Parlementaire vraag nr. 1788 van de heer Peter Vanvelthoven van 16.08.2017

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2016-2017, QRVA 54/128 dd. 23.08.2017, blz. 310

Auteursrechten

VRAAG (van de heer Vanvelthoven)

Het risico bestaat dat het regime van de auteursrechten steeds meer gebruikt wordt in optimalisatieschema’s waarbij beroepsinkomsten maximaal omgezet worden in auteursrechten.

1. Bent u zich bewust van dit risico?

2. Wat doet de administratie om dit risico in te dijken?

3. Heeft u plannen ter zake?

4. Hoeveel rulings die betrekking hebben op auteursrechten werden de afgelopen jaren toegekend? Graag een overzicht voor de jaren 2011 tot en met 2016.

5. Kan u voor elk van de aanslagjaren 2011 tot en met 2016 te kennen geven welk bedrag aan roerende voorheffing werd ingehouden door opdrachtgevers (code 1119-45 of 2119-15), hoeveel het totaalbedrag aan ter zake aangegeven inkomsten bedraagt (code 1117-47 of 2117-17) en wat het totaalbedrag aan kosten bedraagt (code 1118-46 of 2118-16)?

ANTWOORD (van de Minister van Financiën)

Ik weet dat er in belangrijke mate steeds meer gebruik wordt gemaakt van de fiscale wetgeving die de belastbaarheid regelt van auteursrechten die worden verkregen in het kader van een beroepsactiviteit om de belastingdruk op het vlak van de personenbelasting te verlagen. Hoewel die wetgeving bedoeld was om tegemoet te komen aan bepaalde gewrongen effecten van het vergoedingssysteem van auteurs en kunstenaars, laten de bewoordingen ervan niet toe dat de toepassing ervan opzij wordt geschoven in geval van andere beroepsactiviteiten. Ik ben er mij dan ook van bewust dat de bedoelde wetgeving leidt tot een discriminatie tussen verkrijgers van beroepsinkomsten, al naargelang hun verloning al dan niet betrekking heeft op auteursrechten. Ik zal aan mijn administratie vragen om een analyse te maken van de verschillende gevallen, evenals van de voorafgaande beslissingen, met betrekking tot die problematiek. Momenteel liggen er geen concrete plannen of voorstellen die een wijziging van de regelgeving inzake auteursrechten inhouden. Indien er voorstellen in die zin worden gedaan zal ik niet nalaten mijn administratie eveneens de opdracht te geven deze voorstellen ten gronde te onderzoeken. Bij de verdeling op basis van onderwerp worden rulings inzake auteursrechten maar vanaf 2016 afzonderlijk bijgehouden in de statistieken. Uit het jaarverslag 2016 blijkt dat in 2016 in totaal 38 dossiers inzake auteursrechten werden ingediend waarvan er 27 werden beslist. Er werden ook 107 prefilings ingediend inzake auteursrechten waarvan er 35 werden afgewerkt. In het jaarverslag 2015 en de vorige jaren zijn dossiers inzake auteursrechten opgenomen onder "directe belastingen-overige". Gezien het korte tijdsbestek voor het beantwoorden van uw vraag kan enkel voor 2014 en 2015 het aantal beslissingen inzake auteursrechten worden gegeven. In 2014 waren er 11 beslissingen en in 2015 waren dat er 7. Binnen de rulingdienst zien we inderdaad een belangrijke toename van het aantal dossiers auteursrechten. Een tendens die zich ook in 2017 voortzet. Vooreerst dringen zich volgende kanttekeningen op. De belasting van de geviseerde inkomsten bedoeld in artikel 17, § 1e, 5° WIB wordt uitgevoerd door toepassing van de r erende voorheffing. Deze is niet meer bevrijdend sinds Aanslagjaar 2013 en is geplafonneerd tot een bedrag van 37.500,00 euro (basisbedrag), dat elk jaar geïndexeerd wordt, als roerende inkomsten (artikel 269, 1e, 1° en 4°WIB). Op het deel van de inkomsten die dit plafond van 37.500,00 euro overstijgt, wordt een roerende voorheffing van 27 % geheven voor het aanslagjaar 2017. Dit tarief verhoogt naar 30 % vanaf 1 januari 2017 (aanslagjaar 2018), dit in het kader van de bijdrage van de inkomsten uit vermogen voor de financiering van de taxshift. De inkomsten geviseerd in artikel 17, § 1e, 5° WIB behouden hun kwalificatie van roerende inkomsten, behalve in het geval dat ze de 37.500,00 euro overschrijden. In dit geval dient bepaald of dit gaat over roerende, diverse of professionele inkomsten (artikel 37 WIB 92). De door u geciteerde codes komen enkel voor in het kader van de aangifte van de personenbelasting, meer bepaald de inkomsten uit kapitalen en roerende goederen. Rekening houdend met voorgaande elementen, dient opgemerkt dat er een verschil is tussen de resultaten op vlak van auteursrechten die vermeld zijn in de aangifte van de personenbelasting en de resultaten in dat verband vermeld in de aangifte van de roerende voorheffing. Die opmerkingen in acht genomen deel ik u vervolgens een aantal van de door u gevraagde resultaten mee voor de aanslagjaren 2011-2016. Wat aanslagjaar 2011 betreft, werd een totaalbedrag aan inkomsten op vlak van auteursrechten aangegeven van 28.757.602 euro en een totaal aan kosten van 11.419.448 euro. Het aangegeven bedrag aan roerende voorheffing in de aangifte personenbelasting bedroeg 2.874.887 euro. Voor aanslagjaar 2012 werd een totaalbedrag aan inkomsten op vlak van auteursrechten aangegeven van 33.460.301 euro en 12.673.266 euro aan kosten. De aangegeven roerende voorheffing in de aangifte personenbelasting bedroeg 3.379.203 euro. Voor aanslagjaar 2013 werd een totaal aan inkomsten gerealiseerd van 107.917.338 euro en de kosten beliepen 41.360.865 euro. De aangegeven roerende voorheffing in de aangifte personenbelasting bedroeg 8.623.497 euro en dit terwijl in de aangifte roerende voorheffing toch een bedrag was opgegeven van 13.271.272 euro. Het verschil heb ik in het begin van mijn antwoord toegelicht. De volgende aanslagjaren gaan de aangegeven bedragen nog steeds crescendo. Inderdaad, voor aanslagjaar 2014 belopen de inkomsten 129.067.440 euro en de kosten 49.666.158 euro. De aangegeven roerende voorheffing in de aangifte personenbelasting bedroeg 10.296.216 euro terwijl in de aangifte roerende voorheffing toch een bedrag was opgegeven van 14.177.101 euro. Wat het aanslagjaar 2015 betreft, is een bedrag van 156.376.587 euro aan inkomsten weerhouden in de aangifte en 59.181.944 euro aan kosten De aangegeven roerende voorheffing in de aangifte personenbelasting beliep 12.838.740 euro. In de aangifte roerende voorheffing is een bedrag betaald van 17.068.113 euro. Wat aanslagjaar 2016 aangaat, bedragen de inkomsten 180.294.882 euro en de kosten 67.297.127 euro. kosten De aangegeven roerende voorheffing in de aangifte personenbelasting bedroeg 14.979.936 euro terwijl in de aangifte roerende voorheffing een bedrag van 23.490.747 euro is opgenomen.