Commentaar van art. 420, WIB 92
HOOFDSTUK IX - RECHTEN EN VOORRECHTEN VAN DE SCHATKIST INZAKE INVORDERING
Afdeling I - Door sommige belastingschuldigen te stellen waarborgen
Art. 420, WIB 92
420/0 | |
420/1 | |
420/1-3 | |
420/4-5 | |
420/6-7 | |
420/8-10 | |
420/8 | |
420/9-10 | |
VII. AAN HET STELLEN VAN EEN WAARBORG VOORAFGAANDE BESLISSING | 420/11-12 |
420/13-18 | |
420/19-24 | |
X. VERPLICHTINGEN VAN DE BELASTINGSCHULDIGE AARD VAN DE TE STELLEN WAARBORG | 420/25-26 |
420/27 | |
420/28-33 | |
420/34-38 | |
420/39-47 | |
420/48 | |
420/49-50 | |
420/51-54 | |
420/55-58 | |
420/59-64 | |
420/65-67 | |
420/68 | |
420/69-77 | |
420/69-71 | |
420/72-75 | |
420/76-77 | |
XVII. AANWENDING VAN DE WAARBORG TOT BETALING VAN BELASTINGEN | 420/78-84 |
420/78-80 | |
420/81-84 | |
420/85-86 |
Met het oog op een rationele behandeling van deze materie, worden de bepalingen van de art. 420 en 421 samen besproken.
Nummer 420/0
Art. 420. - § 1. Bij gemotiveerde beslissing van de gewestelijke directeur der directe belastingen kan een zakelijke zekerheid of een persoonlijke borgstelling worden geëist van elke natuurlijke of rechtspersoon die onderworpen is aan één der inkomstenbelastingen, als genieter van winst en baten alsmede van elke natuurlijke of rechtspersoon, schuldenaar van een roerende voorheffing of een bedrijfsvoorheffing, wanneer de venale waarde van zijn in België gelegen goederen die het pand van de Schatkist vormen, na aftrek van de schulden en lasten die ze bezwaren, ontoereikend is om het bedrag te dekken dat vermoedelijk voor één jaar zal verschuldigd zijn krachtens dit Wetboek.
De Koning bepaalt de gegevens die als grondslag dienen voor de bepaling van de bedragen van de zakelijke zekerheid en van de verbintenis van de persoonlijke borg, alsook de voorwaarden en de modaliteiten van vaststelling.
Art. 228. - De grootte van de in artikel 310, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (lees art. 420, § 1, WIB 92) voorziene waarborg wordt bij beslissing van de gewestelijke directeur der directe belastingen vastgelegd. Zij moet gelijk zijn aan het vermoedelijk bedrag van de verplichtingen over één jaar die op grond van voormeld Wetboek, aan de betrokken natuurlijke of rechtspersoon kunnen worden opgelegd, onder aftrek van de netto venale waarde van zijn goederen die het pand van de Schatkist vormen en die gelegen zijn in België of in een land waarmede België een overeenkomst heeft afgesloten tot regeling van de wederzijdse bijstand inzake de invordering van de belastingen waaraan de belanghebbende is onderworpen.
De waarborg mag nochtans in geen geval minder dan 30.000 frank bedragen.
Art. 229. - § 1. Indien de waarborg wordt geëist van een belastingschuldige die reeds een beroepswerkzaamheid heeft waarvan de uitoefeningsvoorwaarden niet aanzienlijk zullen worden gewijzigd, wordt hij vastgesteld in verhouding tot de belastingen en bijbehoren verschuldigd voor de drie belastbare perioden die voorafgaan aan deze waarin de beslissing wordt genomen, zonder het dubbel te mogen overtreffen van het hoogste bedrag aan belastingen in hoofdsom verschuldigd voor één van deze drie belastbare perioden, verminderd met de netto venale waarde van de goederen van belanghebbende die de waarborg van de Schatkist vormen en die gelegen zijn in België of in een land waarmede België een overeenkomst heeft afgesloten tot regeling van de wederzijdse bijstand inzake de invordering van de belastingen waaraan de belanghebbende is onderworpen.
Voor de toepassing van het voorgaande lid moet onder verschuldigde belastingen worden verstaan de belastingen en voorheffingen die werden ingekohierd en, bij gebrek aan inkohiering, de belastingen en voorheffingen die betrekking hebben op de aangegeven inkomsten of op die waarmee de belastingschuldige zich in de loop van de aanslagverrichtingen akkoord heeft verklaard.
§ 2. Indien de waarborg wordt geëist naar aanleiding van een toekomstige beroepswerkzaamheid of van een beroepswerkzaamheid die sedert minder dan één jaar begonnen is of waarvan de uitoefeningsvoorwaarden aanzienlijk zullen worden gewijzigd of gewijzigd zijn sedert minder dan één jaar, raamt de gewestelijke directeur het vermoedelijk bedrag van de verplichtingen van de betrokken natuurlijke of rechtspersoon op basis van bedrijfsinkomsten vastgesteld volgens de bij artikel 248, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (lees art. 342, § 1, WIB 92) vastgelegde criteria.
Art. 230. - De te verstrekken waarborg bestaat hetzij uit een zakelijke zekerheid in de vorm van een borgtocht in geld of in overheidsfondsen of van een hypotheekvestiging, hetzij nog uit een persoonlijke borgstelling.
De in artikel 236 bedoelde ontvanger der directe belastingen mag andere wijzen van waarborgstelling aanvaarden.
Indien nodig mogen de voormelde wijzen gelijktijdig worden aangewend om de totale zekerheid te verstrekken.
Art. 231. - De onroerende goederen die als hypothecaire waarborg worden aangeboden, moeten in België gelegen zijn.
Geldt het gebouwen, dan wordt vóór de aanneming van de hypothecaire aanwending bewijs gegeven van voldoende verzekering tegen brand. In de akte zal worden vermeld dat de regelmatige betaling van de premie jaarlijks zal worden bewezen op straffe van verval van de aanneming.
In alle gevallen wordt bewijs verstrekt van de eigendom en van de hypothecaire staat van het onroerende goed en wordt de waarde daarvan, op kosten van de belastingschuldige, vastgesteld door alle middelen die bevrediging kunnen schenken en onder meer door een schatting van een algemeen als bevoegd erkende deskundige, zo zulks vanwege de ontvanger geëist wordt.
Art. 232.- Borgtochten in geld worden gestort of overgeschreven op de rekening die bij het Bestuur der Postchecks is geopend op naam van de Deposito- en consignatiekas; in alles, en inzonderheid met betrekking tot de interest, die aan de deponent verschuldigd is, worden zij met deposito's bij de Deposito- en consignatiekas gelijkgesteld.
Art. 233.- Zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid voor de ontvanger om andere wijzen van waarborgstelling te aanvaarden zijn de aanneembare overheidsfondsen die welke aangenomen worden voor het stellen van borgtochten van aannemers. De lijst en de aannemingsvoet ervan worden bepaald bij de jongste desbetreffende besluiten door de Minister van Financiën genomen en door diens toedoen gepubliceerd.
Effecten aan toonder worden gedeponeerd in handen van de Staatskassier of van diens agenten; inschrijvingen op naam worden, zowel in het Grootboek als op het bewijs, in de rand aangetekend met een vermelding waarbij wordt vastgesteld dat zij niet zonder geschreven toestemming van de ontvanger der directe belastingen mogen worden vervreemd of te gelde gemaakt.
Art. 234. - De persoonlijke borg moet bekwaam zijn, volgens de Belgische wet, om verbintenissen aan te gaan en aangenomen worden door de ontvanger der directe belastingen bedoeld bij artikel 236.
Art. 235. - Indien de zakelijke zekerheid of de gegoedheid van de persoonlijke borg wegens enige oorzaak - zoals waardevermindering van de tot zekerheid dienende onroerende goederen of overheidsfondsen of merkelijke vermindering van het fortuin van de borg - ongenoegzaam wordt geacht, is de belastingschuldige op het eerste verzoek van de ontvanger gehouden een nieuwe zakelijke zekerheid of een nieuwe persoonlijke borg te stellen.
Art. 236. - In de akten wordt de administratie vertegenwoordigd door de ontvanger der directe belastingen aangeduid in de beslissing van de directeur of, bij gebrek aan dergelijke aanduiding, door de ontvanger van de plaats van aanslag.
Samen met de nodige inlichtingen en bewijsstukken en binnen de termijn gesteld bij artikel 311 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (lees art. 421, WIB 92), overhandigt de belastingschuldige aan deze ambtenaar hetzij het ontwerp van akte van hypotheekvestiging, van verpanding van een inschrijving op naam of van verbintenis van de persoonlijke borg, hetzij het recepis van storting of het bewijs van deponering voor borgtochten in geld of in effecten aan toonder.
III. DRAAGWIJDTE EN DOEL VAN DEZE BEPALINGEN
Nummer 420/1
De wetgever heeft afgezien van het vroegere systeem van de W 20.07.1978 (V 1481), dat voor sommige categorieën van belastingschuldigen de verplichting inhield om een zakelijke zekerheid te verstrekken of om een aansprakelijke vertegenwoordiger te doen aannemen, enkel uit hoofde van hun nationaliteit of van de plaats van hun fiscale domicilie of van hun maatschappelijke zetel of nog, wegens de ligging van hun inrichtingen of de aard van hun activiteit. Hij heeft er de voorkeur aan gegeven om de verplichting tot het stellen van een zakelijke zekerheid, in alle gevallen, afhankelijk te maken van een voorafgaandelijke administratieve beslissing, die slechts mag worden genomen ten aanzien van belastingschuldigen wier solvabiliteit niet zou verzekerd zijn door het bestaan van voldoende waarborgen.
§ 2. Binnen de maand na de kennisgeving van de beslissing als vermeld in § 1 kan de belastingschuldige een verhaal inleiden voor de beslagrechter van de plaats waar hij hoofdzakelijk de activiteit, die aanleiding geeft tot de inkomsten, uitoefent of voornemens is uit te oefenen of voor de beslagrechter van de plaats waar het kantoor is gevestigd die de voorheffing moet innen, wanneer de waarborg slechts wordt geëist wegens het verschuldigd zijn van bedrijfsvoorheffing of van roerende voorheffing.
De rechtspleging geschiedt zoals in kortgeding.
Art. 421. - § 1. Het stellen van een zakelijke zekerheid of van een persoonlijke borg bedoeld in artikel 420, § 1, dient te geschieden binnen de twee maanden na de kennisgeving van de beslissing van de directeur of na de datum waarop de rechterlijke uitspraak kracht van gewijsde heeft verkregen, tenzij de betrokken belastingschuldige, voor het verstrijken van deze termijn, elke beroepswerkzaamheid staakt waaruit winst of baten worden verkregen.
§ 2. Wanneer de beslissing betrekking heeft op een toekomstige beroepswerkzaamheid die aanvangt na het verstrijken van de termijn van twee maanden voorzien in § 1, moet de zakelijke zekerheid of de persoonlijke borgstelling worden gesteld vooraleer de uitoefening van deze beroepswerkzaamheid aan te vangen.
