Parlementaire vraag nr. 427 van mevrouw Marie-Christine Marghem van 21.06.2011
Vragen en Antwoorden, Kamer 2011-2012, Nr. 43, blz. 3
Personenbelasting
Belasting van niet-inwoners natuurlijke personen
Vennootschapsbelasting
Controle van een vennootschap
Beroepsinkomen
Beroepskosten
Voordeel van alle aard
Verdoken meerwinst
Fiche 281.10
Fiche 281.20
Fiche 281.50
VRAAG
Uit omzendbrief nr. Ci.RH 421/605.074 (AOIF nr. 71/2010) van 1 december 2010, die de nieuwe administratieve commentaar omvat met betrekking tot de afzonderlijke aanslag tegen 300 procent, blijkt dat het standpunt van de administratie hieromtrent danig verscherpt is, aangezien nagenoeg elke vorm van soepelheid thans blijkbaar wordt uitgesloten. Nochtans kan het vestigen van zo een aanslag dramatische gevolgen hebben. Het antwoord dat u gaf op mondelinge vraag nr. 2132 van 19 januari 2011 van de heer Van der Maelen zorgt voor heel wat opschudding bij de cijferberoepen, temeer omdat ik verneem dat er tijdens de controles op de correcte toepassing van de wet en van de administratieve instructies uiteenlopende interpretaties worden gehanteerd van het nieuwe administratieve standpunt, alsook van uw antwoord (Integraal Verslag, Kamer, 2010-2011, commissie voor de Financiën en de Begroting, 19 januari 2011, CRIV 53 COM 098, blz. 52). Kunt u aan de hand van de volgende vragen een en ander nader toelichten met het oog op de naleving van de wettelijke bepalingen ter zake en uiteraard het voorkomen van echt misbruik?
1. a) Bent u het ermee eens dat de betrokkenen, wanneer ze - medio februari voor het jaar 2011 (cf. het koninklijk besluit van 7 februari 2011, dat op 11 februari 2011 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd werd) - kennisnemen van een aantal noodzakelijke waarderingsgegevens, zoals de in aanmerking te nemen referentierentevoeten met betrekking tot de voordelen van alle aard en meer specifiek de referentierentevoet voor niet-hypothecaire leningen zonder welbepaalde looptijd (onder andere rekeningen-courant met een negatief saldo), mogelijk onvoldoende tijd hebben om tegen 31 maart 2011 over alle voor het invullen van alle fiches 281.10 en 281.20 benodigde informatie te beschikken?
b) Indien de administratie inderdaad niet langer aanvaardt dat er een aanvullende fiche wordt ingediend, kan er een probleem ontstaan en kan dat buitensporig zware financiële gevolgen hebben. Zou er niet beter een algemene, afzonderlijke aangifteplicht worden ingesteld voor de voordelen van alle aard, met een specifieke fiche die tegen 30 juni moet worden ingediend (dezelfde termijn als voor de fiches 281.50)?
2. Is het met het Belcotax-systeem mogelijk om al een deel van de fiches in te dienen zodra ze kunnen worden opgesteld (zonder de deadline af te wachten) en de resterende fiches later in te dienen (wanneer de daartoe benodigde informatie beschikbaar is), maar wel binnen de indieningstermijn (waarvan niet zeker was dat hij voor alle fiches zou kunnen worden nageleefd), of worden die later ingediende fiches geweigerd, omdat alle fiches met betrekking tot hetzelfde ondernemingsnummer niet alfabetisch gerangschikt zijn?
3. a) Wordt de administratieve soepelheid, die inhield dat een boeking via de rekening-courant toegestaan was, al dan niet tegelijk met het neerleggen van de verbeterde jaarrekening, alleen afgeschaft in verband met de eventuele "verdoken meerwinsten"?
b) Zo ja, denkt u dan niet dat men het nooit nog eens zal worden over een correctie van de omzet (een vaak gebruikte methode om - bijwijlen principiële - discussies te beëindigen, zonder dat er echt sprake was van "verdoken meerwinsten"), met als gevolg een grote toename van het aantal administratieve, en vervolgens ook van het aantal gerechtelijke geschillen?
