Parlementaire vraag nr. 1935 van de Wouter Vermeersch van 05.03.2024

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2023-2024, QRVA 55/132 d.d. 18.04.2024, blz. 251


Terugbetaalbaarheid belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling

VRAAG (van de heer Vermeersch)

Het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling in de vennootschapsbelasting krijgt na verloop van tijd een terugbetaalbaar karakter in toepassing van artikel 292bis, § 1, lid 5 WIB 92. Tot voor kort was de terugbetaalbaarheid voorzien na vijf aanslagjaren: als de vennootschap na "vijf achtereenvolgende aanslagjaren" (het jaar van de investering inbegrepen) het belastingkrediet niet heeft verrekend, dan werd dat niet verrekende gedeelte terugbetaald. Artikel 292bis, § 1, lid 5 WIB 92 werd echter gewijzigd door de wet van 19 december 2023 houdende de invoering van een minimumbelasting voor multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen (Belgisch Staatsblad van 28 december 2023). Daarin voorziet de wetgever in de terugbetaling van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling na "vier opeenvolgende aanslagjaren" (het jaar van de investering inbegrepen) in plaats van na vijf aanslagjaren. Echter, de datum van de inwerkingtreding is niet duidelijk. Geldt de terugbetaalbaarheid van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling voor investeringen gedaan vanaf 1 januari 2024? Of geldt de terugbetaalbaarheid van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling voor investeringen ook voor in het verleden opgebouwde belastingkredieten verbonden aan investeringen in onderzoek en ontwikkelijking die dateren van vóór 1 januari 2024?

ANTWOORD (Vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding en de Nationale loterij)

Artikel 72, tweede lid, van de wet van 19 december 2023 houdende de invoering van een minimumbelasting voor multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen, bepaalt dat de wijzigingen aangebracht aan artikel 292bis, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, van toepassing zijn vanaf aanslagjaar 2025. Noch de wettekst, noch de parlementaire stukken bij die wet van 19 december 2023 of de tekst van de Richtlijn (EU) 2022/2523 die door die wet wordt omgezet geven enigszins aan dat de aanpassingen "met terugwerkende kracht" zou moeten gebeuren. Die terugwerkende kracht zou voor het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling inhouden dat de terugbetalingstermijn voor alle belastingplichtigen en voor alle belastingkredieten voor onderzoek en ontwikkeling zou worden teruggebracht van vijf naar vier aanslagjaren. De toepassing van de bedoelde wijzigingen aan artikel 292bis WIB 92, op enkel de nieuw opgebouwde belastingkredieten voor onderzoek en ontwikkeling staat evenwel de intentie om bepaalde regimes in lijn te brengen met hun doel onder de minimumbelasting niet in de weg. Integendeel, de wetgever streeft naar een verdere coördinatie tussen bepalingen inzake "minimumbelasting" en het WIB 92. Anders gezegd, de wijzigingen van het WIB 92 door de voornoemde wet van 19 december 2023 moeten worden gezien als het beginpunt in die verdere coördinatie. De toepassing van de wijzigingen voor de "oude" belastingkredieten voor onderzoek en ontwikkeling zou er bovendien toe leiden dat belastingplichtigen die op het einde van het aanslagjaar 2021 beschikten over een verrekenbaar belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling dat in de daaropvolgende vier aanslagjaren (2022 tot en met 2025) niet volledig kon worden verrekend, dat belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling in het aanslagjaar 2025 definitief zouden verliezen. Op basis van het voorgaande is mijn administratie dan ook van mening dat de wijzigingen aan het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling niet van toepassing zijn op de belastingkredieten voor onderzoek en ontwikkeling die opgebouwd zijn voor aanslagjaar 2025.