Nummer 420/2
De nieuwe bepaling is rechtstreeks geïnspireerd door het oude art. 310bis, dat in het WIB is ingelast bij art. 6, KB nr. 23 van 23.05.1967 (V 1179) en waarvan het doel als volgt is toegelicht in het verslag aan de Koning betreffende dit besluit :
"Sommige belastingschuldigen onttrekken zich aan hun fiscale verplichtingen niet alleen door valse of onjuiste aangiften in te dienen, maar ook door handelingen te stellen om de betaling van de regelmatig gevestigde aanslag te ontwijken.
Zo worden door vennootschappen opgericht met een zeer gering kapitaal, onjuiste aangiften ingediend, treden dan in vereffening om nadien onder een nieuwe vorm te worden opgericht. Zelfstandigen oefenen hun beroep uit met gehuurd materiaal en wonen zelf in een gemeubeld appartement.
De belasting gevestigd ten laste van deze belastingschuldigen wordt oninvorderbaar bij gebreke aan voor beslag vatbaar actief.
De administratie is thans niet bij machte om deze bedrieglijke insolvabiliteit te bestrijden en alleen toepassing maken van strafbepalingen zou niet doeltreffend zijn.
Om tegen deze handelingen in te gaan, moet in bepaalde gevallen het verstrekken van een zakelijke waarborg of van een persoonlijke borgstelling worden geëist, en moet zelfs, indien nodig, in het verbod worden voorzien van de uitoefening van het beroep" (zie art. 454, WIB 92).
Nummer 420/3
De memorie van toelichting bij de W 20.07.1978, vertolkt duidelijk de bedoeling van de wetgever om afstand te doen van het preventief en automatisch karakter van de waarborgen te stellen door de vreemdelingen en om elke algemene toepassing van de nieuwe bepaling ten opzichte van de niet-verblijfhouders of ten aanzien van een bepaalde categorie van belastingschuldigen te verbieden.
In dat verband heeft hij inderdaad verduidelijkt :
"Het is vanzelfsprekend dat de dwangmaatregel niet automatisch zal toegepast worden ten opzichte van bepaalde categorieën van belastingplichtigen op grond van de plaats waar zij gevestigd zijn of wegens de aard van hun activiteiten. Maar deze laatste elementen zouden desgevallend, samen met andere in aanmerking kunnen genomen worden om een beslissing tot het stellen van een waarborg te verantwoorden." (Parl.st., Kamer, gewone zitting, 1977-1978, 325/1, blz. 5).
Nummer 420/4
Algemeen gezien gaat het om het waarborgen van alle verplichtingen die kunnen rusten op de betrokken natuurlijke en rechtspersonen op grond van het WIB 92, en niet enkel van de belasting met betrekking tot de winst en de baten.
De zekerheid of borgstelling bedoeld in art. 420, WIB 92 zal dus betrekking hebben op de PB, de Ven.B, de BNI (zelfs in het geval dat de invordering op grond van art. 301, WIB 92 op de Administratie van de BTW, registratie en domeinen zou rusten), de voorheffingen, de PB/gem., de PB/agg. alsook op de administratieve boeten, verhogingen, NI, en de kosten van vervolging en tenuitvoerlegging.
Nummer 420/5
De zakelijke zekerheid of de persoonlijke borgstelling bedoeld bij de art. 420 en 421, WIB 92 is niet bestemd tot het waarborgen van de betaling van achterstallige belastingen die de betrokkene nog zou verschuldigd zijn. De algemene economie van de wet laat inderdaad voldoende uitschijnen dat de bedoelde waarborg slechts op toekomstige schulden slaat, dat wil zeggen schulden die nog niet eisbaar zijn op het ogenblik waarop de beslissing wordt getroffen.
Slechts in het geval dat een borgstelling in baar geld of in overheidsfondsen moet worden vrijgegeven, kan de Ontv. er, in voorkomend geval, beslag op leggen door middel van een notificatie 247.7 of van een uitvoerend beslag onder derden, voor zover de fondsen of waarden eigendom zijn van de belastingschuldige. In bedoeld geval gaat het immers geenszins om een toepassing van de art. 420 en 421, WIB 92, maar om een gewone maatregel van tenuitvoerlegging (zie 420/75).
Nummer 420/6
Art. 420, WIB 92 betreft :
1° de natuurlijke en rechtspersonen wier bedrijfsinkomsten bestaan uit winsten van nijverheids-, handels- of landbouwbedrijven of uit baten van vrije beroepen, ambten of posten of van winstgevende bezigheden;
2° de natuurlijke of rechtspersonen die, zonder een bedrijfsactiviteit uit te oefenen die aanleiding geeft tot inkomsten waarvan sprake sub 1°, gewoonlijk inkomsten zouden uitbetalen of toekennen die onderworpen zijn aan de BV of aan de RV (bijvoorbeeld een VZW die personen tewerkstelt).
Nummer 420/7
Zowel uit de tekst van de art. 420, § 2 en art. 421, WIB 92, als uit de voorbereidende werkzaamheden betreffende de W 20.07.1978, blijkt dat eventueel een borg mag geëist worden voor de aanvang van de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die aanleiding geeft tot inkomsten waarvan sprake sub 1° en 2° van voorgaand nummer; dat wil zeggen van een natuurlijke of rechtspersoon die, op het ogenblik van de beslissing, nog geen zulkdanige activiteit uitoefent.
In die gevallen wordt geen enkele termijn gesteld waarbinnen de waarborg moet worden verstrekt; het is voldoende dat de betrokken persoon de waarborg stelt voor de aanvang van de bedoelde activiteit (zie 420/61).
VI. VOORWAARDEN TOT HET EISEN VAN EEN WAARBORG
Nummer 420/8
Art. 420, WIB 92, is slechts toepasselijk wanneer de netto venale waarde van de goederen van de betrokken persoon, welke in België gelegen zijn en het pand van de Schatkist vormen, onvoldoende is om het vermoedelijke bedrag te dekken van de verplichtingen over één jaar, die hem inzake IB kunnen worden opgelegd.
Om uit te maken of er al dan niet een waarborg kan worden geëist, is het dus nodig een vergelijking te maken tussen :
- enerzijds, de venale waarde van de goederen die in België gelegen zijn en die door de Schatkist kunnen gevat worden door middel van beslag, verminderd met de schulden en de lasten die ze bezwaren. (De in het buitenland gelegen goederen worden in dit stadium dus niet in aanmerking genomen, zelfs niet wanneer deze goederen kunnen worden aangeslagen op grond van een overeenkomst die de wederzijdse invorderingsbijstand regelt. Die goederen kunnen echter wel in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de grootte van de waarborg - zie 420/14);
- en anderzijds, het vermoedelijk bedrag van de verplichtingen van de belanghebbende inzake IB over één jaar.
De wet duidt niet aan op welke wijze het in aanmerking te nemen bedrag van de verplichtingen moet worden geraamd om uit te maken of er al dan niet een waarborg moet worden geëist en de bepalingen van het KB met betrekking tot het vastleggen van de grootte van de waarborg zijn ter zake niet toepasselijk. In voorkomend geval zal men zich steunen op de belastingen en de voorheffingen die de belanghebbende voordien verschuldigd was, waarbij vanzelfsprekend rekening zal worden gehouden met de wijzigingen die zich in zijn toestand hebben voorgedaan.
Men zal slechts rekening kunnen houden met de bedragen in hoofdsom van de in 420/4, Com.IB, bedoelde belastingen en voorheffingen, die de belanghebbende voor één jaar zou kunnen verschuldigd zijn, met uitsluiting van de verhogingen, de boeten, NI en kosten van vervolging en tenuitvoerlegging. Immers, zo het normaal is dat de administratie de nodige waarborgen neemt tegen de risico's die uit een, al dan niet georganiseerde, insolvabiliteit van de belastingschuldige kunnen voortvloeien, mag zij evenwel niet a priori stellen dat fiscale inbreuken zullen worden gepleegd die zullen worden bestraft met een verhoging of met een boete, noch dat er noodzakelijkerwijs NI zullen verschuldigd zijn of dat er vervolgingen zullen moeten worden ingesteld.
Voor het bepalen of er al dan niet een waarborg dient te worden geëist, is het niet onontbeerlijk om met nauwgezetheid het bedrag vast te leggen van de belastingen en de voorheffingen die de belanghebbende voor één jaar zal verschuldigd zijn. Maar, ten einde alle latere betwistingen te vermijden zal de Gew.dir. slechts een waarborg eisen in de gevallen waar hij zal hebben vastgesteld dat er klaarblijkelijk een gevoelig verschil bestaat tussen de twee termen van de vergelijking.
Nummer 420/9
De administratie is er niet toe gehouden aan te tonen dat de belastingschuldige in het verleden heeft gepoogd zijn insolvabiliteit te organiseren of zulks effectief heeft gedaan.
Nummer 420/10
Uit de voorbereidende werkzaamheden betreffende de W 20.07.1978, blijkt nochtans dat slechts een beslissing mag genomen worden ten aanzien van belastingschuldigen waarvan men alle redenen heeft om, op basis van objectieve elementen met betrekking tot hun persoonlijke toestand (zie 420/3), te geloven dat zij zullen pogen zich te onttrekken aan de betaling van de regelmatig te hunnen laste gevestigde belastingen.
In de memorie van toelichting bij de wet kan in dat verband het volgende worden gelezen (Parl.st., Kamer, gewone zitting 1977-1978, 325/1, blz. 6) :
"Ter zake zal het vroeger gedrag van de belanghebbende ten opzichte van zijn fiscale verplichtingen dikwijls een doorslaggevend element zijn, maar de administratie zal, in sommige gevallen, kunnen steunen op andere elementen. De nieuwe bepaling zou aldus kunnen toegepast worden op een vennootschap indien zou blijken dat zij door een handelaar, leider van een onderneming waarvan hij de eigenaar is, gesticht werd enkel om te ontsnappen aan zijn persoonlijke aansprakelijkheid en aan het gevaar van een faillissement en om niettemin, in hoedanigheid van zaakvoerder en vennoot, de leiding en de opbrengst van de zaak te behouden, of nog, indien blijkt dat de oprichting van de vennootschap slechts de heroprichting is onder een andere vorm van een vroegere vennootschap, die werd ontbonden en vereffend, zonder dat zij de totaliteit van haar fiscale schuld heeft betaald. Inderdaad, in dit geval moet de vennootschap vereenzelvigd worden met haar stichter of stichters voor wie de oprichting van de rechtspersoon in het algemeen slechts een middel te meer zou zijn om de invordering van de belasting nog meer te bemoeilijken of onmogelijk te maken."
VII. AAN HET STELLEN VAN EEN WAARBORG VOORAFGAANDE BESLISSING
Nummer 420/11
Vooraf dient aan de Gew.dir., op verslag van de bevoegde Ontv. en Hfd.cr., te beslissen of al dan niet een waarborg moet worden geëist.
In bevestigend geval, moet de beslissing -die het bedrag van de geëiste waarborg vaststelt- gemotiveerd zijn door de vermelding van de feitelijke en juridische rechtvaardigingsgronden.
De beslissing wordt bij ter post aangetekende brief aan de belastingschuldige toegezonden.
Een afschrift van de beslissing moet aan de bevoegde Ontv. worden toegestuurd om hem de mogelijkheid te geven de taken te vervullen, die er voor hem uit voortvloeien.
