens de maand die hetzelfde kalenderkwartaal voorafgaat.
Art. 63/8. - § 1. De erkenning van het fonds wordt ingetrokken :
1° wanneer de Commissie voor het Bank- en Financiewezen de inschrijving van het pensioenspaarfonds op de lijst van de Belgische beleggingsinstellingen herroept;
2° wanneer de Commissie voor het Bank- en Financiewezen de vereffening van het fonds vaststelt;
3° wanneer de beheersvennootschap de in artikel 63/6, § 2, bedoelde bescheiden en inlichtingen niet meedeelt;
4° indien uit de in artikel 63/7 bedoelde bescheiden blijkt dat de beheersvennootschap of de bewaarnemer de aangegane verbintenissen niet naleeft.
De Minister van Financiën kan evenwel op gemotiveerd verzoekschrift van de beheersvennootschap een uitstel van ten hoogste drie maanden verlenen om de vastgestelde ontoereikendheid recht te zetten.
§ 2. Van de intrekking van de erkenning en van de toekenning van het in § 1, tweede lid, bedoelde uitstel, wordt kennis gegeven aan de beheermaatschappij, aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, aan de bewaarnemer en aan de in artikel 63/6, § 1, 7°, bedoelde commissaris- revisor.
§ 3. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen geeft de Minister van Financiën onverwijld kennis van de in § 1, eerste lid, 1°, vermelde herroeping of van de in § 1, eerste lid, 2°, vermelde vaststelling.
Art. 639. - De toekenning en de intrekking van de erkenning worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Nummer 145/8/2
Het stelsel van het pensioensparen (cf. art. 145/1, 5° en 145/8 tot 145/16, WIB 92) strekt ertoe het vormen van aanvullende pensioenen te bevorderen en het risicokapitaal aan te moedigen door onder bepaalde voorwaarden en binnen bepaalde grenzen toe te laten dat de bedragen die door belastingplichtigen - natuurlijke personen tot deze doeleinden worden aangewend, in aanmerking worden genomen voor een belastingvermindering in het kader van het lange termijnsparen [De bepalingen inzake de belastingvermindering voor pensioensparen zijn in werking getreden met ingang van aj. 1993; ze zijn derhalve van toepassing op de vanaf 1.1.1992 betaalde sommen] [Tot en met aj. 1992 regelden de art. 117 tot 125, WIB 92, de voorwaarden waaraan de in het kader van het pensioensparen gestorte sommen moesten voldoen opdat de persoon die ze verschuldigd was ze als personaliseerbare bestedingen van zijn totale netto-inkomen kon aftrekken].
Nummer 145/8/3
Dit stelsel richt zich tot alle belastingplichtigen die :
- rijksinwoners zijn;
- en ten minste 18 jaar en ten hoogste 64 jaar zijn.
Voor zover aan deze voorwaarden is voldaan kunnen werklozen, gepensioneerden en bruggepensioneerden zowel als werknemers, bestuurders, werkende vennoten, handelaars of beoefenaars van vrije beroepen aan dit stelsel deelnemen.
Hetzelfde geldt overigens voor belastingplichtigen die alleen andere belastbare inkomsten dan beroepsinkomsten verkrijgen.
Nummer 145/8/4
Men kan aan pensioensparen doen door middel van :
1° een collectieve spaarrekening;
2° een individuele spaarrekening;
3° een spaarverzekering.
Nummer 145/8/5
Instellingen en ondernemingen die de betalingen voor het pensioensparen in ontvangst mogen nemen zijn :
- financiële instellingen;
- beursvennootschappen naar Belgisch recht;
- verzekeringsondernemingen.
Nummer 145/8/6
De op een spaarrekening geboekte sommen, zomede de spaarverzekeringspremies, moeten door de gemachtigde instellingen en ondernemingen op een welbepaalde wijze en in bepaalde verhoudingen (o.a. 30 % in Belgische aandelen) belegd worden.
De inkomsten van deze waarden mogen niet aan de spaarders worden uitgekeerd. Ze moeten op hun beurt belegd worden.
Nummer 145/8/7
De op een spaarrekening geboekte sommen of de verzekeringspremies komen bij de belastingplichtige voor belastingvermindering in aanmerking, mits bepaalde voorwaarden worden nageleefd; in de huidige stand van zaken zijn zij beperkt tot 20.000 F per belastingplichtige (man en vrouw worden daarbij afzonderlijk beschouwd).
Het voormelde bedrag van 20.000 F wordt ingevolge art. 178, WIB 92, geïndexeerd en bedraagt aldus :
- 20.000 F voor de aj. 1990 en vorige;
- 21.000 F voor de aj. 1991 en 1992;
- 22.000 F voor de aj. 1993 tot 1996.
V. INSTELLINGEN EN ONDERNEMINGEN DIE GEMACHTIGD ZIJN OM HET PENSIOENSPAREN TE ORGANISEREN
Nummer 145/8/8
Om aan pensioensparen te doen moet de belastingplichtige bepaalde bedragen betalen aan een financiële instelling (een bank, een openbare kredietinstelling, een privé-spaarbank enz.), aan een beursvennootschap naar Belgisch recht of aan een verzekeringsonderneming.
De instellingen en ondernemingen die gemachtigd zijn om dergelijke betalingen te aanvaarden, kunnen in twee grote groepen onderverdeeld worden :
- enerzijds de financiële instellingen en beursvennootschappen waarbij de belastingplichtigen een spaarrekening kunnen openen;
- anderzijds de verzekeringsondernemingen waarbij zij een spaarverzekering kunnen aangaan.
1. Collectieve spaarrekening
a) Vorm
Nummer 145/8/9
De collectieve spaarrekening kan worden geopend bij één van de in 145/8/12 vermelde instellingen of ondernemingen die de op die rekening geboekte sommen gebruiken voor de inschrijving op delen van pensioenspaarfondsen welke daartoe door de Minister van Financiën erkend zijn (zie 145/8/1l).
Die pensioenspaarfondsen zijn van een bijzonder type, in die zin dat de onverdeelde massa van de roerende waarden die voor rekening van de houders van een spaarrekening wordt beheerd, niet wordt vertegenwoordigd door effecten maar door een inschrijving op rekening ten name van de instelling of onderneming door wiens tussenkomst op de delen is ingeschreven door de spaarders. Er is sprake van een collectieve spaarrekening omdat de financiële instelling enz. de spaarders die aan haar betalen collectief vertegenwoordigt t.o.v. de beheervennootschap.
b) Erkenning van pensioenspaarfondsen
Nummer 145/8/10
Om door de Minister van Financiën te kunnen worden erkend, moeten de pensioenspaarfondsen voldoen aan de voorwaarden neergelegd in de art. 63/6 en 63/7, KB/WIB 92. Die erkenning kan overeenkomstig de bepalingen van art. 63/8, KB/WIB 92, worden ingetrokken. De toekenning en de intrekking van de erkenning worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad (art. 63/9, KB/WIB 92).
Nummer 145/8/11
Tot dusver zijn de volgende pensioenspaarfondsen erkend :
- bij MB 4.2.1987 (BS 10.2.1987, V 1886 - Bull. 660) :
Rentastro (gewijzigd bij MB 8.11.1988, BS 25.11.1988, V 1956 - Bull. 679; vóór 1.9.1988 was de benaming "ASTRO"), beheerd door de NV Astro Management;
- ES Pension Fund, beheerd door de NV Selecte Beleggingen 2;
- Privest, beheerd door de NV Bemab;
- Star Fund, beheerd door de NV S.F. Management.
