Commentaar van art. 398, WIB 92
398/0 | |
398/1-3 |
Nummer 398/0
Art. 398. - De erfgenamen van een overleden belastingschuldige moeten tot het bedrag van hun erfelijk aandeel de door de erflater ontdoken rechten betalen, tenzij de ontoereikende inning het gevolg is van misslagen begaan door beambten van de administratie.
Nummer 398/1
Art. 398 strekt er enkel toe, wat de door de erflater ontdoken rechten betreft, de verplichtingen te milderen die voor de erfgenamen voortvloeien uit art. 873, BW, dat stelt dat de erfgenamen persoonlijk naar evenredigheid van hun aandeel per hoofd (hetgeen insluit dat er geen hoofdelijkheid onder de erfgenamen bestaat) gehouden zijn tot betaling van de schulden en de lasten van de nalatenschap (Brussel, 23.10.1954, Van Renterghem).
De erfgenamen zijn slechts verplicht de bedoelde ontdoken rechten te betalen tot het bedrag van hun erfelijk aandeel, d.w.z. ten belope van een som ten hoogste gelijk aan de netto waarde van de goederen van alle aard die hen ten deel zijn gevallen.
Dit komt er in feite op neer dat voor de ontdoken belastingen, die een occulte schuld zijn van de nalatenschap, aan de erfgenamen de voordelen worden verleend die normaal voortvloeien uit een aanvaarding van de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving.
Nummer 398/2
Wat de draagwijdte van de woorden "door de erflater ontdoken rechten" betreft, wordt verwezen naar de commentaar op art. 444, WIB 92.
Nummer 398/3
Alhoewel de tekst van art. 398, WIB 92, slechts melding maakt van "erfgenamen", is het vanzelfsprekend dat het van toepassing is op alle rechtsopvolgers die krachtens het gemeen recht gehouden zijn tot betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap (art. 873, BW).