Nummer 420/12
Aangezien die beslissing geen rechterlijke akte is, moet ze niet het voorwerp uitmaken van een voorafgaande discussie met de belastingschuldige (Brussel, 19.01.1971, Bull. 503, blz. 79).
Nummer 420/13
De Gew.dir. stelt in zijn beslissing de grootte van de waarborg vast op basis van de bij KB vastgelegde criteria. Deze criteria worden hierna toegelicht.
Nummer 420/14
De waarborg moet gelijk zijn aan het vermoedelijk bedrag van de verplichtingen over één jaar, die op grond van het WIB 92 aan de betrokken natuurlijke of rechtspersoon kunnen worden opgelegd, onder aftrek van de netto venale waarde van zijn goederen die het pand van de Schatkist vormen en die gelegen zijn in België of in een land waarmede België een overeenkomst heeft afgesloten tot regeling van een wederzijdse bijstand inzake de invordering van de belastingen waaraan de belanghebbende is onderworpen (art. 228, 1e lid, KB/WIB).
Nummer 420/15
Art. 229, KB/WIB geeft de werkwijze aan die moet gevolgd worden bij het ramen van de verplichtingen die aan de belanghebbende voor één jaar kunnen worden opgelegd :
1° Indien de waarborg wordt geëist van een belastingschuldige die reeds een beroepswerkzaamheid heeft waarvan de uitoefeningsvoorwaarden niet aanzienlijk zullen worden gewijzigd.
De Gew.dir. bepaalt het vermoedelijk bedrag van de toekomstige verplichtingen over één jaar van de belastingschuldige op grond van de bedragen aan belastingen, voorheffingen, NI en kosten die de belanghebbende effectief verschuldigd was voor de drie belastbare perioden die voorafgaan aan deze waarin de beslissing wordt genomen.
Onder effectief verschuldigde belastingen en voorheffingen moeten de in 420/18, 2e lid, bedoelde belastingen en voorheffingen worden verstaan.
2° Indien de waarborg wordt geëist naar aanleiding van een toekomstige beroepswerkzaamheid of van een beroepswerkzaamheid die sedert minder dan één jaar begonnen is of waarvan de uitoefeningsvoorwaarden aanzienlijk zullen worden gewijzigd of gewijzigd zijn sedert minder dan één jaar.
De Gew.dir. raamt het vermoedelijk bedrag van de verplichtingen over één jaar van de betrokken natuurlijke of rechtspersoon, voor wat de bedrijfsinkomsten betreft, op basis van de in art. 342, § 1, WIB 92 vastgelegde criteria, dat wil zeggen :
- gelet op de normale winst of baten van ten minste drie soortgelijke belastingplichtigen en met het geval, van het geïnvesteerde kapitaal, van de omzet, van het aantal werklieden, van de benuttigde drijfkracht, van de huurwaarde van de in bedrijf genomen gronden, alsmede van alle andere nuttige inlichtingen.
- of volgens de voor het desbetreffende beroep vastgestelde forfaitaire grondslagen van aanslag.
Nummer 420/16
Het als waarborg eisbare bedrag zal, al naar gelang het geval, naar het lagere of hogere duizendtal worden afgerond.
Nummer 420/17
De waarborg mag in geen geval lager zijn dan 30.000 F (art. 228, 2e lid, KB/WIB).
Bijgevolg zal de Gew.dir. geen waarborg eisen, wanneer hij tot de vaststelling komt dat het eisbare bedrag, gelet op de hierboven vermelde regels, lager is dan 30.000 F.
Nummer 420/18
Aan de andere kant bepaalt art. 229, KB/WIB een maximum : indien de waarborg wordt geëist van een belastingschuldige die reeds een beroepswerkzaamheid heeft waarvan de uitoefeningsvoorwaarden niet aanzienlijk zullen worden gewijzigd, mag hij niet meer bedragen dan het dubbel van het hoogste bedrag aan belastingen in hoofdsom verschuldigd voor één van de drie belastbare perioden, voorafgaand aan deze waarin de beslissing wordt getroffen, verminderd met de netto venale waarde van de goederen van belanghebbende die de waarborg van de Schatkist vormen en die gelegen zijn in België of in een land waarmee België een overeenkomst heeft afgesloten tot regeling van een wederzijdse bijstand inzake de invordering van de belastingen waaraan de belanghebbende is onderworpen.
Onder verschuldigde belastingen moet worden verstaan :
- de ingekohierde en niet ontheven belastingen en voorheffingen, ongeacht of zij al dan niet worden betwist;
- bij gebrek aan inkohiering : de belastingen en voorheffingen die betrekking hebben op de aangegeven inkomsten of op die waarmee de belastingschuldige zich in de loop van de aanslagverrichtingen akkoord heeft verklaard.
IX. VERHAAL VAN DE BELASTINGSCHULDIGE
Nummer 420/19
Daar de eisbaarheid van de in art. 420, WIB 92 bedoelde waarborgen voor elk geval afhangt van het oordeel dat de belastingambtenaren zich vormen omtrent de feiten en de omstandigheden die het geval kenmerken, geeft § 2 van dit art. aan de betrokken belastingschuldigen de mogelijkheid om verhaal in te stellen tegen de beslissing die de verplichting oplegt een waarborg te stellen.
Nummer 420/20
Dit verhaal moet gebracht worden voor de beslagrechter bij de rechtbank van eerste aanleg.
De procedure wordt gevoerd zoals in kortgeding, dat wil zeggen overeenkomstig de art. 1035 tot 1041, Ger.W.
Nummer 420/21
De territoriaal bevoegde rechtbank van eerste aanleg wordt als volgt bepaald :
1° Indien de betrokken natuurlijke of rechtspersoon een activiteit uitoefent, of voornemens is uit te oefenen, welke aanleiding geeft tot winst of baten :
de rechtbank van de plaats waar die activiteit hoofdzakelijk wordt of zal worden uitgeoefend;
2° Indien het gaat om een natuurlijke of rechtspersoon die niet een zulkdanige activiteit uitoefent en ook niet van plan is om er een uit te oefenen, maar die gewoonlijk inkomsten uitbetaalt of toekent die onderworpen zijn aan de BV of aan de RV, en indien de waarborg enkel geëist wordt ingevolge laatstgenoemde omstandigheid :
de rechtbank van het kantoor dat de BV of van de RV moet innen.
Nummer 420/22
Het verhaal moet worden ingediend binnen de maand te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing van de Gew.dir.
Nummer 420/23
Van zodra de Gew.dir. in kennis is gesteld van het indienen van een verhaal, zendt hij de nodige bescheiden aan de departementsadvokaat die bevoegd is in burgerlijke zaken, met het verzoek de belangen van de administratie te verdedigen voor de betrokken rechtbank.
Nummer 420/24
Het verhaal van de belastingschuldige schort zijn verplichting op om een waarborg te stellen.
X. VERPLICHTINGEN VAN DE BELASTINGSCHULDIGE AARD VAN DE TE STELLEN WAARBORG
Nummer 420/25
De natuurlijke of rechtspersoon, aan wie een op grond van art. 420, WIB 92 getroffen beslissing ter kennis is gebracht, is verplicht -voor zover hij daadwerkelijk de uitoefening van een beroepswerkzaamheid, die aanleiding geeft tot winst of baten en die de oorzaak is van de eis tot het stellen van een waarborg, wil aanvangen of verderzetten- binnen de gestelde termijn (zie 420/59 tot 64) een zakelijke zekerheid of een persoonlijke borgstelling te verstrekken die beantwoordt aan de hierna vermelde voorwaarden.
Meerdere wijzen van waarborgstelling mogen gelijktijdig worden aangewend ten einde de totale geëiste zekerheid te verstrekken (art. 230, 3e lid, KB/WIB).
Nummer 420/26
De Ontv. die bevoegd is om de administratie te vertegenwoordigen in de akten en om de waarborg te aanvaarden indien een voorafgaandelijke aanvaarding vereist is, is diegene aangeduid door de Gew.dir. in zijn beslissing of, bij ontstentenis van een zulkdanige aanduiding, deze van de plaats van aanslag.
Nummer 420/27
De belastingschuldige komt zijn verplichting na ofwel door het verlijden van een akte van hypotheekvestiging die beantwoordt aan de voorwaarden voorzien in het KB, ofwel door het stellen, in de vereiste vormen, van een borgtocht in geld of in overheidsfondsen of nog door het verstrekken van elke andere zakelijke zekerheid die vooraf door de bevoegde Ontv. der belastingen is aangenomen.
A. HYPOTHECAIRE AANWENDING VAN ONROERENDE GOEDEREN
Nummer 420/28
Het KB/WIB (art. 230 en 231) staat de belastingschuldige toe aan zijn verplichtingen tot het stellen van een waarborg te voldoen door een conventionele hypotheek te verlenen op een onroerend goed waarvan hij eigenaar is of op een zakelijk onroerend recht, vatbaar voor hypotheek, waarvan hij titularis is.
Het is evenwel vanzelfsprekend dat een conventionele hypotheek die zou gevestigd worden op een onroerend goed van de belanghebbende, waarvan de netto venale waarde in acht is genomen bij de vaststelling van de grootte van de waarborg (zie 420/14), niet zou beantwoorden aan het door de wetgever nagestreefde doel vermits zij geen nieuwe waarborg voor de Schatkist zou uitmaken. De Ontv., aan wie een zulkdanige hypotheek wordt voorgesteld, mag bijgevolg weigeren de akte van vestiging te ondertekenen gelet op de algemene economie van de wet, zelfs wanneer de hypotheek aan alle voorwaarden voldoet die het KB voorschrijft en hierna worden toegelicht.
Nummer 420/29
De onroerende goederen die als hypothecaire waarborg worden aangeboden, moeten in België gelegen zijn (art. 231, 1e lid, KB/WIB).
Nummer 420/30
Geldt het gebouwen, dan wordt voor de aanneming van de hypothecaire aanwending het bewijs gegeven van voldoende verzekering tegen brand en in de akte wordt vermeld dat de regelmatige betaling van de premie jaarlijks zal worden bewezen op straffe van verval van de aanneming (art. 231, 2e lid, ibid).
Nummer 420/31
In alle gevallen wordt het bewijs verstrekt van de eigendom en van de hypothecaire staat van het onroerend goed en wordt de waarde daarvan, op kosten van de belastingschuldige, vastgesteld door alle middelen die bevrediging kunnen schenken en onder meer door een schatting van een algemeen als bevoegd erkende deskundige, indien de Ontv. zulks eist (art. 231, 3e lid, ibid.).
Nummer 420/32
Van zodra de belastingschuldige hem in het bezit heeft gesteld van de nodige inlichtingen en de bewijsstukken, maakt de Ontv. een ontwerp van vestigingsakte op naar volgend model en zendt het naar de door de belastingschuldige gekozen notaris teneinde de akte te verlijden. Daarna gaat hij na of de notaris de hypotheek heeft doen inschrijven.