- bij MB 9.2.1987 (BS 18.2.1987, V 1889 - Bull. 660) :
- Britec Pensioenfonds, beheerd door de NV Britec;
- Métropolitan Pensioenspaarfonds, beheerd door de NV Beheermaatschappij van de Metropolitan Fondsen;
- Interselex Pension Fund, beheerd door de NV Interselex;
- Profund, beheerd door de NV Privatrust.
- bij MB 17.2.1987 (BS 21.2.1987, V 1891 - Bull. 660) :
- Accent Pension Fund (voorheen De Maertelaere Pension Fund - wijziging van de benaming ingevolge beslissing van de Algemene Vergadering van de beheervennootschap van 21.10.1993), beheerd door de NV Beursfondsen- Beheer;
- Hermes Pensioenfonds, beheerd door de NV Beursfondsen-Beheer;
- Inter-Beurs-Hermes-Pensioenfonds, beheerd door de NV Beursfondsen-Beheer.
- bij MB 27.10.1989 (BS 4.11.1989, V 2009 - Bull. 689) :
- Bacob Pension Fund, beheerd door de NV Bacob Trading;
- Cecos Pension Fund, beheerd door de NV Cerafund Management.
- bij MB 18.5.1992 (BS 27.5.1992, V 2172 - Bull. 718) :
- Top-Global Pension Fund, beheerd door de NV Top-HCC.
c) Instellingen en ondernemingen die het beheer waarnemen
Nummer 145/8/12
De hierna vermelde instellingen en ondernemingen mogen collectieve spaarrekeningen openen en beheren :
1° de Belgische banken en Belgische instellingen van buitenlandse banken als vermeld in art. 1, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935;
2° de Belgische openbare kredietinstellingen als vermeld in art. 1, tweede lid, 1°, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935, namelijk :
- de Nationale Bank van België, het Herdisconterings- en Waarborginstituut;
- de Algemene Spaar- en Lijfrentekas;
- de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid;
- het Gemeentekrediet van België;
- de Nationale Kas voor Beroepskrediet;
- het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet;
- het Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet;
3° de privé-spaarkassen die aan de controle van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen onderworpen zijn;
4° de kredietverenigingen die zijn erkend door de Nationale Kas voor Beroepskrediet, alsmede de plaatselijke handelsvennootschappen en de gewestelijke of beroepsverenigingen van deze maatschappijen, die tot uitvoering van het statuut van de Nationale Kas voor Beroepskrediet krediet voor ambachtsoutillage mogen verstrekken;
5° de door het Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet erkende kredietkassen;
6° de beursvennootschappen naar Belgisch recht, onder de voorwaarden bepaald door de Koning.
2. Individuele spaarrekening
a) Vorm
Nummer 145/8/13
Een andere mogelijkheid om aan pensioensparen te doen is de individuele spaarrekening die de belastingplichtige kan openen bij dezelfde instellingen of ondernemingen als die welke gemachtigd zijn om collectieve spaarrekeningen te openen (zie 145/8/12). De betaalde bedragen worden bij die instelling of onderneming ingeschreven op naam van de houder van de rekening.
b) Eigen beheer
Nummer 145/8/14
Indien hij zulks wenst, kan de betrokkene zijn rekening zelf beheren. In dat geval moet hij bij de instelling of onderneming waarbij die rekening is geopend, de schriftelijke verbintenis overleggen om de op zijn rekening geboekte sommen, alsmede de terugbetalingen en de opbrengsten van de verkoop van roerende waarden, op de in de wet voorgeschreven wijze te beleggen (zie 145/8/36 tot 38 en 145/8/42 tot 44).
Ten laatste op de dag van de betaling moet de houder een schriftelijke beleggingsopdracht ten belope van het desbetreffende bedrag bezorgen aan de instelling of onderneming waarbij de individuele spaarrekening is geopend. Die opdracht moet concreet vermelden welke roerende waarden die instelling of onderneming als belegging moet aankopen.
Tevens is voorgeschreven dat de belegging in elk geval door de instelling of onderneming moet uitgevoerd zijn binnen twee maanden na de betaling of de terbeschikkingstelling van de bedragen (art. 145/12, eerste lid, WIB 92).
c) Beheer bij volmacht
Nummer 145/8/15
In plaats van zelf zijn rekening te beheren en dus ook zelf in te staan voor de passende beleggingen, kan de houder het beheer van zijn rekening toevertrouwen aan de instelling of onderneming waarbij hij een individuele spaarrekening heeft geopend. Daartoe geeft hij schriftelijk volmacht om de op zijn rekening geboekte sommen op de in de wet voorgeschreven wijze te beleggen. Hij bepaalt dus zelf niet in welke roerende waarden zijn betalingen concreet zullen worden belegd.
3. Spaarverzekering
a) Vorm
Nummer 145/8/16
De spaarverzekering is de verzekering die de verzekeringnemer op zijn hoofd aangaat om bij een verzekeringsonderneming een pensioen, een rente of een kapitaal te vestigen bij leven of bij overlijden.
Deze vorm van pensioensparen is gebaseerd op de gebruikelijke techniek van de levensverzekering, waarbij de verzekeringsonderneming de spaarder vooraf een bepaald rendement waarborgt, afhankelijk van de betaalde premies en de looptijd van het contract. Het contractueel bedongen voordeel kan eventueel met een winstdeelneming verhoogd worden.
In beginsel komen alle types van levensverzekeringen als spaarverzekering in aanmerking, met inbegrip van de tijdelijke verzekering bij overlijden met vast of afnemend kapitaal.
b) Bedoelde ondernemingen
Nummer 145/8/17
Het betreft de Belgische verzekeringsondernemingen en de Belgische inrichtingen van buitenlandse ondernemingen die in België verzekeringen op het leven mogen afsluiten overeenkomstig de W 9.7.1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.
C. DOOR DE INSTELLINGEN EN ONDERNEMINGEN NA TE LEVEN REGELS
Nummer 145/8/18
Naast hun specifieke beleggingsverplichtingen, die verder worden behandeld, moeten de instellingen en ondernemingen die het pensioensparen organiseren nog een aantal regels naleven.
Een verzekeringsonderneming mag, per belastingplichtige, slechts één enkele spaarverzekering afsluiten; evenzo mogen financiële instellingen en ondernemingen per belastingplichtige slechts één enkele collectieve of één enkele individuele spaarrekening openen (cf. art. 145/10, eerste lid, WIB 92) .
Deze beperking moet als volgt worden begrepen : op geen enkel tijdstip mag éénzelfde belastingplichtige bij éénzelfde instelling of onderneming meer dan één spaarrekening of één spaarverzekering hebben.
Art. 145/10, eerste lid, WIB 92, schrijft eveneens voor dat de bedoelde instellingen en ondernemingen in een bepaald jaar geen betalingen in ontvangst mogen nemen die hoger zijn dan het thans toegestane maximumbedrag van 20.000 F (zie 145/8/7) per belastingplichtige.
Nummer 145/8/19
De bij het pensioensparen betrokken instellingen en ondernemingen moeten de administratie in kennis stellen :
- van alle spaarrekeningen die worden geopend en van alle spaarverzekeringen die worden aangegaan;
- van het jaarbedrag van de betalingen van elke houder voor dergelijke contracten (cf. art. 145/10, eerste lid, WIB 92);
- van de overdrachten van spaartegoeden of technische reserves (zowel inkomende als uitgaande) die geen aanleiding geven tot dadelijke belastingheffing.