4. a) Geldt de in punt 3 vermelde afschaffing van de administratieve soepelheid eveneens de voordelen van alle aard? Krachtens de rechtspraak van het Hof van Cassatie geldt de inschrijving op de rekening-courant van de bedrijfsleider van het belastbare bedrag van de voordelen van alle aard als betaling (Cass., 17 februari 1970, Pas., I, 535). De inschrijving op het credit van een rekening-courant heeft immers tot gevolg dat de geldsommen die worden ingeboekt, definitief worden overgedragen naar het vermogen van de verkrijger. Vanaf de inschrijving heeft de houder van de rekening-courant een vordering ten belope van de op zijn rekening-courant ingeschreven bedragen, en kan hij er de tegenwaarde van opeisen (het feit dat de jaarrekening waarin de kwestieuze boeking is opgenomen pas later door de algemene vergadering van de vennootschap wordt goedgekeurd, doet daar niets aan af).
b) Kunt u bevestigen dat de bedrijfsleider in dat geval de belasting op het ontvangen voordeel heeft voldaan, aangezien een voordeel van alle aard tegen zijn werkelijke waarde wordt gewaardeerd of - wanneer het een situatie betreft zoals bedoeld in artikel 18 van het KB/WIB 1992 - forfaitair wordt geraamd, min de betaling door de verkrijger, en dat hij dan ook niets meer verschuldigd is en er geen fiche meer moet worden opgesteld?
5. Naar ik verneem wordt er tijdens controles op uiteenlopende wijzen omgegaan met de verplichting tot het opstellen van fiches 281.50 wanneer er een factuur is opgemaakt. Artikel 57 van het WIB 1992 voorziet niet in een uitzondering en lijkt ook geen soepele interpretatie toe te laten. Toch lijkt het niet nuttig de administratie te bedelven onder miljoenen fiches, die overigens overcompleet zouden zijn met betrekking tot de inlichtingen waarover de administratie moet beschikken.
a) Zou het niet eenvoudiger zijn dat in dit verband alleen de regel zou gelden dat er geen fiche moet worden opgesteld voor bedragen die op een factuur staan die in een btw-listing moet worden (en effectief wordt) opgenomen?
b) Zo niet, kunt u dan verduidelijken hoe het staat met de verplichting tot het opstellen van fiches wanneer er al een factuur bestaat (ten opzichte van de bestemmeling van de kopie van de fiche, die al dan niet onderworpen is aan de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen, zich er vrijwillig aan onderwerpt, voor de onderscheiden categorieën van btw-plichtigen, enz.)?