Model van akte
"Voor M. . . . . ., notaris, verblijvende te . . . . . . . . ., is verschenen M. . . . . ., (naam, voornamen en beroep), gedomicilieerd te . . . . . . . . . . welke verschijnende partij bij deze heeft verklaard de hiernavermelde onroerende goederen aan te wenden en te hypothekeren ten bate van de Administratie der directe belastingen, in wiens naam aanvaardt de Ontvanger der directe belastingen te . . . . . . . ., gevestigd te . . . . . . . . straat, nr . . . . ., zijnde thans M. . . . . ., hier tussen beide komend met het oog op het stellen, ter voldoening aan de verplichting die hem werd opgelegd bij de beslissing getroffen op . . . . . door de Gewestelijke directeur van de belastingen te . . . . ., in uitvoering van art. 420 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, van de waarborg tot zekerheid van de invordering, ten belope van (bedrag voluit geschreven) . . . . . . . . . . . van de inkomstenbelastingen, in hoofdsom en opcentiemen, alsook van de verhogingen, de boeten, en de nalatigheidsinteresten, en, in voorkomend geval, van de vervolgings- en andere kosten in verband met die belastingen welke M. . . . . . zou kunnen verschuldigd worden krachtens de bepalingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen of van de wetten welke die bepalingen zouden vervangen of wijzigen.
De met de hypotheek bezwaarde goederen zijn de volgende :
1° een huis (ligging, grootte, nummer van de kadastrale legger, kadastrale sectie, perceelnummer, enz., vermelden);
2° een stuk grond gelegen te . . . . . . . . (idem);
3° . . . . . . . . . . .
Die goederen horen de verschijnende partij toe . . . . . . . . . . (voor elk goed de dertigjarige oorsprong vermelden).
De verschijnende partij verklaart, op de bij de wet gestelde straffen, dat voormelde goederen niet het voorwerp zijn van een geschil, dat ze niet bezwaard zijn met enig recht van vruchtgebruik, gebruik of bewoning of met een andere hypotheek dan de hierbij toegestane, hetgeen zal worden vastgesteld door een attest van de hypotheekbewaarder (indien alle goederen niet vrij van lasten zijn, het volgende bijvoegen : "Voorbehoud wordt echter gemaakt voor de goederen opgenomen onder nrs. . . . . . die reeds ten bate van derde bezwaard zijn ten belope van . . . . . . . . F").
In geval van waardevermindering van de bedoelde goederen, verplicht de verschijnende partij er zich toe, op het eerste verzoek van de Ontvanger, een bijkomende waarborg te stellen.
De verschijnende partij verbindt er zich insgelijks toe de gebouwen te verzekeren tegen brandgevaar gedurende gans de duur van de verbintenis waarvoor de hypotheekstelling wordt verstrekt, aan de Ontvanger een duplikaat van de verzekeringspolis te overhandigen en hem jaarlijks, binnen vijftien dagen na de vervaldag, de kwitanties over te leggen die de betaling van de premies op de vastgestelde datum bewijzen.
De verschijnende partij verklaart dat voormelde administratie, bij wanbetaling van de bedoelde belastingen en bijbehoren, op eerste aanmaning gedaan nadat de betwisting in verband met de gevorderde aanslagen definitief zal beslecht zijn of nadat de haar toegestane betalingsfaciliteiten niet zullen zijn nageleefd, de tot de hypotheek aangewende goederen zal mogen verkopen overeenkomstig de regels van het Gerechtelijk Wetboek inzake uitvoerend beslag op onroerend goed.
Voor de uitvoering van deze verbintenis kiezen de partijen woonplaats, de verschijnende partij te . . . . ., de Administratie der belastingen op het kantoor van voornoemde Ontvanger.
De kosten van deze akte zijn ten laste van de verschijnende partij, die er zich toe verbindt ze te betalen.
Waarvan akte verleden te . . . . op . . . 19.."
Nummer 420/33
De akten van hypotheekvestiging zijn vrijgesteld van registratie-, hypotheek- en griffiekosten, alsmede van zegelrechten (art. 162, 4°, en 265, 3°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en art. 591, 4°, van het Wetboek van het zegelrecht).
Nummer 420/34
Art. 232, KB/WIB, bepaalt dat de borgtochten in geld worden gestort of overgeschreven op de rekening die bij het Bestuur der Postchecks is geopend op naam van de Deposito- en Consignatiekas en dat ze in alles, en inzonderheid met betrekking tot de interest die aan de deponent verschuldigd is, met deposito's bij de Deposito- en Consignatiekas worden gelijkgesteld.
Nummer 420/35
Het stellen van een borgtocht in geld wordt geregeld bij de hierna opgenomen art. 2 tot 4, van het MB 03.04.1963, betreffende sommige bij de Deposito- en Consignatiekas gedeponeerde borgtochten in specie en in effecten. (V 1040) :
Art. 2. - Ieder die een borgtocht stelt, moet een rekening bij het Bestuur der postchecks hebben.
Art. 3. - Borgtocht wordt gesteld door overschrijving op postcheckrekening nr. 41 van de Deposito- en Consignatiekas (thans postrekening 000-2004099-79).
Op de strook van de overschrijvingsorder moet worden vermeld of de deponent handelt in eigen naam, als lasthebber van een derde ofwel als diens geldschieter.
In beide laatste gevallen worden naam, voornamen, beroep en woonplaats van de derde en, indien het een vennootschap betreft, haar juiste benaming en haar maatschappelijke zetel op de strook vermeld.
In ieder geval moet op de strook de administratie worden vermeld ten bate waarvan de borgtocht wordt gesteld, alsook de juiste bestemming van de waarborg die door de borgtocht wordt gesteld; de strook moet bovendien door de deponent worden ondertekend.
De op de strook aangebrachte vermeldingen gelden als de aangifte bedoeld in artikel 8 van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 (Art. 8, KB 18.03.1935 (V 390 - BS 21.03.1935) : "Alle deposito moet vergezeld gaan van een aangifte behelzend al de nodige aanduidingen om het hoofdbestuur van de Kas in staat te stellen de bestemming der gedeponeerde sommen of waarden vast te stellen . . . . .").
Art 4. - Na inzage van de stukken die zij van het Bestuur der postchecks heeft ontvangen, geeft de Deposito- en Consignatiekas- een inschrijvingsbewijs af, dat zij rechtstreeks aan de eigenaar van de borgtocht zendt.
Dat inschrijvingsbewijs geldt als het ontvangstbewijs bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 (Art. 7, KB 18.03.1935 (V 390 - BS 21.03.1935) : "Alle deposito geeft aanleiding tot de uitreiking, door de Deposito- en Consignatiekas van een recepis, dat aan de deponent wordt gestuurd . . . . .").
Samen met het inschrijvingsbewijs zendt de Deposito- en Consignatiekas aan de eigenaar van de borgtocht een bericht, dat deze laatste onmiddellijk moet overmaken aan de administratie, die de borgtocht geëist heeft.
Nummer 420/36
Aan de verplichtingen opgelegd bij art. 3, 4e lid, van het voormeld MB, met betrekking tot de vermelding op de strook van het overschrijvingsorder, zal voldaan zijn door bijvoorbeeld volgende formule aan te brengen :
"Borgtocht gesteld ten voordele van de Administratie der directe belastingen, ter uitvoering van de beslissing getroffen op . . . . . door de Gewestelijke directeur van de belastingen te . . . . . . . . op grond van art. 420 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992."
Nummer 420/37
Het bericht, dat ter uitvoering van art. 4, 3e lid, van het MB, door de Deposito- en Consignatiekas aan de deponent van de borgtocht wordt toegezonden, geldt als bewijs van storting en moet door de betrokkene aan de bevoegde Ontv. worden gestuurd.
Art. 236, 2e lid, KB/WIB bepaalt inderdaad dat, bij borgtochten in geld, de belastingschuldige het recepis van storting samen met de nodige inlichtingen en bewijsstukken aan de Ontv. overhandigt.
Nummer 420/38
Door de afgifte van het bericht aan de Ontv. binnen de periode bepaald in art. 421, heeft de belastingschuldige voldaan aan zijn verplichtingen.
De Ontv. kan het nochtans nuttig achten de belanghebbende in bepaalde gevallen (namelijk wanneer de aanwending van de borgtocht onvolledig of onjuist is aangeduid op het sub 42/37 bedoelde bericht. Eventueel zal de belastingschuldige worden uitgenodigd om het bericht alsook het bewijs van inschrijving bedoeld in art. 4, MB 03.04.1963 te doen verbeteren voor de Deposito- en Consignatiekas, in de zin van het sub 420/36 vermelde voorbeeld) een onderhandse akte te doen onderschrijven naar volgend model :
"Tussen de ondergetekenden, M. . . . . . (naam, voornamen, beroep en adres van de belastingschuldige of van de derde die voor hem heeft overgeschreven) en de Ontvanger der directe belastingen op het kantoor . . . . . . . ., zijnde thans M. . . . . ., werd betoogd dat M. . . . . . op de postrekening nr. 000-2004099-79, geopend op naam van de Deposito- en Consignatiekas (indien de fondsen door een derde werden gestort bijvoegen : "met eigen penningen"), een bedrag groot . . . . . . . . . in specie heeft gestort.
M. . . . . . verklaart bewuste som aan te wenden als pand of borgtocht, ter uitvoering van de beslissing getroffen op . . . . . door de Gewestelijke directeur van de belastingen te . . . . . op grond van art. 420 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ten bate van de Administratie der directe belastingen in naam waarvan M. . . . . ., als Ontvanger van voormeld kantoor aanvaardt, tot zekerheid van de invordering ten belope van (bedrag voluit te schrijven) . . . . . . . . . van de inkomstenbelastingen in hoofdsom en opcentiemen alsmede van verhogingen, boeten en nalatigheidsinteresten en de eventuele vervolgings- en andere kosten in verband met deze belastingen die M. . . . . . op voormeld kantoor verschuldigd is of zou kunnen worden krachtens de bepalingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen of van wetten die ze zouden vervangen of wijzigen.
M. . . . . . (Ontvanger), handelend zoals hierboven vermeld, verklaart dit pand of borgtocht te aanvaarden, onverminderd alle andere rechten en vorderingen. Hij erkent het bericht van de Deposito- en Consignatiekas ontvangen te hebben waarbij de inschrijving als borgtocht van de voormelde som van . . . . . F wordt bevestigd. Voor de uitvoering van deze verbintenis kiezen de partijen woonplaats, M. . . . . . . te . . . . . . . ., de Administratie der directe belastingen op het kantoor van voornoemde Ontvanger.
Opgesteld in dubbel origineel te . . . . . . op . . . . . .".
Elk der partijen ondertekent; de belastingschuldige (of de derde die voor hem handelt) laat zijn handtekening voorafgaan door de met de hand geschreven vermelding : "Ik keur het geschrift hierboven goed voor het bedrag groot . . . . . . . . . (voluit geschreven)".
De Ontv. overhandigt één van de exemplaren van de akte aan de belastingschuldige en bewaart het andere, samen met het bericht, in zijn archief.
C. BORGTOCHT IN OVERHEIDSFONDSEN
Nummer 420/39
Art. 233, KB/WIB bepaalt het volgende :
Zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid voor de ontvanger om andere wijzen van waarborgstelling te aanvaarden zijn de aanneembare overheidsfondsen die welke aangenomen worden voor het stellen van borgtochten van aannemers. De lijst en de aannemingsvoet ervan worden bepaald bij de jongste desbetreffende besluiten door de Minister van Financiën genomen en door diens toedoen gepubliceerd.