Nummer 145/8/20
Die kennisgeving moet gebeuren in de vorm en binnen de termijn die de Koning bepaalt (cf. art. 145/10, tweede lid, WIB 92 en art. 63/5, KB/WIB 92).
Concreet moeten de voornoemde instellingen en ondernemingen een attest nr. 281.60 uitreiken, waarvan het model, vastgelegd door de gedelegeerde van de Minister van Financiën, hierna is weergegeven :
Pensioensparen | Attest |
1. Collectieve spaarrekening (*) Benaming : .................. | 7. Benaming en adres van de instelling of onderneming die de spaargelden heeft ontvangen |
2. Individuele spaarrekening (*) | |
3. Spaarverzekering (*) | |
4. Nr. van de rekening of polis: .................. | 8. Naam en voornamen :........................... Echtgenote van :..................... Straat en nr./Bus : .................. |
5. Datum van de opening van de rekening of het aangaan van de polis : ............................. | Postnr. en gemeente : ................ Geboortedatum : ...................... |
6. Betalingen Pensioensparen a) Jaar b) Bedrag (*) het overbodige doorhalen 281.60 | 9. De in rubriek 7 vermelde instelling of onderneming bevestigt dat, wat haar betreft, aan alle wettelijke bepalingen inzake pensioensparen is voldaan. |
Dit attest wordt door de instelling of onderneming in tweevoud opgesteld en maakt het mogelijk tegelijkertijd aan de sub 145/8/19 en 145/8/77 vermelde formaliteiten te voldoen.
Dat attest vermeldt :
- de volledige identiteit van de belastingplichtige;
- de aard van het contract;
- het nummer van de spaarrekening of van de verzekeringspolis;
- de datum waarop de overeenkomst is aangegaan;
- het jaar en het bedrag van de verrichte betalingen.
Voorts bevestigt de instelling of onderneming dat wat haar betreft aan alle wettelijke bepalingen inzake pensioensparen voldaan is.
Nummer 145/8/21
Het originele attest moet uiterlijk einde februari van het jaar na de betaling aan de spaarder worden uitgereikt.
Het afschrift van het attest moet binnen dezelfde termijn worden toegezonden aan het bevoegde "Documentatiecentrum-Bedrijfsvoorheffing"
[Mits vergunning van de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde mag het afschrift worden vervangen door een magnetische informatiedrager. De vergunning vermeldt de na te leven voorwaarden en kan steeds worden ingetrokken]. Deze dienst zendt het attest door naar de betrokken taxatiedienst om het in het aanslagdossier van de belastingplichtige te plaatsen. De belastingplichtige moet zijn exemplaar bij zijn aangifte in de inkomstenbelastingen voegen om de belastingvermindering te kunnen verkrijgen (zie ook 145/8/77).
Nummer 145/8/22
Wanneer de in 145/8/14, tweede lid, bedoelde beleggingsopdracht i.v.m een individuele spaarrekening niet is overgelegd of wanneer de in de opdracht vermelde belegging niet overeenstemt met hetgeen wettelijk is bepaald, of nog wanneer geen volmacht tot belegging is gegeven (zie 145/8/15), mag de betrokken instelling of onderneming de betaalde som niet boeken op de individuele spaarrekening van de betrokkene (cf. art. 145/12, vierde lid, WIB 92) .
VI. BELEGGING VAN BETALINGEN EN INKOMSTEN
A. BELEGGING VAN DE BETALINGEN
1. Collectieve spaarrekening
Nummer 145/8/23
Deze vorm van pensioensparen vindt plaats door bemiddeling van erkende pensioenspaarfondsen. Een dergelijke fonds heeft geen rechtspersoonlijkheid. De bezittingen ervan worden door een beheervennootschap beheerd.
Nummer 145/8/24
Art. 145/11, eerste lid, 1°, WIB 92, schrijft voor dat de beheervennootschap de activa van het fonds, na aftrek van de kosten, uitsluitend mag beleggen in de hierna vermelde activa. De kosten waarvan sprake zijn de eventuele toetredingskosten.
Nummer 145/8/25
Ten minste 30 % van de activa moeten worden belegd in aandelen die een fractie van het maatschappelijk kapitaal van vennootschappen naar Belgisch recht vertegenwoordigen. Hier worden zowel kapitaalvennootschappen als personenvennootschappen bedoeld die aan de Ven.B onderworpen zijn.
Nummer 145/8/26
Het pensioenspaarfonds mag ook beleggen in obligaties in Belgische frank, uitgegeven of onvoorwaardelijk gewaarborgd - in hoofdsom en in interest - door de Belgische overheid. Ter zake verstaat men onder de overheid de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de agglomeraties, de gemeenten en andere openbare lichamen of instellingen.
Nummer 145/8/27
Verder kan nog worden belegd in :
- obligaties of kasbons in Belgische frank, met een looptijd van meer dan één jaar, uitgegeven door Belgische publiek- of privaatrechtelijke vennootschappen;
- gelddeposito's in Belgische frank met een looptijd van meer dan één jaar;
- vastgoedcertificaten of hypothecaire leningen met betrekking tot in België gelegen onroerende goederen.
Nummer 145/8/28
De pensioenspaarfondsen mogen slechts ten hoogste 10 % beleggen in buitenlandse op een Belgische beurs genoteerde effecten of in rechten van deelneming van Belgische gemeenschappelijke beleggingsfondsen die door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen erkend zijn [BEVEKS in de zin van de art. 114 en 115, W 4.12.1990 op de financiële transacties en financiële markten, worden voor de toepassing van de beleggingsverplichting van art. 145/11, 5°, WIB 92, met Belgische gemeenschappelijke beleggingsfondsen gelijkgesteld].
Nummer 145/8/29
De toegelaten "buitenlandse" beleggingen omvatten dus zowel aandelen van buitenlandse vennootschappen als obligaties, kasbons enz. van buitenlandse overheden, publiek- en privaatrechtelijke vennootschappen die op een Belgische beurs genoteerd zijn, zomede rechten van deelneming van Belgische gemeenschappelijke beleggingsfondsen, ongeacht of die fondsen al dan niet, hoofdzakelijk of bijkomstig, in buitenlandse waarden beleggen.
Nummer 145/8/30
De beperking tot 10 % geldt voor de beide beleggingsvormen samen.
Nummer 145/8/31
Ten slotte mogen ten hoogste 10 % van de activa van het pensioenspaarfonds belegd worden in tegoeden op rekening in Belgische frank bij de in 145/8/12, 1° tot 5°, vermelde instellingen of ondernemingen.
Nummer 145/8/32
De aandacht wordt erop gevestigd dat alleen inzake aandelen van Belgische vennootschappen een minimumbeleggingswaarde is gesteld, namelijk 30 % (zie 145/8/25). Anderzijds is voor de in 145/8/28 en 145/8/31 vermelde waarden telkens een maximumbelegging van 10 % bepaald.
Nummer 145/8/33
Voor de in 145/8/27 vermelde waarden zijn geen specifieke minima of maxima voorgeschreven, doch wegens het vorenbedoelde minimum van 30 % mag het totaal van deze waarden nooit meer bedragen dan 70 % van de activa van het pensioenspaarfonds.
