Artikel 233/2, KB/WIB 92

Art. 233bis wordt vernummerd tot artikel 233/2. Opschrift van hoofdstuk IVbis en art. 233/2 treden in werking op de dag van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad (26.02.2018) (art. 2, 3 en 5, KB 18.02.2018 - B.S. 26.02.2018; Numac: 2018010855)

§ 1. Voor de toepassing van artikel 470/1, vierde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 geeft de administratie belast met de inning en de invordering van de inkomstenbelastingen de eerste werkdag die volgt op de dag waarop is vastgesteld dat er een ambtshalve inhouding moet gebeuren, aan de provincie, de gemeente of de agglomeratie van gemeenten kennis van het bedrag van haar schuldvordering.

Voor de toepassing van artikel 470/1, zesde lid, van hetzelfde Wetboek geeft de administratie belast met de inning en de invordering van de inkomstenbelastingen de eerste werkdag die volgt op de dag waarop is vastgesteld dat er een ambtshalve debitering moet gebeuren, aan de provincie, de gemeente of de agglomeratie van gemeenten kennis van het bedrag van haar schuldvordering.

De administratie belast met de inning en de invordering van de inkomstenbelastingen geeft aan de kredietinstelling belast met het houden van de financiële rekening van het betrokken bestuur, kennis van het bedrag van haar schuldvordering opdat deze het bedrag daarvan ambtshalve zou inhouden op de financiële rekening van het betrokken bestuur.

§ 2. Wanneer de schuldenaar van de vordering een provincie is, wordt de kennisgeving gedaan aan de bestendige deputatie van die provincie.

Wanneer de schuldenaar van de vordering de Brusselse Agglomeratie is, wordt de kennisgeving gedaan aan de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Wanneer de schuldenaar van de vordering een gemeente is, wordt kennisgeving gedaan aan het College van Burgemeester en Schepenen van die gemeente.

§ 3. De in § 1 vermelde kennisgevingen worden langs fotografische, magnetische, electronische of optische weg aan het betrokken bestuur of zijn kredietinstelling toegezonden en hebben bewijskracht voor zover zij binnen acht kalenderdagen worden bevestigd bij ter post aangetekende brief.