Effecten aan toonder worden gedeponeerd in handen van de Staatskassier of van diens agenten; inschrijvingen op naam worden, zowel in het Grootboek als op het bewijs, in de rand aangetekend met een vermelding waarbij wordt vastgesteld dat zij niet zonder geschreven toestemming van de ontvanger der directe belastingen mogen worden vervreemd of te gelde gemaakt.
1. Effecten aan toonder
Nummer 420/40
De effecten aan toonder worden voor rekening van de Deposito- en Consignatiekas gedeponeerd bij de Nationale Bank van België optredend als Staatskassier, of bij een van haar agentschappen buiten de hoofdstad (art. 5, MB 27.03.1935, V 390 - BS 05.04.1935).
Nummer 420/41
Het deponeren wordt geregeld door de art. 8 tot 12, MB van 03.04.1963 betreffende sommige bij de Deposito- en Consignatiekas gedeponeerde borgtochten in specie of in effecten (V 1040) en door het MB van 15.12.1965 met betrekking tot de waarden die worden aangenomen voor het vestigen van borgtochten bij de Deposito- en Consignatiekas (V 1129) :
MB 15.12.1965 :
Art 1. - Voor het vestigen van borgtochten van alle categorieën bij de rijkskassier te deponeren voor rekening van de Deposito- en Consignatiekas, worden aangenomen :
A. Tegen het bedrag vermeld in de Prijscourant, die door de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen de 20e van elke maand als bijlage van het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt : de waarden vermeld in de rubrieken 1 tot 5 van genoemde Prijscourant.
B. A pari :
1° de kasbons uitgegeven door het Gemeentekrediet van België, het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet, de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid, de Nationale Kas voor Beroepskrediet en het Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet;
2° kapitalisatiebons uitgegeven door het Gemeentekrediet van België, op voorwaarde dat alle spaarbiljetten er aangehecht zijn en dat de deponent, in een op het depositoborderel aan te brengen vermelding, zich ertoe verbindt die biljetten niet te innen.
C. Tegen de uitgifteprijs en tot de dag van inschrijving op de koerslijst : de effecten van de aanneembare categorieën van leningen.
Art. 2. - Inzake deposito's in effecten, aangenomen tegen de koers van de officiële notering, kan het Bestuur ten gunste waarvan het deposito is verricht, wanneer de werkelijke waarde van de borgtocht met meer dan 5 % afneemt als gevolg van de koersdaling, de deponent verplichten tot het verstrekken van een aanvullende zekerheid.
Art. 3. - De titularis van een borgtocht die, geheel of gedeeltelijk, gevestigd is door middel van effecten waarvoor trekkingen plaatsvinden, is ertoe gehouden de trekkingslijsten na te gaan, zonder dat het Bestuur enige verantwoordelijkheid daarvoor op zich neemt.
Hij moet ook nagaan of de nummers van de neergelegde effecten overeenstemmen met die welke vermeld zijn op het hem afgegeven ontvangbewijs. Elk gemis van overeenstemming moet dadelijk na ontvangst van dat stukken, in ieder geval, voor de eerstvolgende trekking betreffende de neergelegde effecten, ter kennis worden gebracht van het hoofdbestuur van de Deposito- en Consignatiekas bij het Ministerie van Financiën.
MB 3.4.1963 :
Art. 8. - Overheidsfondsen en andere effecten die bij de Nationale Bank van België, optredend als Rijkskassier voor rekening van de Deposito- en Consignatiekas, of bij een van haar agentschappen buiten de hoofdstad als borgtocht worden gedeponeerd moeten vergezeld gaan van een door de deponent ondertekende aangifte (in duplo; zie art. 11). Naar aanleiding van dat deposito wordt bovendien een depositobewijs opgemaakt.
Art. 9. - De aangifte en het depositobewijs vermelden :
1°
a) naam, voornamen, beroep en adres van de eigenaar van de borgtocht;
b) indien de effecten aan een vennootschap toebehoren haar benaming en haar maatschappelijke zetel;
c) indien de eigenaar van de borgtocht optreedt als geldschieter, naam, voornamen, beroep en adres van de natuurlijke persoon of de benaming en de maatschappelijke zetel van de vennootschap wier verbintenissen de borgtocht moet waarborgen;
2° de werkelijke waarde van de te stellen waarborg;
3° aard en nominaal bedrag van de gedeponeerde effecten;
4° de administratie ten bate waarvan de borgtocht wordt gesteld;
5° de juiste bestemming van de waarborg die door de borgtocht wordt gesteld.
Art. 10. - De Rijkskassier stelt de deponent een bevestiging van het deposito ter hand.
Art. 11. - De Rijkskassier zendt dagelijks aan de Deposito- en Consignatiekas de depositobewijzen en de door zijn diensten opgemaakte documenten, waaronder een exemplaar van de door de deponent ondertekende deposito-aangifte.
Art. 12. - Na inzage van de stukken, die zij van de Nationale Bank heeft ontvangen, zendt de Deposito- en Consignatiekas rechtstreeks aan de eigenaar van de borgtocht het in artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 voorgeschreven ontvangstbewijs. (art. 7, KB 18.03.1935 (V 390) : "Alle deposito geeft aanleiding tot de uitreiking, door de Deposito- en Consignatiekas, van een recepsis, dat aan de deponent wordt gestuurd."). Samen met het ontvangstbewijs zendt de Deposito- en Consignatiekas aan de eigenaar van het deposito een bericht, dat deze laatste onmiddellijk moet sturen aan de administratie, die de borgtocht geëist heeft.
Nummer 420/42
De vervallen coupons worden door de Nationale Bank geïnd en door de Deposito en Consignatiekas aan de rechthebbenden betaald (art. 6, MB 27.03.1935, V 390, gewijzigd door art. 2, MB 09.09.1971, V 1347 - Bull. 494).
Nummer 420/43
De vermeldingen aan te brengen op de aangifte en op het depositobewijs krachtens art. 9, 4° en 5°, van voormeld MB, kunnen worden gedaan door middel van de formule :
"Borgtocht gesteld ten voordele van de Administratie der directe belastingen, ter uitvoering van de beslissing getroffen op ............ door de Gewestelijke directeur van de belastingen te ............ op grond van art. 420 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992".
Nummer 420/44
Het bericht dat ter voldoening aan art. 12, 2e zin, van het MB, door de Deposito- en Consignatiekas aan de eigenaar van de borgtocht wordt gezonden, geldt als bewijs van deponering en moet door de belanghebbende aan de bevoegde Ontv. van de belastingen worden overhandigd.
Immers, art. 236, 2e lid, KB/WIB bepaalt dat inzake borgtochten in effecten aan toonder, de belastingschuldige het bewijs van deponering met de nodige inlichtingen en bewijsstukken aan de Ontv. overhandigt.
Nummer 420/45
Door binnen de termijn bepaald bij art. 421 het bericht aan de Ontv. te overhandigen, heeft de belastingschuldige aan zijn verplichtingen voldaan.
De Ontv. kan het nochtans nuttig achten de belanghebbende een onderhandse akte te doen onderschrijven naar volgend model :
"Tussen de ondergetekende, M. . . . . . (naam, voornamen, beroep en adres van de belastingschuldige of van de derde die voor hem heeft gedeponeerd) en de Ontvanger der directe belastingen te . . . . . . . . . zijnde thans M. . . . . ., wordt betoogd dat M. . . . . ., blijkens een op . . . . . door de Deposito- en Consignatiekas uitgereikt bericht, bij (het agentschap van) de Nationale Bank te . . . . . . . . . heeft gedeponeerd (zo de deponering gedaan werd door een derde, bijvoegen : "met zijn persoonlijke fondsen") als pand of borgtocht, ter uitvoering van de beslissing getroffen op . . . . . door de Gewestelijke directeur van de belastingen te . . . . . . . . op grond van art. 420 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ten behoeve van de Administratie der directe belastingen : . . . . . obligaties van . . . . . . . aan . . . %, reeks . . . . ., nr. . . . . . elk van een nominale waarde van . . . . . F, met de er aan gehechte interestcoupons waarvan de eerste vervallen op . . . . ..
M. . . . . . bevestigt dat de deponering plaatsheeft als pandgeving of borgtocht ten behoeve van de Administratie der directe belastingen in naam waarvan M. . . . . . als Ontvanger op voormeld kantoor, aanvaardt tot zekerheid van de invordering van de inkomstenbelastingen in hoofdsom en opcentiemen, verhogingen en boeten, ten belope van (bedrag voluit geschreven) . . . . . . . . . alsmede van de nalatigheidsinteresten en, in voorkomend geval, van de vervolgings- en andere kosten in verband met die belastingen, welke M. . . . . . zou kunnen verschuldigd worden krachtens de bepalingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen of van de wetten die ze zouden vervangen of wijzigen.
Het is wel te verstaan dat M. . . . . ., in geval van vermindering van de waarde van voormelde obligaties, op het eerste verzoek van de ontvanger, ertoe gehouden is onmiddellijk een aanvullende borgtocht te verstrekken.
M. . . . . . verklaart dat voormelde administratie, bij wanbetaling van de bedoelde belastingen en bijbehoren, op eerste aanmaning gedaan nadat de betwistingen in verband met bewuste belastingen definitief beslecht zal zijn of nadat de hem toegestane betalingsfaciliteiten niet zullen zijn nageleefd, de in pand gegeven effecten zal mogen verkopen tot aanzuivering van vorenbedoelde belastingen.
Van zijn kant verklaart M. . . . . . (Ontvanger), handelend zoals hierboven gezegd, bedoeld pand of borgtocht te aanvaarden ten belope van hetzelfde bedrag van . . . . . . . . . F, onverminderd alle andere rechten en vorderingen. Hij verklaart daarenboven het bericht van de Deposito- en Consignatiekas, houdende vaststelling van de inschrijving van de bewaargeving van voormelde obligaties, te hebben ontvangen.
Voor de uitvoering van onderhavige overeenkomst kiezen de partijen woonplaats, M . . . . . te . . . . . . . ., de Administratie der directe belastingen op het kantoor van voormelde Ontvanger.
Opgesteld in dubbel origineel, op . . . . .".
Elk der partijen ondertekent; de schuldenaar of de derde die in zijn plaats handelt, laat zijn handtekening voorafgaan door de met de hand geschreven vermelding: "Ik keur het geschrift hierboven goed voor het bedrag groot . . . . . . . . ." (voluit geschreven).
De Ontv. overhandigt één van de exemplaren van de akte aan de belastingschuldige en bewaart het andere, samen met het bericht, in zijn archief.
2. Nominatieve inschrijvingen
Nummer 420/46
Nominatieve waarden worden niet meer aangenomen voor de borgtochten van aannemers bij aanbestedingen. Aangezien de Ontv. evenwel de mogelijkheid heeft om het even welke wijze van waarborgstelling aan te nemen, kan hij er zich toe genoopt zien te aanvaarden dat dergelijke waarden, die de belastingschuldige niet wenst om te zetten in effecten aan toonder, worden aangewend tot waarborg van de verplichtingen die op laatstgenoemde rusten op grond van art. 420.
Nummer 420/47
Deze aanwending geschiedt op de wijze voorzien bij art. 233, 2e lid, KB/WIB : de nominatieve inschrijvingen worden zowel in het Grootboek van de Openbare Schuld als op het bewijs voorzien van een randvermelding waarbij wordt vastgesteld dat zij niet zonder geschreven toestemming van de Ontv. der directe belastingen mogen worden vervreemd of te gelde gemaakt.