Nummer 145/8/34
Een pensioenspaarfonds, dat voor 85 % belegt in Belgische aandelen, voor 7 % in buitenlandse aandelen die in België zijn genoteerd en het saldo (8 %) aanhoudt in Belgische tegoeden op rekening voldoet dus aan zijn beleggingsverplichting.
Hetzelfde geldt voor een fonds dat 40 % belegt in Belgische aandelen, 55 % in Belgische obligaties en 5 % in Belgische tegoeden op rekening.
Nummer 145/8/35
Art. 145/11, tweede lid, WIB 92, bepaalt dat het in 145/8/25 vermelde minimum van 30 % en de in 145/8/28 en 31 bedoelde maxima van 10 % worden berekend op de dag waarop de beleggingen worden gedaan (zie ook 145/8/46 en 47).
2. Individuele spaarrekening
Nummer 145/8/36
Overeenkomstig art. 145/12, eerste lid, WIB 92, moeten alle op een individuele spaarrekening geboekte sommen (dit zijn dus de voor belastingvermindering in aanmerking komende bedragen) alsmede de terugbetalingen van beleggingen (zoals b.v. obligaties enz. op de vervaldag) en de opbrengsten van de verkoop van roerende waarden, op dezelfde wijze en in dezelfde verhoudingen worden belegd als de activa van de pensioenspaarfondsen (zie 145/8/24 tot 35).
Niettemin mag deze belegging om praktische redenen door de houder van de rekening vrij en op zijn verantwoordelijkheid worden uitgevoerd in waarden als omschreven in art. 145/11, eerste lid, WIB 92, voor zover de in dat artikel neergelegde minimum- en maximumbeleggingsverplichtingen in globo gerespecteerd worden.
Nummer 145/8/37
De opbrengst van de verkoop van inschrijvingsrechten moet op dezelfde wijze worden belegd als uiteengezet in 145/8/36.
Nummer 145/8/38
Ook hier betreft het netto-bedragen, d.w.z. bedragen na aftrek van de gebruikelijke kosten die bij de betaling worden aangerekend door de beherende instelling of onderneming of die bij aankoop, verkoop of terugbetaling van roerende waarden worden in rekening gebracht.
3. Spaarverzekering
Nummer 145/8/39
Overeenkomstig art. 145/13, WIB 92, moeten de dekkingswaarden van de technische reserves betreffende de activiteiten van de spaarverzekering (zie ook 145/8/40 en 45) op dezelfde wijze belegd worden als de activa van de collectieve spaarrekeningen.
De aan de verzekeringsondernemingen opgelegde beleggingsvoorschriften zijn derhalve identiek aan die welke aan de beheervennootschap van een pensioenspaarfonds worden opgelegd voor de collectieve spaarrekeningen.
1. Algemeen
Nummer 145/8/40
De inkomsten van de waarden van de spaarrekeningen (collectieve of individuele) mogen niet worden uitgekeerd maar moeten op hun beurt worden belegd.
Hetzelfde geldt uiteraard ook voor spaarverzekeringen vermits de inkomsten deel uitmaken van de technische reserves.
2. Collectieve spaarrekening
Nummer 145/8/41
Uit de aanhef van het eerste lid van art. 145/11, WIB 92, blijkt dat de beheervennootschap van een erkend pensioenspaarfonds de inkomsten van de activa van dat fonds op dezelfde wijze en volgens dezelfde verhoudingen moet beleggen als de activa zelf. Het betreft dus de beleggingen en verhoudingen vermeld in 145/8/24 tot 35. Wel te verstaan moeten alleen de netto-inkomsten, d.w.z. de inkomsten na aftrek van de erop drukkende kosten, op de voorgeschreven wijze belegd worden.
De beleggingsvoorschriften voor de collectieve spaarrekening zijn dus identiek voor de eigenlijke betalingen, voor de terugbetalingen, voor de herbeleggingen (arbitrages) en voor de opbrengsten of inkomsten. De beoordeling gebeurt dan ook in globo voor het totale actief van het fonds,
3. Individuele spaarrekening
Nummer 145/8/42
Wat deze spaarvorm betreft, wordt de aandacht gevestigd op een bijzonderheid : volgens art. 145/12, vijfde lid, WIB 92, worden de inkomsten uit de individuele spaarrekening, na aftrek van de kosten, volledig belegd overeenkomstig het bepaalde in art. 145/11, eerste lid, 1° tot 4° en 6°, WIB 92.
Uit het voorgaande volgt :
1° dat voor de inkomsten van de individuele spaarrekening noch een minimumbelegging van 30 % in Belgische aandelen, noch een maximumbelegging van 10 % in tegoeden op rekening wordt opgelegd;
2° dat die inkomsten hoegenaamd niet mogen worden belegd in buitenlandse effecten en evenmin in rechten van deelneming van een Belgisch gemeenschappelijk beleggingsfonds.
Nummer 145/8/43
Het bepaalde in 145/8/42 slaat niet op wederbeleggingen van activa, noch op terugbetalingen van kapitaal op de vervaldag van obligaties, kasbons enz. Deze middelen moeten bij de op de rekening geboekte sommen gevoegd worden om te beoordelen of, per spaarrekening, de voorgeschreven beleggingsvormen en -verhoudingen in globo beschouwd zijn nageleefd.
Nummer 145/8/44
De instelling of onderneming die individuele spaarrekeningen bijhoudt moet daarom de waarde ervan splitsen in "eigenlijke activa" en in "inkomsten", ten einde de controle op de beleggingen mogelijk te maken.
4. Spaarverzekering
Nummer 145/8/45
Voor verzekeringsondernemingen maken de inkomsten van de premies van spaarverzekeringen deel uit van de technische reserves, zodat het bepaalde in 145/8/39 erop van toepassing is.
C. TIJDSTIP VAN EN CONTROLE OP DE BELEGGINGEN
1. Collectieve spaarrekening
Nummer 145/8/46
Uit art. 63/7, § 4, KB/WIB 92, volgt dat de beleggingsverplichtingen in de zin van art. 145/11, eerste lid, WIB 92, worden geacht te zijn nageleefd indien uit de bescheiden, die de beheervennootschap periodiek moet indienen, blijkt :
1° dat de op grond van de toestand op het einde van iedere maand van het kalenderkwartaal berekende totale gemiddelde waarde in kapitaal van de Belgische aandelen hoger is dan 30 % van de refertewaarde van het fonds;
2° dat de op grond van de toestand op het einde van iedere maand van het kalenderkwartaal berekende totale gemiddelde waarde in kapitaal, enerzijds, van de buitenlandse op een Belgische beurs genoteerde effecten of de delen van erkende Belgische gemeenschappelijke beleggingsfondsen, en anderzijds, van de tegoeden op rekening in Belgische frank, niet hoger is dan 10 % van de refertewaarde van het fonds;
3° dat de refertewaarde van het fonds, die dient om de in 1° en 2° hierboven bedoelde coëfficiënten te meten, voor ieder kalenderkwartaal wordt bepaald door de gemiddelde waarde in kapitaal van het fonds te verminderen met 1/3 van de waarde in kapitaal van de netto-inschrijvingen bij het fonds tijdens de derde maand die voorafgaat aan het kalenderkwartaal waarvoor de refertewaarde wordt berekend, met 2/3 van de netto-inschrijvingen tijdens de tweede maand die het betrokken kwartaal voorafgaat en met het totaal van dezelfde inschrijvingen tijdens de maand die hetzelfde kalenderkwartaal voorafgaat.
