Parlementaire vraag nr. 15220 van mevrouw Carina Van Cauter van 01.02.2017

Kamer, Integraal verslag - Commissie voor de Financiën, 2016-2017, CRIV 54 COM 582 d.d. 01.02.2017, blz. 1

De maaltijdcheques uitgereikt aan al dan niet bezoldigde zelfstandige bedrijfsleiders of zaakvoerders bij vennootschappen die geen aan de RSZ onderworpen personeelsleden tewerkstellen

VRAAG (van mevrouw Van Cauter)

Mijnheer de minister, overeenkomstig de bepalingen van artikel 38, § 1, eerste lid, 11°, van Het Wetboek van de inkomstenbelastingen, kunnen door vennootschappen ook aan zelfstandige bedrijfsleiders maaltijdcheques worden uitgereikt die als vrijgestelde sociale voordelen worden aangemerkt. In de wettekst staat dat er een verhouding moet zijn tussen het aantal gewerkte dagen en het aantal maaltijdcheques. Er wordt niet vermeld dat het mandaat van de bedrijfsleider, zaakvoerder, of al dan niet vennoot bezoldigd moet zijn. Daarnaast stellen zowel de wettekst als de administratieve richtlijnen blijkbaar duidelijk dat werknemers en bedrijfsleiders op belastingvlak op dezelfde voet moeten worden behandeld. Kmo's en eenmansvennootschappen stellen evenwel meestal geen aan de RSZ onderworpen personeelsleden te werk, zodat er geen vergelijking met cao’s en met arbeidsreglementen kan worden gemaakt. Zij blijven dus in het ongewisse met betrekking tot de fiscale gevolgen van de uitkering van maaltijdcheques aan al hun al dan niet bezoldigde mandatarissen, vennoten en bedrijfsleiders. In de wetenschap dat bij bedoelde kmo's en eenmansvennootschappen het aantal arbeidsdagen van de zelfstandige bedrijfsleider en/of van de al dan niet bezoldigde zaakvoerders effectief kan worden bewezen, rijzen in dit verband dan ook een aantal vragen. Ten eerste, kunnen aan alle al dan niet statutair benoemde zaakvoerders, al dan niet vennoten, bekleed met een kosteloos mandaat van zaakvoerder in hoofdberoep of in bijberoep, maar aan wie in principe door de jaarvergadering desgevallend toch nog bezoldigingen, voordelen van alle aard, tantièmes of dividenden kunnen worden toegekend, maaltijdcheques worden uitgereikt, die inzake de vennootschapsbelastingen als vrijgesteld sociaal voordeel in aanmerking komen? Zoniet, waarom niet? Welke specifieke administratieve voorwaarden worden er ter zake aan de fiscale kmo-vennootschappen eventueel extra opgelegd? Welk taxatieregime is eventueel van toepassing wanneer bij toekenning van maaltijdcheques aan onbezoldigde mandatarissen geen voldoende bewijs kan worden geleverd van het aantal effectief gepresteerde dagen? Kunt u voor alle hierboven bedoelde categorieën van zelfstandige bezoldigden en vooral van onbezoldigde zaakvoerders of bedrijfsleiders die al dan niet vennoten zijn, de algemene zienswijze meedelen in het licht van de bepalingen van voornoemd artikel 38, § 1, eerste lid, 11°, van het Wetboek van de lnkomstenbelastingen en van de artikelen 10, tweede lid en 11 van de

Gecoördineerde Grondwet?

ANTWOORD (van de Minister van Financiën)

Mevrouw Van Cauter, sinds 2009 is de vrijstellingsregeling met betrekking tot de maaltijdcheques vastgelegd " u verwees er trouwens zelf naar " in artikel 38, § 1, eerste lid, punt 25 en artikel 38.1 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. Deze artikelen vermelden uitdrukkelijk dat werknemers en bedrijfsleiders in aanmerking komen voor de vrijstelling. Ze leggen geen bijkomende voorwaarden op wat de hoedanigheid van de bedrijfsleiders betreft. De door u beoogde categorieën van bedrijfsleiders komen dus in aanmerking wanneer aan alle geldende voorwaarden voldaan is. In een onderneming met werknemers moet voor bedrijfsleiders wel dezelfde regeling gelden als voor de werknemers zelf. Dit betekent niet dat in een onderneming zonder werknemers de bedrijfsleiders uitgesloten zijn van de regeling of dat er bijkomende administratieve voorwaarden zouden kunnen of moeten worden opgelegd De wettekst stelt duidelijk dat het aantal toegekende maaltijdcheques gelijk moet zijn aan het aantal werkelijke arbeidsdagen van de werknemer of in voorkomend geval van de bedrijfsleider. Wanneer het bewijs van dit aantal werkelijke arbeidsdagen niet geleverd wordt, is uiteraard ook niet aangetoond dat aan die voorwaarde is voldaan en is de vrijstelling dus per definitie niet van toepassing. De bijdrage van de werkgever of de onderneming in de maaltijdcheques is dan ook een belastbare bezoldiging.

Carina Van Cauter : Ik heb geen repliek. Uw antwoord is zeer verhelderend. Ik dank u daarvoor.