Bovendien doet de Ontv. de belanghebbende een onderhandse akte ondertekenen naar het model opgenomen onder 420/38 en 420/45, voorzien van de nodige aanpassingen.
D. ANDERE ZAKELIJKE WAARBORGEN
Nummer 420/48
De Ontv. mag, onder eigen verantwoordelijkheid om het even welke ernstige waarborg aanvaarden, ongeacht de aard en de wijze waarop die wordt gesteld (art. 230, 2e lid, en art. 233, KB/WIB).
Nummer 420/49
De belastingschuldige mag ook een persoonlijke borg aanbieden, dat wil zeggen een natuurlijke of rechtspersoon, die de verbintenis aangaat jegens de Staat-schuldeiser, de verplichting van de schuldenaar na te komen indien deze laatste zulks zelf niet doet.
Het kontrakt van borgstelling wordt geregeld door de art. 2011 tot 2043, BW.
Nummer 420/50
De borg moet aan de volgende voorwaarden voldoen (art. 234, KB/WIB) :
- bekwaam zijn om volgens de Belgische wet verbintenissen aan te gaan;
- aangenomen worden door de bevoegde Ontv. der belastingen.
A. BEKWAAMHEID OM VERBINTENISSEN AAN TE GAAN
Nummer 420/51
Alhoewel het KB uitdrukkelijk gewag maakt van de bekwaamheid om volgens de Belgische wet verbintenissen aan te gaan, mag de belastingschuldige als persoonlijke borg een natuurlijke of rechtspersoon aanbieden die op grond van zijn persoonlijk statuut onderworpen is aan een buitenlandse wet - een natuurlijke persoon van vreemde nationaliteit of een vennootschap die werd opgericht in het buitenland - en die bekwaamheid bezit, op grond van zijn nationale wetgeving, om verbintenissen aan te gaan.
Nummer 420/52
De Ontv. zal er zich van vergewissen dat de natuurlijke persoon die hem als borg wordt aangeboden meerderjarig is, dat hij niet in staat van faillissement verkeert, dat hij niet onder curatele is geplaatst noch dat hij onbekwaam is verklaard. Ingeval er daarover twijfel bestaat zal hij een attest van niet-ontzetting aanvragen bij het Ministerie van Justitie, Bestuur der Wetgeving, Burgerlijke Stand, Poelaertplein 4 te 1000 Brussel.
Nummer 420/53
Het huwelijk wijzigt de handelingsbekwaamheid van de echtgenoten niet (art. 212, 3e lid, BW). Er moet evenwel rekening gehouden worden met het door de betrokkenen aangenomen huwelijksvermogensstelsel. Daarenboven wordt de aandacht er op gevestigd dat persoonlijke zekerheden gesteld door één van de echtgenoten kunnen worden vernietigd op verzoek van de andere echtgenoot indien de belangen van het gezin erdoor in gevaar worden gebracht (art 224, § 1, 4, BW) en zulks ongeacht het huwelijksvermogensstelsel van de belanghebbenden.
Nummer 420/54
Inzake het afsluiten van contracten met rechtspersonen wordt de aandacht gevestigd op de rechtspraak gewezen bij arrest van het Hof van Beroep te Brussel, d.d. 02.06.1958, die als volgt kan worden samengevat :
"Een vennootschap bestaat slechts om haar doel te verwezenlijken en ze mag de sfeer van haar activiteit die ze zelf heeft bepaald niet te buiten gaan. Iedere daad, door organen in haar naam gesteld buiten het kader, bepaald door het statutair vennootschapsdoel (bijvoorbeeld : een borgtocht in dergelijke voorwaarden verleend tegenover de fiscus als zekerheid voor de belastingschuld van haar beheerder), is nietig, bindt de rechtspersoon niet en mag haar niet worden tegengeworpen".
Deze rechtspraak moet evenwel worden gemilderd door de regel ingesteld bij art. 16, W 06.03.1973, hetwelk in de SWHV een artikel 63bis heeft ingelast dat als volgt luidt :
"De vennootschap is verbonden door de handelingen van de raad van bestuur, van de bestuurders die overeenkomstig artikel 54, vierde lid, de bevoegdheid hebben om haar te vertegenwoordigen of van de personen aan wie het dagelijks bestuur is opgedragen, zelfs indien die handelingen buiten haar doel liggen, tenzij zij bewijst dat de derde daarvan op de hoogte was of er, gezien de omstandigheden, niet onkundig van kon zijn; bekendmaking van de statuten alleen is echter geen voldoende bewijs."
B. AANVAARDING DOOR DE ONTVANGER
1. Solvabiliteit van de borg
Nummer 420/55
Ingevolge de art. 2018 en 2040, BW moet een persoon, die door de wet verplicht is een borg te stellen, daartoe iemand aanbieden die genoegzaam gegoed is om voor het voorwerp van de verbintenis in te staan. Art. 2019, BW stelt verder :
"De gegoedheid van de borg wordt alleen beoordeeld naar zijn onroerende eigendommen, uitgenomen in zaken van koophandel of wanneer de schuld gering is".
Alleen de Ontv. beoordeelt de staat van gegoedheid van de borg. Behoudens wanneer het gaat om een natuurlijke of rechtspersoon waarvoor geen twijfel bestaat over de solvabiliteit (bijvoorbeeld een bank) of waarvan voldoende bekend is dat het bezit ruimschoots volstaat om het bedrag te betalen, ten belope waarvan de waarborg moet worden verstrekt, zal de Ontv. eisen dat hem het bewijs wordt voorgelegd dat de persoon die hem wordt aangeboden als borg, te lande eigenaar is van onroerende goederen of van zakelijke onroerende rechten (hypotheken).
Bij twijfel, of wanneer hij oordeelt dat er gevaar bestaat voor de latere inning van de schuld ten laste van de borg, en zo de grootte van de te verstrekken waarborg zulks rechtvaardigt, mag de Ontv. eisen dat de solvabiliteit van de borg wordt verzekerd door een conventionele hypotheek, gevestigd op een onroerend goed waarvan laatstgenoemde eigenaar is. In dit geval zal de akte van hypotheekvestiging, mits de nodige aanpassingen, worden opgesteld volgens het model opgenomen in 420/32.
2. Woonplaats of maatschappelijke zetel van de borg
Nummer 420/56
Alhoewel voormeld art. 2018, BW daarenboven eist dat de borg zijn woonplaats heeft binnen het gebied van het hof van beroep waar de borg moet worden gesteld, moet thans niet meer worden voldaan aan deze voorwaarde, die destijds eveneens voorkwam in het KB/WIB, doch niet meer is hernomen bij de aanpassing die is aangebracht door KB 24.10.1978 (V 1494).
Verder is het ook niet meer noodzakelijk dat de borg in België is gedomicilieerd of dat hij er zijn maatschappelijke zetel heeft. Niets verzet er zich dus tegen dat de Ontv. een buitenlandse bank (die in België over een inrichting beschikt) en, a fortiori, een Belgisch filiaal van een buitenlandse bank, als borg aanneemt.
Nummer 420/57
De aandacht wordt er anderzijds op gevestigd dat de meeste richtlijnen van de Ministerraad van de Europese Gemeenschappen inzake de vrije vestiging voorschrijven dat, wanneer in een gastland de financiële bekwaamheid moet worden aangetoond, dit land de getuigschriften, afgeleverd door de banken van het land van oorsprong of herkomst, moet aanzien als gelijkwaardig aan de attesten, die op haar eigen grondgebied worden uitgereikt.
In dit verband moeten de art. 420 en 421, WIB 92 worden aangezien als bepalingen die de toelaatbaarheid tot een beroepswerkzaamheid regelen, vermits de overtreding ervan het verbod tot uitoefening van het beroep of de sluiting van de inrichtingen tot gevolg kan hebben. Wanneer de belastingschuldige een inwoner is van een andere Lidstaat van de Europese Gemeenschappen, mag de Ontv. bijgevolg niet weigeren een bank, waarvan de maatschappelijke zetel in bedoelde Staat is gevestigd, als borg aan te nemen, om de enige reden dat deze bank haar zetel niet in België heeft.
Nummer 420/58
Na zich er van te hebben vergewist dat de persoon, die aanvaardt persoonlijke borg te zijn. aan de gestelde voorwaarden inzake bekwaamheid en gegoedheid voldoet, laat de Ontv. hem een onderhandse akte onderschrijven naar volgend model :
"Tussen de ondergetekenden, M. . . . . . (naam, voornamen, beroep en adres) en de Ontvanger der directe belastingen op het kantoor . . . . . . . gevestigd te . . . . . . . zijnde thans M. . . . . . (naam en voornamen) wordt betoogd dat M. . . . . . zich ten belope van . . . . . . . . . (bedrag voluit geschreven) solidair borg stelt tegenover de Administratie der directe belastingen, in naam waarvan voornoemde Ontvanger aanvaardt, voor de betaling van de inkomstenbelastingen in hoofdsom en opcentiemen, verhogingen en boeten alsmede de nalatigheidsinteresten en, in voorkomend geval, de vervolgings- en andere kosten in verband met die belastingen welke M. . . . . . . . . (of de vennootschap), verschuldigd is of verschuldigd zal worden krachtens de bepalingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen op de wetten die ze zouden vervangen of wijzigen.
In zijn hoedanigheid van borg, en onder formele verzaking aan het recht van verdeling of betwisting en aan alles wat deze overeenkomst ongedaan zou kunnen maken, inzonderheid het voordeel van artikel 2037 van het Burgerlijk Wetboek ( Art. 2037, BW luidt : "Deborg is ontslagen, wanneer hij door toedoen van de schuldeiser niet meer in de rechten, hypotheken en voorrechten van die schuldeiser kan treden"), waarvan hij verklaart volledig kennis te hebben, verbindt de verschijnende partij zich tot het betalen van voormelde schulden en dit bij de eerste aanmaning die hem daartoe door de Administratie der directe belastingen zal worden gedaan, zonder dat het nodig zou zijn enige andere voorafgaande formaliteit aan te wenden.
Kortom, de verschijnende partij onderwerpt zich aan al de verplichtingen die uit dien hoofde op voornoemde M. . . . . . (de belastingschuldige) berusten.
In geval van overlijden van de verschijnende partij, of in geval van herroeping van deze borgstelling, blijft deze laatste gesteld gedurende de dertig dagen die volgen op de datum waarop de erfgenamen van de borg kennis hebben gegeven van het overlijden aan de Ontvanger of waarop de herroeping schriftelijk aan die rekenplichtige is betekend geworden. M. . . . . . (Ontvanger), handelend zoals hierboven is gezegd, verklaart deze verbintenis te aanvaarden ten belope van voormelde som van . . . . . F, onverminderd alle andere rechten en vorderingen.
Voor de uitvoering van deze overeenkomst kiezen de partijen woonplaats, M. . . . . . te . . . . . . ., de Administratie der directe belastingen op het kantoor van voormelde Ontvanger.
Opgesteld in dubbel origineel, te . . . . ., op . . . . ".
Elk der partijen ondertekent; de borg laat zijn handtekening - voorafgaan door de met de hand geschreven vermelding; "Ik keur het geschrift hierboven goed voor de som van . . . . . . . . ." (voluit geschreven).