Nummer 145/8/47
De controle op het naleven van de beleggingsverplichtingen gebeurt aan de hand van de bescheiden die de beheervennootschap uiterlijk één maand na het einde van ieder volledig kalenderkwartaal moet overleggen aan haar hoofdcontroleur der belastingen. Die bescheiden geven de gedetailleerde toestand van het fonds weer op het einde van de laatste bankwerkdag van iedere maand die deel uitmaakt van het kalenderkwartaal (zie art. 63/7, §§1 tot 3, KB/WIB 92) .
2. Individuele spaarrekening
Nummer 145/8/48
Overeenkomstig art. 145/12, eerste lid, WIB 92, moeten de op een individuele spaarrekening geboekte sommen alsmede de terugbetalingen (b.v. van obligaties en kasbons op de vervaldag) en de opbrengsten van de verkoop van roerende waarden belegd worden binnen twee maanden na de betaling of de terbeschikkingstelling van de bedragen.
Nummer 145/8/49
De controle op het naleven van die verplichting wordt wat de eigenlijke betalingen betreft in de eerste plaats opgedragen aan de instelling of onderneming waarbij de individuele spaarrekening geopend is. Wanneer de houder van een individuele spaarrekening ten laatste op de dag van de betaling geen geschreven beleggingsopdracht overlegt of wanneer de in die opdracht vermelde belegging niet aan de wettelijke vereisten voldoet, of nog wanneer de houder aan de betrokken instelling of onderneming geen volmacht heeft gegeven om de passende beleggingen te doen, wordt door die instelling of onderneming de betaalde som immers niet op de individuele spaarrekening geboekt (art. 145/12, vierde lid, WIB 92).
Nummer 145/8/50
Bij koninklijk besluit kunnen bovendien bijzondere maatregelen worden getroffen om de administratie in de mogelijkheid te stellen na te gaan of de houder van een individuele spaarrekening en de instelling of onderneming waarbij zulke rekening is geopend hun verplichtingen ter zake hebben nageleefd.
3. Spaarverzekering
Nummer 145/8/51
De verzekeringsondernemingen organiseren hun boekhouding zodat de administratie kan nagaan of de dekkingswaarden van de technische reserves betreffende de activiteiten van de spaarverzekeringen afzonderlijk genomen, belegd zijn overeenkomstig het bepaalde in art. 145/11, WIB 92.
Het staat deze ondernemingen vrij, bij hun aangifte in de Ven.B een opgave te voegen naar het hierna weergegeven model.
Model van opgave die door verzekeringsondernemingen bij hun aangifte in de vennootschapsbelasting kan worden gevoegd
Nummer 145/8/52
BENAMING EN ADRES VAN DE VENNOOTSCHAP - (BJ) BOEKJAAR : OPGAVE VAN DE DEKKINGSWAARDEN DER TECHNISCHE RESERVES VAN DE SPAARVERZEKERING (art. 145/11 en 145/13, WIB 92) | |||||
Vereist % | Toestand bij het verstrijken van het bj. | Aanvullende beleg. na het afsluiten van het bj. | Definitieve toestand Bedragen | % | |
- | Waarden, in BF, door de Belgische overheid uitgegeven of gewaarborgd | ||||
- | Obligaties en kasbons, in BF, met een looptijd van meer dan 1 jaar, door Belg. Vennootschappen uitgegeven | ||||
- | Gelddeposito's in BF met een looptijd van meer dan 1 jaar | ||||
Min. 30% | Aandelen van vennootschappen naar Belgisch recht | ||||
- | Vastgoedcertificaten m.b.t. in België gelegen onroerende goederen | ||||
- | Hypothecaire leningen m.b.t. in België gelegen onroerende goederen | ||||
- | Buitenlandse effecten op een Belg. beurs genoteerd | ||||
Rechten van deelneming van Belg. gemeenschappelijke beleggingsfondsen die erkend zijn door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen | |||||
Max. 10% | Subtotaal buitenlandse effecten en rechten van deelneming van gemeenschappelijke beleggingsfondsen | ||||
Max. 10 % | Tegoeden op rekening in BF | ||||
Totaal | |||||
Technische reserves directe verrichtingen op het einde van het boekjaar |
Juist verklaard
Te, de
VII. BELASTINGPLICHTIGEN DIE AANSPRAAK HEBBEN OP DE BELASTINGVERMINDERING VOOR PENSIOENSPAREN
A. BELASTINGPLICHTIGEN DIE EEN SPAARREKENING KUNNEN OPENEN OF EEN SPAARVERZEKERING KUNNEN AANGAAN
Nummer 145/8/53
Art. 145/9, eerste lid, 1°, a, WIB 92, bepaalt dat de betalingen voor het pensioensparen slechts voor belastingvermindering in aanmerking komen op voorwaarde dat de (individuele of collectieve) spaarrekening is geopend of de spaarverzekering is aangegaan door een rijksinwoner vanaf de leeftijd van 18 jaar en voor de leeftijd van 65 jaar.
Uit de aangehaalde wetsbepaling blijkt dus dat alleen die personen een spaarrekening kunnen openen of een spaarverzekering kunnen aangaan die tegelijkertijd aan de volgende twee voorwaarden voldoen :
1° rijksinwoner zijn;
2° ten minste 18 jaar oud zijn en de leeftijd van 65 jaar nog niet hebben bereikt.
Nummer 145/8/54
Aan beide voorwaarden moet in principe voldaan zijn op de datum waarop de spaarrekening wordt geopend of het verzekeringscontract wordt aangegaan. In de praktijk mag men zich echter voor het beoordelen van de leeftijdsgrenzen plaatsen op 31 december van het jaar van de opening van de spaarrekening of van het aangaan van de spaarverzekering.
Nummer 145/8/55
Art. 9, § 5, KB 22.12.1986 heeft een wettelijke fictie geschapen waardoor de stortingen die in 1987 voor 14 februari zijn gedaan, worden geacht te hebben plaatsgehad tijdens het jaar 1986. Dienvolgens wordt ook het desbetreffende contract geacht te zijn gesloten in 1986 en moet voor die gevallen aan de leeftijdsvoorwaarde voldaan zijn op 31.12.1986 (zie verslag aan de Koning, BS 1.11.1987, blz. 44).
Nummer 145/8/56
Een natuurlijke persoon voldoet aan de in 145/8/53, tweede lid, 1°, vermelde voorwaarde indien hij op 31 december van het jaar van het openen van een spaarrekening of van het aangaan van een spaarverzekering de hoedanigheid van rijksinwoner heeft.
Nummer 145/8/57
Ter zake is wel vereist dat de betrokken belastingplichtige tijdens het desbetreffende jaar belastbare inkomsten heeft ook al zijn de netto- inkomsten lager dan de belastingvrije som.
Nummer 145/8/58
Echtgenoten kunnen elk afzonderlijk een spaarrekening openen of een spaarverzekering aangaan, mits zij persoonlijk aan de gestelde voorwaarden voldoen (art. 145/8, tweede lid, WIB 92) (zie ook 145/8/63).
Nummer 145/8/59
Ook bruggepensioneerden of gepensioneerden die nog geen 65 jaar oud zijn kunnen nog tot het pensioensparen toetreden.