ANTWOORD (van de heer Reynders, Vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen)
1. Overeenkomstig het "bericht aan de werkgevers en aan de andere schuldenaars van aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen inkomsten" met betrekking tot de fiches 281.10 en 281.20, moesten de individuele fiscale fiches nr. 281.10 en 281.20 betreffende de inkomsten van het jaar 2010, ten laatste op 1 maart 2011 ingediend zijn. Het bestaan van een uiterste datum voor de indiening van deze fiches is noodzakelijk, enerzijds met het oog op het vooraf invullen door de administratie van gegevens op de aangifte en de naleving van de termijn voor het indienen van de aangifte in de inkomstenbelastingen door de verkrijgers en anderzijds voor het uitvoeren van de taxatiewerkzaamheden. In dat verband lijkt het mij niet mogelijk om deze uiterste datum voor het indienen van fiches uit te stellen zonder de naleving van de voormelde termijnen in gevaar te brengen. De invoering van een specifieke fiscale fiche voor de voordelen van alle aard zou niet de kans bieden om aan deze vereisten te ontsnappen en zou bovendien ingaan tegen de administratieve vereenvoudiging. De aandacht wordt evenwel gevestigd op het feit dat het koninklijk besluit van 7 februari 2011 tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de voordelen van alle aard (Belgisch Staatsblad 11 februari 2011) enkel de gegevens met betrekking tot de renteloze leningen of leningen tegen een verminderde rentevoet betreft, zodat het door het geachte Lid aangehaalde probleem slechts een beperkt aantal gevallen betreft. Verder breng ik het algemeen principe in herinnering dat fiches die foutieve of onvolledige vermeldingen bevatten, moeten worden verbeterd zodra de fout wordt vastgesteld, volgens de richtlijnen die in geval van vergissingen zijn opgenomen in het "bericht aan de werkgevers en aan de andere schuldenaars van aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen inkomsten" met betrekking tot de fiche in kwestie. Zo ook zal de administratie geen sancties treffen voor individuele fiches die ten laatste op 1 maart 2011 zijn ingediend en die zijn opgesteld op basis van de richtlijnen van artikel 18, § 3, punt 1, KB/WIB 92, zoals deze bestonden alvorens te zijn gewijzigd door het voornoemde koninklijk besluit van 7 februari 2011, voor zover uiteraard de fout zo snel mogelijk werd rechtgezet ingevolge de publicatie van dit koninklijk besluit.
2. De toepassing "Belcotax" laat toe om op een later tijdstip nog bijkomende fiches in te voeren. Er is geen alfabetische volgorde vereist voor de ingave van fiches in het "Belcotax" systeem.
3 en 4. a) Vooreerst en in tegenstelling met hetgeen het geachte Lid lijkt te suggereren, heeft artikel 219, WIB 92, buiten het geval van de in artikel 53, 24°, WIB 92, bedoelde financiële voordelen of voordelen van alle aard uitsluitend betrekking op verdoken meerwinsten en op kosten als bedoeld in artikel 57, WIB 92, met inbegrip van de voordelen van alle aard. Voor verdoken meerwinsten, is enkel de soepelheid zoals bedoeld in het nr. 219/12, Com.IB 92, nog toegelaten, die er in bestaat dat de meerwinsten in het vermogen van de vennootschap terug worden opgenomen door een aanpassing van de jaarrekening voor het boekjaar tijdens hetwelk ze door de vennootschap werden verwezenlijkt, en dit uitsluitend indien het boekhoudrecht dit toelaat. Aldus zou het moeten gaan om een aanpassing als gevolg van een materiële vergissing op het boekhoudkundige vlak. Met betrekking tot de voordelen van alle aard kan ik enkel het antwoord bevestigen dat werd gegeven op de door het geachte lid aangehaalde mondelinge parlementaire vraag nr. 2132 van 19 januari 2011, gesteld door de heer volksvertegenwoordiger Van der Maelen. Het is aldus correct te stellen dat de toepassing van de afzonderlijke aanslag op voordelen van alle aard die niet werden verantwoord door de vereiste individuele fiches en opgave niet kan vermeden worden door een latere aanpassing (inzonderheid naar aanleiding van een controle) van de jaarrekening die voorheen door de algemene vergadering van aandeelhouders is goedgekeurd. Dienaangaande moet evenwel worden benadrukt dat niettegenstaande het ontbreken van de voormelde fiches en opgave de afzonderlijke aanslag niet van toepassing zal zijn indien het voordeel begrepen is in een overeenkomstig artikel 305, WIB 92, ingediende aangifte (zie artikel 219, vierde lid, WIB 92). Tenslotte wens ik het geachte lid te verduidelijken dat de wet van 27 november 2002 tot wijziging van artikel 219 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 door het aan te vullen met een vierde lid inzonderheid tot doel had de situatie te verduidelijken betreffende de correcte toepassing van de afzonderlijke aanslag en hierdoor te komen tot een duidelijke bepaling en een strikte interpretatie ervan. Bijgevolg zal een eenvormige toepassing van die bepaling ontegensprekelijk moeten leiden tot een vermindering van de administratieve en gerechtelijke geschillen ter zake. Ik wens nog op te merken dat in die zin binnenkort een bericht aan alle taxatiediensten zal worden gericht met betrekking tot de correcte toepassing van deze wettelijke bepaling op de voordelen van alle aard zoals bedoeld in de artikelen 31, tweede lid, 2° en 32, tweede lid, 2°, WIB 92.