Zolang de Ontv. niet voor ontvangst heeft getekend, is de aangeboden persoonlijke borg vanzelfsprekend niet jegens hem, maar desgevallend slechts ten aanzien van de hoofdschuldenaar (de belastingschuldige) gehouden; het staat deze laatste dus nog vrij de borg te ontslaan en de Ontv. kan nog afzien van de aanvaarding.
De borg en de Ontv. bewaren elk een exemplaar van de akte. Zo de belastingschuldige het wenst kan de akte in drie exemplaren worden opgesteld, zodat hij eveneens een exemplaar in zijn bezit kan houden.
Nummer 420/59
De termijn waarover de natuurlijke of rechtspersoon, aan wie een beslissing ter kennis is gebracht, beschikt om een waarborg te stellen, is wettelijk vastgesteld (art. 421). Zulks wordt dus niet aan de beoordeling van de Gew.dir. overgelaten; hij maakt er wel melding van in zijn beslissing.
Nummer 420/60
Om zich in regel te stellen beschikken de personen die reeds een zelfstandige werkzaamheid uitoefenen over een termijn van twee maanden :
- vanaf de kennisgeving van de beslissing van de directeur, indien er binnen de twee maanden na bedoelde kennisgeving geen verzet is gedaan bij de bevoegde beslagrechter;
- vanaf de datum waarop de rechterlijke uitspraak in kracht van gewijsde heeft verkregen, wanneer er verzet was gedaan.
Maar de belastingschuldige kan aan de hem bij de beslissing opgelegde verplichting en aan de voorziene straffen ontsnappen, door te verzaken aan de uitoefening van zijn beroep. In dit geval zal hij zijn werkzaamheid niet kunnen hernemen of geen nieuwe werkzaamheid aanvangen waaruit winst of baten worden verkregen, zonder vooraf de waarborg te stellen (zie memorie van toelichting W 20.07.1978, parl.st., Kamer, gewone zitting 1977-1878, 325/1, blz. 6).
Nummer 420/61
De personen die van plan zijn een inrichting te openen die aan Belgische belastingen onderworpen inkomsten zal opbrengen en waarvoor de directeur beslist heeft een waarborg te eisen, moeten deze waarborg verstrekken alvorens de uitoefening van hun beroepswerkzaamheid aan te vangen, zonder dat zij evenwel gehouden zijn dit te doen voor het verstrijken van de termijn van twee maanden (op. cit., blz. 6/7).
Nummer 420/62
De natuurlijke of rechtspersonen die, zonder een beroepswerkzaamheid uit te oefenen die aanleiding geeft tot winst of baten, gewoonlijk inkomsten betalen of toekennen die onderworpen zijn aan de BV of aan de RV, moeten in ieder geval de borg verstrekken binnen de algemene termijn van twee maanden.
Nummer 420/63
Uit art. 236, KB/WIB moet worden afgeleid dat de belastingschuldige geacht wordt aan zijn verplichtingen te hebben voldaan, wanneer hij binnen de wettelijke termijn alle nodige elementen voor het stellen van de waarborg aan de Ontv. heeft overhandigd, zodat dat het eventueel verlijden van de akte slechts van deze ambtenaar afhangt.
Nummer 420/64
Indien de Ontv. weigert de persoonlijke borgtocht of de voorgestelde wijze van borgstelling te aanvaarden (indien het om een wijze van waarborg gaat die niet uitdrukkelijk is voorzien in het KB), stelt hij de belastingschuldige daarvan zo spoedig mogelijk in kennis en bepaalt hij een redelijke termijn (bijvoorbeeld één maand) om een nieuwe waarborg aan te bieden.
Nummer 420/65
De natuurlijke of rechtspersonen, aan wie een beslissing ter kennis is gebracht en die nalaten eraan te voldoen binnen de wettelijke termijn, stellen zich bloot aan de straffen voorzien bij de art. 449 en 450, WIB 92 (zie commentaar bij die artikelen).
Nummer 420/66
Behalve in de uitzonderlijke gevallen waar de waarborg slechts zou worden gevorderd wegens het verschuldigd zijn van de BV of RV, zullen deze straffen slechts kunnen worden toegepast indien de twee bestanddelen van de inbreuk verenigd zijn :
1° het niet verstrekken van de gevorderde waarborg;
2° het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid die winst of baten oplevert.
Met andere woorden, de personen die door de maatregel zijn getroffen, hebben de mogelijkheid aan de sancties te ontsnappen, door te verzaken aan de uitgeoefende of voorgenomen zelfstandige werkzaamheid, die de beslissing een waarborg te eisen heeft verantwoord en uitgelokt.
Nummer 420/67
Indien bij het verstrijken van de voorziene termijn de belanghebbende zich niet in regel heeft gesteld, maakt de Ontv., met inachtneming van de bepalingen van de commentaar op art. 460, WIB 92, een proces-verbaal op en zendt het aan de Gew.dir. die, door tussenkomst van de departementsadvokaat, de zaak door rechtstreekse dagvaarding bij de correctionele rechtbank aanhangig maakt.
De vervolgingen zullen worden opgeheven indien de vereiste waarborg in de loop van het geding wordt gesteld.
XV. WAARDEVERMINDERING VAN DE ZAKELIJKE ZEKERHEID
Nummer 420/68
Art. 235, KB/WIB luidt als volgt :
Indien de zakelijke zekerheid of de gegoedheid van de persoonlijke borg wegens enige oorzaak -zoals waardevermindering van de tot zekerheid dienende onroerende goederen of overheidsfondsen of merkelijke vermindering van het fortuin van de borg- ongenoegzaam wordt geacht, is de belastingschuldige op het eerste verzoek van de ontvanger gehouden een nieuwe zakelijke zekerheid of een nieuwe persoonlijke borg te stellen.
In dat geval brengt de Ontv. de belanghebbende schriftelijk op de hoogte van zijn beslissing om een aanvullende waarborg (of een nieuwe zekerheid) te eisen en geeft hem twee maanden voor de uitvoering ervan.
XVI. VRIJGAVE VAN DE ZEKERHEID
Nummer 420/69
Vrijgave van de zekerheid kan door de ontvanger worden toegestaan :
- ofwel op verzoek van de belastingschuldige (en/of van de borg), nadat voorafgaand een andere gelijkwaardige zekerheid is gesteld;
- ofwel ingevolge een beslissing van de Gew.dir. van de belastingen waarbij hij zijn vorige beslissing intrekt.
Een dergelijke beslissing zal slechts door de Gew.dir. worden genomen -ofwel ambtshalve ofwel op verzoek- wanneer na grondig onderzoek blijkt dat de redenen waarom een waarborg moest worden geëist, onbestaande zijn geworden. De oorspronkelijke beslissing van de Gew.dir. verliest elke kracht vanaf de kennisgeving van de beslissing tot intrekking aan de belanghebbende, behoudens wanneer de Gew.dir. in die laatste beslissing een andere datum heeft vastgesteld.
Nummer 420/70
Het definitief verdwijnen van de hoofdschuldenaar (overlijden van de belastingschuldige, verstrijken van de termijn van vijf jaar na de publicatie van het afsluiten van de vereffening zo het om een vennootschap gaat) zal eveneens de vrijgave van de waarborg, die dan zonder voorwerp wordt, tot gevolg hebben, tenminste wanneer geen enkele aanslag meer verschuldigd blijft en wanneer elke mogelijkheid van latere inkohiering van nieuwe aanslagen mag worden uitgesloten.
In dit verband moet worden opgemerkt dat een nieuwe of subsidiaire aanslag (art. 355 en 356, WIB 92) die meer dan vijf jaar na de publicatie van de sluiting van de vereffening ten laste van een vennootschap is ingekohierd en die daardoor niet meer kan worden ingevorderd ten laste van de in het kohier opgenomen belastingschuldige -die definitief heeft opgehouden te bestaan, zelfs in de persoon van zijn vereffenaars- nog ten laste van de borg kan worden ingevorderd indien de borgstelling niet is herroepen en indien de administratie jegens hem een niet verjaarde rechtsvordering (zie 420/77) of een uitvoerbare titel bezit (grosse van een notariële akte).
Nummer 420/71
Behoudens wanneer de vrijgegeven waarborg wordt vervangen door een andere gelijkwaardige zekerheid (420/69, 1e lid, 1e gedachtenstreep), zal de vrij te geven waarborg vanzelfsprekend bij voorrang worden aangewend tot aanzuivering van de eventuele fiscale schuld, ter betaling waarvan hij was bestemd.
B. VRIJGAVE VAN DE ZAKELIJKE ZEKERHEID
Nummer 420/72
De handlichting van de conventionele hypotheek verleend op een goed dat aan de belastingschuldige of aan een derde toebehoort, moet bij notariële akte worden verleend.
De Ontv. zal slechts handlichting geven van de hypotheek op uitdrukkelijk verzoek van de persoon die ze heeft verleend (eigenaar van het bezwaarde goed). Deze laatste zal er de kosten van dragen.
Nummer 420/73
De terugbetaling van borgtochten in geld is geregeld bij de hierna opgenomen art. 5 tot 7 van het MB 03.04.1963 (V 1040) :
Art. 5. - Wanneer de borgtocht geheel of gedeeltelijk mag terugbetaald worden, zendt de administratie, ten bate waarvan de borg gesteld werd, aan de Deposito- en Consignatiekas :
1° een verklaring houdende toelating tot terugbetaling (opheffing) met vermelding dat de persoon, van wie de borgtocht geëist werd, aan zijn verplichtingen voldaan heeft;
2° het inschrijvingsbewijs; bij ontstentenis van dit stuk zal de Deposito- en Consignatiekas het zelf terugvorderen van de deponent;
3° ingeval de eigendom van de borgtocht aan derden, erfgenamen of rechtverkrijgenden, is overgegaan, de stukken waaruit de rechten van die personen blijken of ten minste, hun adres of dat van hun lasthebber.
Art. 6. - Het terugbetaalbaar gedeelte van de borgtocht, vermeerderd met de nog verschuldigde interesten, wordt uitbetaald door tussenkomst van het Bestuur der postchecks; eventueel verstrekt de Deposito- en Consignatiekas een nieuw bewijs, waaruit de wederinschrijving blijkt van het borgtochtgedeelte dat gedeponeerd moet blijven (in dat geval moeten de oorspronkelijke vestigingsakten vervangen worden door nieuwe).
Art. 7. - Indien de administratie die het stellen van de borgtocht heeft geëist, en de eigenaar van de borgtocht het eens zijn om deze met een nieuwe bestemming te behouden, moet de eigenaar een verklaring ondertekenen waarvan de tekst wordt vastgesteld door de Deposito- en Consignatiekas, die het inschrijvingsbewijs dienovereenkomstig zal wijzigen.
Nummer 420/74
De teruggave van borgtochten in effecten is geregeld door de hierna opgenomen art. 14 tot 19 van het MB 03.04.1963 (V 1040) :
Art. 14. - Alleen de Deposito- en Consignatiekas is bevoegd de gehele of gedeeltelijke teruggave van borgtochten in effecten te bevelen.