Nummer 145/8/60
De belastingplichtigen mogen in een belastbaar tijdperk OFWEL één spaarrekening openen OFWEL één spaarverzekering aangaan. Zij mogen dus tijdens hetzelfde jaar ten hoogste één overeenkomst inzake pensioensparen sluiten. Deze beperking geldt niet voor overeenkomsten die tijdens verschillende jaren worden gesloten, ongeacht of de nieuwe overeenkomst al dan niet gepaard gaat met een overdracht van een spaartegoed of van premies.
B. PERSONEN DIE AANSPRAAK HEBBEN OP DE BELASTINGVERMINDERING
Nummer 145/8/61
Als algemene regel kan worden gesteld dat al de in 145/8/53 tot 145/8/60 bedoelde natuurlijke personen aanspraak hebben op belastingvermindering voor de betalingen verricht in het kader van het pensioensparen.
Nummer 145/8/62
Aan de vereiste rijksinwoner te zijn moet uitsluitend voldaan zijn op het einde van het jaar waarin de spaarrekening is geopend of de spaarverzekering is aangegaan.
Hieruit volgt o.m. dat een belastingplichtige die op een later tijdstip de hoedanigheid van rijksinwoner verliest, het recht op belastingvermindering voor de betaalde bedragen behoudt. De belastingvermindering kan dan uiteraard alleen worden verleend, indien hij in de BNI/nat.pers. belastbare en regulariseerbare inkomsten heeft.
Nummer 145/8/63
Wat echtgenoten [Gehuwde personen die zich niet bevinden in een van de in art. 128, eerste lid, WIB 92, bedoelde gevallen] betreft, stelt art. 145/8, tweede lid, WIB 92, uitdrukkelijk dat elke echtgenoot gerechtigd is op de belastingvermindering, indien hij persoonlijk houder is van een spaarrekening of een spaarverzekering. Dit impliceert dat de echtgenoot die zelf geen houder is van een spaarrekening of een spaarverzekering geen aanspraak op die belastingvermindering kan maken. Bovendien wordt de bijzondere gemiddelde aanslagvoet die van toepassing is op de uitgaven die ten name van elke echtgenoot voor belastingvermindering in aanmerking komen, voor elke echtgenoot afzonderlijk vastgesteld, onder meer rekening houdend met de toerekening van het huwelijksquotiënt (art. 145/2, tweede lid, WIB 92) . Hieruit blijkt dat de wetgever de belastingvermindering met betrekking tot het pensioensparen per echtgenoot heeft willen individualiseren, zodat de vermindering wegens pensioensparen nooit van de ene echtgenoot naar de andere echtgenoot kan worden overgeheveld (PV nr. 1183, 19.8.1994, Volksv. Vandeurzen, Bull. 745, blz. 144).
Nummer 145/8/64
Betalingen die door ouders verricht zouden worden voor een spaarrekening of een spaarverzekering op naam van hun kinderen, geven geen aanleiding tot belastingvermindering ten name van eerstgenoemden.
Nummer 145/8/65
Ook bruggepensioneerden en gepensioneerden die geen 65 jaar oud zijn mogen tot het pensioensparen toetreden. Hierbij moet worden aangestipt dat de belastingvermindering in de regel slechts de laatste maal kan worden verleend voor het jaar waarin de belastingplichtige - man of vrouw - de leeftijd van 64 jaar bereikt.
Nummer 145/8/66
Overeenkomstig art. 145/9, tweede lid, WIB 92, wordt de belastingvermindering niet meer verleend met ingang van het jaar waarin :
- de belastingplichtige de leeftijd van 65 jaar bereikt heeft, ongeacht of hij op 65-jarige leeftijd gepensioneerd is of zijn beroepswerkzaamheden volledig en definitief heeft stopgezet (zie PV nr. 807, 2.12.1993, Volksv. Ghesquière, Bull. 738, blz. 1150);
- de spaartegoeden, kapitalen of afkoopwaarden zijn uitgekeerd aan de belastingplichtige vóór zijn 65 jaar in omstandigheden die in principe
[Zelfs indien die inkomsten in feite samen met andere inkomsten tegen de progressieve aanslagvoeten worden belast omdat deze wijze van belasten voor de belastingplichtige voordeliger is] aanleiding geven tot afzonderlijke belasting tegen de aanslagvoet van 10 % (cf. art. 171, 2°, e, WIB 92), behoudens indien de uitkering het gevolg is van het overlijden van de belastingplichtige.
Op het voorgaande kan geen uitzondering worden gemaakt voor personen die na de uitbetaling nog een andere spaarrekening of -verzekering aanhouden waarvoor zij betalingen verrichten of die achteraf nog een dergelijke rekening openen of een verzekering aangaan.
Personen die wegens, het overlijden van hun echtgenoot genoodzaakt worden hun eigen spaarrekening vervroegd te vereffenen, mogen de betalingen die zij naderhand voor een nieuw geopende spaarrekening verrichten evenwel nog voor belastingvermindering in aanmerking nemen.
Nummer 145/8/67
Wanneer een spaarverzekering of een spaarrekening aanleiding heeft gegeven tot de vestiging van een taks op het lange termijnsparen (zie 39/13 tot 18), komen de premies of betalingen die worden gestort of gedaan na de heffing van die indirecte taks (vanaf de leeftijd van 60 jaar tot en met 64 jaar) verder in aanmerking voor belastingvermindering (zie ter zake PV nr. 340, 30.3.1993, Sen. De Roo, Bull. 730, blz. 2406 en PV nr. 807, 2.12.1993, Volksv. Ghesquière, Bull. 738, blz. 1150).
Nummer 145/8/68
Wanneer een belastingplichtige overlijdt voor het jaar waarin hij 65 jaar wordt, mag de tijdens het jaar van overlijden, maar voor de overlijdensdatum gedane betaling nog voor belastingvermindering in aanmerking worden genomen voor het jaar van overlijden van de erflater.
Nummer 145/8/69
Binnen eenzelfde gezin moet de toestand individueel worden nagegaan. Het is derhalve mogelijk dat één van de echtgenoten zijn spaartegoed, kapitaal of afkoopwaarde opneemt in omstandigheden die aanleiding geven tot afzonderlijke belasting ingevolge art. 171, 2°, e, WIB 92, en dus niet verder betalingen voor het pensioensparen kan verrichten die voor belastingvermindering in aanmerking komen, terwijl de andere echtgenoot zijn tegoed niet opneemt en dus bij voortduur wel kan betalen voor zijn eigen rekening of verzekering.
Nummer 145/8/70
Het is evident dat bruggepensioneerden en gepensioneerden die geen 65 jaar oud zijn wel verder betalingen kunnen verrichten die voor belastingvermindering in aanmerking komen wanneer zij hun spaartegoed of kapitaal niet opnemen of wanneer zij dit doen onder omstandigheden die in principe aanleiding geven tot belasting tegen het tarief van 33 %.