b) Overeenkomstig artikel 36, WIB 92, en artikel 18, § 4, KB/WIB 92, wordt het belastbaar bedrag van het voordeel van alle aard vastgesteld ofwel overeenkomstig artikel 36, eerste lid, WIB 92, ofwel overeenkomstig artikel 36, tweede lid, WIB 92 en artikel 18, § 3, punten 2 tot 10, KB/WIB 92, verminderd met de bijdrage van de verkrijger van het voordeel. Wanneer, het totale bedrag van een voordeel van alle aard zoals vastgesteld overeenkomstig het vorige lid, tijdens het belastbaar tijdperk in de personenbelasting of in de belasting van niet-inwoners (natuurlijke personen) in de loop waarvan dat voordeel wordt toegekend, op de rekening-courant van de verkrijger wordt geboekt als een zekere en vaststaande vordering waarover de vennootschap die het voordeel heeft verstrekt, beschikt ten aanzien van de verkrijger, kan worden aanvaard dat dit bedrag niet belastbaar is voor het aanslagjaar verbonden aan dit belastbaar tijdperk, zodat het niet op de fiscale fiche van de betrokkene voor het betreffende aanslagjaar moet worden vermeld.
5. Krachtens artikel 57, 1°, WIB 92 kunnen commissies, makelaarslonen, handels- of andere restorno's, toevallige of niet-toevallige vacatiegelden of erelonen, gratificaties, vergoedingen of voordelen van alle aard die voor de verkrijgers al dan niet in België belastbare beroepsinkomsten zijn, behoudens de in artikel 30, 3°, WIB 92, bedoelde bezoldigingen, in principe in hoofde van de schuldenaars slechts als beroepskosten worden aangenomen wanneer ze binnen de voorgeschreven termijn worden verantwoord door individuele fiches 281.50 en een samenvattende opgave 325.50. Het is dus niet de Administratie maar de wet die deze verplichting oplegt. Teneinde de verplichtingen van de schuldenaars van de bedoelde inkomsten niet nodeloos te verzwaren, verduidelijkte de toenmalige Minister van Financiën bij de invoering van die bepaling aan de commissie voor de Financiën van de Senaat (zie Senaat, zitting 1979-1980, verslag namens de commissie voor de Financiën, Gedr. St. nr. 483/9, blz. 34) dat de verplichting tot het opstellen van individuele fiches en samenvattende opgaven slechts betrekking heeft op de bedragen die worden betaald: - ofwel aan personen die niet onderworpen zijn aan de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen;
- ofwel aan personen die door diezelfde wet beoogd zijn, maar krachtens het BTW-Wetboek vrijgesteld zijn van het uitreiken van facturen voor de geleverde prestaties.
Bijgevolg moeten individuele fiches en een samenvattende opgave worden opgemaakt voor:
- de erelonen, vacatiegelden, enz., betaald aan (al dan niet btw-plichtige) personen die niet onderworpen zijn aan de wet van 17 juli 1975, ongeacht of zij een factuur of ereloonnota hebben afgeleverd of niet;
- de toegekende commissielonen, makelaarslonen, enz., waarvoor de schuldenaar vanwege de verkrijger van de inkomsten noch een factuur, noch een bijzonder stuk in de zin van artikel 53, § 3, van het BTW-Wetboek heeft gekregen en ingeschreven voor prestaties die de aanleiding waren tot de betaling van die commissielonen, makelaarslonen, enz. Ik zie geen reden om de ter zake bestaande administratieve richtlijnen te wijzigen.