VIII. VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT CONTRACTEN EN BETALINGEN
Nummer 145/8/71
De betalingen voor het pensioensparen komen slechts voor belastingvermindering in aanmerking indien aan de volgende voorwaarden is voldaan (art. 145/8 en 145/9, WIB 92) :
1° bij het aangaan van het contract moeten de voordelen van de spaarrekening of -verzekering bedongen zijn :
- bij leven, ten bate van de belastingplichtige zelf;
- bij overlijden, ten bate van de echtgenoot of van de bloedverwanten tot de tweede graad van de belastingplichtige;
2° de spaarrekening moet geopend worden of de spaarverzekering moet aangegaan worden voor een looptijd van ten minste 10 jaar [Of 5 jaar (zie 145/8/74)];
3° de belastingplichtige moet een daartoe bestemd attest van betaling voegen bij de aangifte in de inkomstenbelastingen waarin de belastingvermindering wordt gevraagd;
4° de belastingplichtige mag in een belastbaar tijdperk slechts voor één enkele spaarrekening of één enkele spaarverzekering betalingen hebben verricht;
5° de betalingen moeten definitief en in België gedaan zijn.
Nummer 145/8/72
De in 145/8/71, 1° vermelde begunstigingsclausule is dezelfde als die welke in art. 145/4, 2°, WIB 92, is gesteld voor de toekenning van de belastingvermindering voor premies van individuele levensverzekeringen (zie 145/4/42 tot 48).
Aangezien zulke clausule onontbeerlijk is en steeds uitdrukkelijk voorkomt in elk verzekeringscontract kan bij spaarverzekeringen steeds aan de hand van de polis worden nagegaan of aan de wettelijk opgelegde voorwaarde voldaan is.
Nummer 145/8/73
Wat spaarrekeningen betreft wordt opgemerkt dat een spaarrekening in feite een bijzondere vorm van deposito is en dat de belastingplichtige eigenaar blijft van de gedeponeerde sommen en de inkomsten ervan zodat hij deze volgens het burgerlijk recht steeds kan terugvragen. Bij overlijden maakt het op dat ogenblik gevormde kapitaal zonder meer deel uit van de nalatenschap van de erflater.
Hieruit volgt dat een begunstigingsclausule voor spaarrekeningen praktisch zonder voorwerp is. Derhalve moet niet geëist worden dat ze in de desbetreffende overeenkomsten voorkomt.
C. MINIMUMLOOPTIJD VAN SPAARREKENING OF -VERZEKERING
Nummer 145/8/74
De belastingplichtige die een individuele of collectieve spaarrekening opent moet zich ertoe verbinden deze rekening voor ten minste 10 jaar aan te houden. Deze termijn wordt van dag tot dag gerekend. Voor personen die op 31.12.1986 de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt (m.a.w. personen die vóór 1.1.1932 geboren zijn) wordt de minimumlooptijd van 10 jaar verminderd tot 5 jaar (cf. art. 103, W 28.12.1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen - V 2212, Bull. 725).
Spaarverzekeringen moeten eveneens een looptijd van ten minste 10 of 5 jaar hebben, naar het hierboven gemaakte onderscheid; of aan deze voorwaarde voldaan is moet blijken uit de begin- en einddatum van de polis.
Deze regels vormen echter geen beletsel voor bepaalde overdrachten van het spaartegoed van een spaarrekening of van de technische reserve van een spaarverzekering.
Nummer 145/8/75
Bij volledige overdracht van de voorheen op een individuele of collectieve spaarrekening gevormde tegoeden naar een andere individuele of collectieve spaarrekening bij dezelfde of een andere financiële instelling of onderneming - waarbij de eerste rekening ophoudt te bestaan zonder aanleiding te geven tot belastingheffing- mag de reeds op het eerste contract verlopen termijn worden medegeteld om de minimumlooptijd van de nieuwe spaarrekening te berekenen (Verslag aan de Koning bij het KB 22.12.1986, BS 1.1.1987, blz. 43).
Dezelfde regel geldt mutatis mutandis bij overdracht van de volledige technische reserve van een spaarverzekering naar een nieuw contract bij dezelfde of een andere verzekeringsonderneming.
De vorenbedoelde overdrachten worden vermeld op het attest
281.60 van het jaar van de overdracht. De overdragende instelling of onderneming vermeldt : "volledig spaartegoed van ............ F overgedragen naar ............" (naam van de instelling of de onderneming). De instelling of onderneming die het spaartegoed ontvangt, vermeldt op haar attest van hetzelfde jaar : "volledig spaartegoed van ........... F overgebracht van ................ (naam van de instelling of onderneming). Betreft het interne overdrachten, dan kan worden volstaan met de vermelding : "volledige overdracht van rekening (polis) nr ............".
De voormelde regel geldt niet bij gedeeltelijke overdrachten of wanneer een andere spaarrekening wordt geopend of een andere spaarverzekering wordt gesloten, zonder overdracht van het spaartegoed of de technische reserve.
Nummer 145/8/76
Spaarrekeningen en -verzekeringen waarvoor in 1987 voor 14.2.1987 betalingen zijn gedaan, worden voor de berekening van de minimumlooptijd geacht te zijn geopend of aangegaan op 31.12.1986.
Nummer 145/8/77
De betalingen voor het pensioensparen komen slechts voor belastingvermindering in aanmerking indien de belastingplichtige bij zijn aangifte in de inkomstenbelastingen het attest nr. 281.60 heeft gevoegd (art. 145/9, eerste lid, 3°, WIB 92 - zie 145/8/20).
Belastingplichtigen die nagelaten hebben deze formaliteit na te leven, kunnen de belastingvermindering alsnog verkrijgen indien zij dit attest op een later tijdstip bezorgen aan de taxatiedienst waaronder zij ressorteren of aan de ambtenaar die belast is met het onderzoek van hun bezwaarschrift.
Nummer 145/8/78
Bij spaarverzekeringen komt het voor dat de premies via een tussenpersoon worden betaald, zodat de verzekeringsonderneming niet steeds de juiste datum van betaling van de premies door de spaarder kent. In een dergelijk geval mogen de premies die vóór 1 februari aan de verzekeringsonderneming zijn betaald, doch het vorige jaar vervallen zijn, worden geacht in het jaar van hun vervaldag te zijn betaald.
Ten einde een stelsel van negatieve fiches te vermijden, mogen er echter in geen enkel geval attesten worden opgesteld vooraleer de verzekeringsonderneming in het bezit is gesteld van de premie.
E. VERBOD VOOR MEERDERE CONTRACTEN BETALINGEN TE VERRICHTEN
Nummer 145/8/79
Wanneer een belastingplichtige voor twee of meer spaarrekeningen of -verzekeringen betalingen heeft verricht tijdens hetzelfde belastbare tijdperk, wordt de belastingvermindering slechts verleend voor de betaling voor één enkele rekening of verzekering, naar keuze van de betrokkene.
Nummer 145/8/80
De betalingen voor het pensioensparen moeten definitief en in België gedaan zijn. Deze voorwaarden spreken voor zichzelf en behoeven geen nadere commentaar.
Nummer 145/8/81
De belastingvermindering wordt berekend op de uitgaven (betalingen voor het pensioensparen) die tijdens het belastbare tijdperk werkelijk zijn betaald (zie evenwel 145/8/78).
H. INPANDGEVING VAN EEN SPAARVERZEKERINGSCONTRACT
Nummer 145/8/82
Wat betreft de belastingvermindering voor de premies van een spaarverzekering voor de toepassing van het pensioensparen komen in principe alle types van levensverzekeringen in aanmerking, met inbegrip van de tijdelijke verzekering bij overlijden met vast of afnemend kapitaal.
Nummer 145/8/83
De hypothecaire schuldeiser mag echter niet worden aangewezen als voornaamste begunstigde - bij leven of bij overlijden van de verzekerde - van het verzekeringscontract, vermits alsdan aan de in art. 145/9, eerste lid, 2°, WIB 92, gestelde voorwaarde voor het verlenen van de belastingvermindering niet is voldaan.
Nummer 145/8/84
Het recht op belastingvermindering voor de premies van een spaarverzekering gaat echter niet teloor wanneer het spaarverzekeringscontract dat ten voordele van een der in art. 145/9, eerste lid, 2°, WIB 92, opgesomde personen is onderschreven, bij een bankinstelling of verzekeringsonderneming in pand wordt gegeven als bijkomende waarborg voor een door de verzekerde zelf aangegane hypothecaire lening op een in België gelegen onroerend goed dat zijn eigendom is ofwel door eenvoudige overdracht aan die instelling van de door de schuldenaar (verzekerde), de schuldeiser (begunstigde) en de verzekeraar getekende polis, ofwel door toekenning aan de schuldeiser, bij aanhangsel aan de polis, niet alleen van het genot van het contract, maar ook van alle rechten van de verzekeringnemer. Hieraan is evenwel de voorwaarde gekoppeld dat de overdracht van de polis aan de schuldeiser of de wijzigingen door het aanhangsel aan het contract, geen afbreuk doen aan de bij art. 145/9, eerste lid, 2°, WIB 92, gestelde voorwaarde betreffende de hoedanigheid van de persoon ten bate van wie het levensverzekeringscontract onderschreven moet zijn.
Nummer 145/8/85
Het bepaalde in 145/8/84 is inzonderheid van toepassing wanneer de eerste begunstigde van het contract, in geval van overlijden van de verzekerde, het recht behoudt om van diens erfgenamen de betaling te eisen van de sommen die ten bate van de schuldeiser op het verzekerde kapitaal zijn afgenomen om de schuld te delgen. Met andere woorden, de overdracht van de polis of de wijziging ervan bij aanhangsel, mag juridisch uitsluitend tot doel hebben de begunstigde van de polis te verplichten het verzekerde kapitaal geheel of gedeeltelijk aan te wenden (of te laten aanwenden) tot terugbetaling van het saldo van de door de overleden verzekeringnemer aangegane lening, zonder daarom de rechten van de begunstigde op het verzekerde kapitaal aan te tasten.
I. ONVERENIGBAARHEID VAN DE TOEKENNING VAN EEN BELASTINGVERMINDERING VOOR DE PREMIES VAN EEN INDIVIDUELE LEVENSVERZEKERING MET DE TOEKENNING VAN EEN BELASTINGVERMINDERING WEGENS PENSIOENSPAREN VOOR EENZELFDE LEVENSVERZEKERINGSCONTRACT
Nummer 145/8/86
De Administratie der directe belastingen aanvaardt niet dat, voor eenzelfde levensverzekeringscontract, de premies tegelijkertijd of achtereenvolgens in aanmerking worden genomen voor de toekenning van een belastingvermindering voor premies van een individuele levensverzekering (art. 145/1, 2°, WIB 92) en voor de toekenning van een belastingvermindering voor betalingen voor het pensioensparen (art. 145/1,5°, WIB 92) . De belastingplichtige moet ter zake zelfs een bindende keuze maken. Er zal hem niet toegestaan worden hierop terug te komen.
Nummer 145/8/87
Concreet heeft de in 145/8/86 bedoelde regel de volgende consequenties :
- een levensverzekeringscontract waarvoor een attest is uitgereikt om de belastingvermindering voor de premies overeenkomstig de art. 145/4 of 145/5, WIB 92 (zie commentaar op die artikelen) te verkrijgen, mag geenaanleiding geven tot het uitreiken van een attest nr. 281.60 inzake pensioensparen en vice versa;
- tijdens de duur van het contract kan niet van het ene (art. 145/4 tot 145/6, WIB 92) naar het andere (art. 145/8 tot 145/16, WIB 92) stelsel worden overgestapt of vice versa;
-, de premie van eenzelfde levensverzekeringscontract mag niet gesplitst worden in een deel waarvoor de belastingvermindering voor premies van een individuele levensverzekering wordt gevraagd (art. 145/4 of 145/5, WIB 92) en in een deel dat voor het pensioensparen wordt aangewend (art. 145/8 tot 145/16, WIB 92) ;
- het attest nr. 281.60 kan nooit één van de in de art. 145/4 en 145/5, WIB 92, bedoelde attesten vervangen;
- kapitaalaflossingen van een hypothecaire lening die gewaarborgd is door een levensverzekering waarvan de premiebetaling door een attest nr. 281.60 is aangetoond, komen niet in aanmerking voor belastingvermindering.
IX. VOOR BELASTINGVERMINDERING IN AANMERKING KOMEND BEDRAG
Nummer 145/8/88
Art. 145/8, tweede lid, WIB 92, beperkt het voor belastingvermindering in aanmerking komende bedrag van de betalingen voor het pensioensparen tot 20.000 F (bruto) per belastbaar tijdperk en per belastingplichtige. Dat bedrag wordt overeenkomstig art. 178, WIB 92, geïndexeerd (zie 145/8/7). Het maximumbedrag van 20.000 F omvat alle kosten die de instelling of onderneming op welke wijze ook aan de spaarder aanrekent.
De premies van aanvullende verzekering tegen ongevallen of invaliditeit die gekoppeld zijn aan een spaarrekening of -verzekering komen niet in aanmerking voor belastingvermindering, ongeacht of zij al dan niet in het bedrag van 20.000 F (te indexeren bedrag) begrepen zijn.
Daar in een gezin elke echtgenoot een spaarrekening of spaarverzekering kan openen, kan het voor belastingvermindering in aanmerking komende bedrag maximaal 40.000 F (zie ook 145/8/7) bereiken voor de twee echtgenoten samen.
Geen enkele verhoging van het voor belastingvermindering in aanmerking komende bedrag is mogelijk in verhouding tot het aantal personen ten laste.
B. EVENTUELE LATERE VERHOGING VAN HET MAXIMUMBEDRAG DAT VOOR BELASTINGVERMINDERING IN AANMERKING KOMT
Nummer 145/8/89
Art. 145/8, tweede lid, WIB 92, bepaalt eveneens dat bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit het bedrag van 20.000 F tot ten hoogste 40.000 F kan worden opgetrokken.
Die maatregel is thans echter nog niet getroffen, zodat hierover nog geen commentaar kan worden verstrekt.
X. ONVERENIGBAARHEID MET DE BELASTINGVERMINDERING VOOR VERWERVING VAN WERKGEVERSAANDELEN
Nummer 145/8/90
Overeenkomstig art. 145/14, WIB 92, kan de belastingvermindering voor pensioensparen niet samengaan met de belastingvermindering voor verwerving van werkgeversaandelen ingevolge art. 145/1, 4°, WIB 92.
Nummer 145/8/91
De belastingvermindering voor pensioensparen en de belastingvermindering voor verwerving van werkgeversaandelen (zie commentaar op art. 145/7, WIB 92) mogen derhalve voor eenzelfde aanslagjaar niet gelijktijdig worden toegepast.
De bovenstaande regel geldt per echtgenoot; derhalve is het mogelijk dat voor een bepaald aanslagjaar de man aanspraak maakt op de belastingvermindering voor verwerving van werkgeversaandelen en zijn vrouw op de belastingvermindering voor pensioensparen (of omgekeerd).