Art. 15. - Wanneer een borgtocht geheel of gedeeltelijk mag teruggegeven worden, zendt de administratie, ten bate waarvan de borg gesteld werd, aan de Deposito- en Consignatiekas :
1° een verklaring houdende toelating tot teruggave (opheffing), met vermelding dat de persoon, van wie de borgtocht geëist werd, aan zijn verplichtingen voldaan heeft;
2° het door de Deposito- en Consignatiekas uitgereikt ontvangstbewijs; bij ontstentenis van dit stuk zal de Deposito- en consignatiekas het zelf terugvorderen van de deponent;
3° ingeval de eigendom van de borgtocht aan derden, erfgenamen of rechtverkrijgenden, is overgegaan, de stukken waaruit de rechten van die personen blijken of, ten minste, hun adres of dat van hun lasthebber.
Art. 16. - In de gevallen dat het deposito moet worden teruggegeven tegen kwijting door niet alle met name op het depositobewijs vermelde personen, moeten de stukken ten bewijze van de volmacht van hen die bevoegd zijn om geldig kwijting te verlenen, door de betrokkenen aan de Deposito- en Consignatiekas worden overgelegd.
Art. 17. - Het depositobewijs, waarop bij de Deposito- en Consignatiekas een opdracht tot teruggave werd vermeld, wordt rechtstreeks aan de rechthebbenden gezonden; tegen afgifte van dit behoorlijk voor voldaan getekend bewijs worden de als borgtocht gedeponeerde effecten door de Rijkskassier, die het deposito ontvangen had, teruggegeven.
Art. 18. - Bij gedeeltelijke teruggave, wordt voor de effecten die gedeponeerd blijven een nieuw depositobewijs opgesteld; de Rijkskassier gaat te werk zoals voor de andere deposito's; hij zendt dit depositobewijs aan de Deposito- en Consignatiekas en stelt de deponent een bevestiging van het deposito voor in pand blijvende effecten ter hand (in dat geval, moeten de oorspronkelijke vestigingsakten worden vervangen door nieuwe).
Art. 19. - Onmiddellijk na de opvraging van de effecten, worden de gekwiteerde depositobewijzen door de Rijkskassier aan de Deposito- en Consignatiekas gezonden.
Nummer 420/75
Indien de belanghebbende schuldenaar blijft van achterstallige belastingen die zijn ingekohierd vóór de directoriale beslissing genomen op grond van art. 420, WIB 92 (zie 420/5) of van andere sommen tot wier aanzuivering de zakelijke zekerheid niet was bestemd, verzet niets er zich tegen dat de Ontv. toch beslag legt op de borgstelling in geld of in overheidsfondsen door middel van een notificatie 247.7 of van een uitvoerend beslag onder derden, voor zover de fondsen of waarden aan de belastingschuldige toebehoren.
C. VRIJGAVE VAN DE PERSOONLIJKE BORG
Nummer 420/76
Naast de algemene oorzaken van vrijgave van de waarborg vermeld onder 420/69 en 70, kan de persoonlijke borg worden vrijgegeven :
- wegens het verstrijken van de termijn waarvoor het kontrakt van borgstelling is afgesloten;
- door de herroeping van de borgstelling door de borg of door zijn rechthebbenden, indien het kontrakt de mogelijkheid van herroeping voorziet;
- door de dood van de borg, indien het kontrakt voorziet dat zulks de stopzetting van de borgstelling tot gevolg heeft.
Het modelkontrakt, opgenomen onder 420/58, voorziet de stopzetting van de gevolgen van de borgstelling in deze laatste twee gevallen. Aangezien de hoofdverbintenis een toekomstige verbintenis is die ieder jaar wordt hernieuwd, kan men inderdaad bezwaarlijk aannemen -ten minste wanneer de borg een natuurlijke persoon is- dat hij een verbintenis zou aanvaarden die in de tijd onbegrensd is, onherroepelijk en overdraagbaar op zijn rechthebbenden. Daarentegen bestaat er geen reden om een welkdanige mogelijkheid van revocatie te voorzien wanneer het gaat om een vrijwillig gestelde borg -dat wil zeggen buiten het toepassingsgebied van art. 420, WIB 92- die betrekking heeft op één of meerdere welbepaalde aanslagen.
Nummer 420/77
De verbintenis van de borg zou slechts door verjaring kunnen uitdoven. Inderdaad, de borgstelling is een bijkomstig kontrakt, deze verbintenis volgt noodzakelijkerwijze het lot van de hoofdverbintenis : de borgstelling heeft gevolgen in de mate dat de hoofdverbintenis bestaat en blijft bestaan (DE PAGE, Deel VII, nrs. 887 en 901). Enkel de rechtsvordering van de Staat tegen de borg verjaart na dertig jaar op grond van art. 2262, BW, maar deze verjaring loopt vanaf het ontstaan van de vordering, dat wil zeggen vanaf de vervaldag van de belastingschuld indien, de hoofdschuldenaar de betaling, op die dag, niet heeft verricht.
XVII. AANWENDING VAN DE WAARBORG TOT BETALING VAN BELASTINGEN
A. AANWENDING VAN ZAKELIJKE ZEKERHEID
Nummer 420/78
Het bestaan van de waarborg verhindert de Ontv. niet om ten laste van de belastingschuldige vervolgingen in te stellen op de goederen die hij in België bezit, indien de belastingen op de vervaldag niet zijn betaald of indien het eventueel afbetalingsplan niet is nageleefd.
Nummer 420/79
Wanneer deze goederen niet volstaan en wanneer er geen andere invorderingsmogelijkheden bestaan (bijvoorbeeld invordering in het buitenland, invordering ten laste van derden) zal de Ontv., zonder verdere formaliteit, de hand leggen op de zakelijke zekerheid (of op een gedeelte ervan) of, indien de waarborg bestaat uit een hypothecaire aanwending, zal hij de procedure van uitvoerend beslag op onroerend goed inleiden overeenkomstig de bepalingen van het Ger.W.
Van deze maatregel mag eventueel worden afgezien indien de te innen som gering is ten opzichte van de gestelde waarborg.
Nummer 420/80
Nadat de waarborg geheel of gedeeltelijk is aangewend tot aanzuivering van de belastingen, nodigt de Ontv. de belanghebbende uit om de waarborg aan te vullen, of, om binnen de termijn die hij vaststelt, een nieuwe zekerheid te stellen.
Eens deze termijn verstreken zonder dat de belastingschuldige zich in regel heeft gesteld, stelt de Ontv. de inbreuk op de bepalingen van art. 420 en 421, WIB 92, vast in een proces-verbaal dat wordt overgezonden aan het gerecht (zie 420/67).
B. INVORDERING TEN LASTE VAN DE BORG
Nummer 420/81
In principe mag een borg het voorrecht van uitwinning tegenwerpen aan de schuldeiser die hem vervolgt (art. 2021, BW) : hij heeft het recht deze schuldeiser te verwijzen naar de hoofdschuldenaar opdat hij diens goederen zou uitwinnen. Hijzelf zal slechts betalen indien en in de mate dat de goederen van de schuldenaar onvoldoende zijn. Dit voorrecht moet door de borg worden ingeroepen voor elk ander verweer, hij moet de uitwinningskosten voorschieten en aan de schuldeiser de goederen aanwijzen die gemakkelijk kunnen in beslag genomen worden (art. 2022 tot 2024, BW).
Het voorrecht van uitwinning mag evenwel niet worden ingeroepen wanneer de borg zich hoofdelijk heeft verbonden of wanneer hij het voorrecht uitdrukkelijk heeft verzaakt in de akte van borgstelling. In deze beide gevallen heeft de schuldeiser het recht om vanaf de vervaldag de borg te vervolgen wanneer de hoofdschuldenaar niet betaalt.
Nummer 420/82
Het modelkontrakt opgenomen onder 420/58 voorziet zowel de hoofdelijke verbintenis vanwege de borg als de verzaking aan het voorrecht van uitwinning.
Indien dit model is aangenomen moet de Ontv. dus niet noodzakelijk de belastingschuldige vervolgen vooraleer de borg aan te spreken : ontstentenis van betaling op de vervaldag volstaat opdat hij de borg zou mogen vervolgen, behalve wanneer hij zou oordelen dat hem betalingsfaciliteiten kunnen worden toegestaan.
Het is vanzelfsprekend aangewezen, behoudens bij grote moeilijkheden, in de eerste plaats de invorderingsmogelijkheden uit te putten ten laste van de belastingschuldige zelf en, in voorkomend geval, ten laste van zijn echtgenote en van zijn rechthebbenden.
Nummer 420/83
Wanneer de inning niet kan gebeuren ten laste van de hoofdschuldenaar en bij ontstentenis van betaling door de borg, moet deze laatste worden vervolgd.
Zulks kan nochtans niet gebeuren op basis van het kohier. Om op te treden tegen de borg moet de Ontv. zich een uitvoerbare titel verkrijgen. Tenzij de akte van borgstelling is verleden voor een notaris en de Ontv. dus over de grosse van de akte beschikt (eerste expeditie van de akte voorzien van de formule van uitvoerbaarverklaring), zal hij een vonnis tegen de borg nodig hebben. De titel, uitvoerbaar tegen de hoofdschuldenaar, is immers niet uitvoerbaar tegen de borg. Dit is ook het geval wanneer de borg zich hoofdelijk heeft verbonden, vermits "een hoofdelijk aansprakelijk borg een borg blijft" (DE PAGE, Deel VI, nr. 884) en deze bevindt zich niet in dezelfde toestand als een hoofdelijke schuldenaar. Iedere hoofdelijke schuldenaar mag rechtstreeks worden vervolgd op grond van de uitvoerbare titel die ten laste van één van hen is aangelegd (regel die voortvloeit uit het principe van de onderlinge vertegenwoordiging van hoofdelijke schuldenaars).
De borg die door de schuldeiser wordt vervolgd kan tegen deze laatste niet alleen alle excepties (verweermiddelen) eigen aan de borgstelling inroepen, maar tevens de excepties die aan de schuldenaar toekomen en bij de schuld behoren met uitzondering van de excepties die alleen de hoofdschuldenaar persoonlijk betreffen (art. 2036, BW). Aldus :
- komt de vrijstelling van NI, waarvan de belastingschuldige eventueel geniet, ook de borg ten goede (de vrijstelling kan immers als een kwijtschelding van schuld worden aangezien);
- vormt de verjaring van een aanslag, zoals de andere oorzaken van het tenietgaan van de schuld (bijvoorbeeld ontheffing of betaling), ook een exceptie eigen aan de schuld die door de borg kan worden ingeroepen;
- kan de borg zich daarentegen niet beroepen op gemak van betaling dat aan de belastingschuldige zou zijn toegekend (ter zake gaat het om een exceptie eigen aan de persoon).
Nummer 420/84
Nadat de borg zijn verbintenis is nagekomen, is hij bevrijd ten belope van het betaalde bedrag (tenzij hij, wel te verstaan, een onbegrensde verbintenis heeft onderschreven). De Ontv. handelt dan zoals voorzien in 420/80.
XVIII. TOEZICHT VAN DE ONTVANGER
Nummer 420/85
Iedere beslissing, die de Gew.dir. op grond van art. 420, WIB 92 neemt; wordt ingeschreven in het register 306 C (Register van de door de belastingschuldigen gestelde borgtochten) dat de Ontv. bijhoudt. Alle gegevens in verband met de verstrekte waarborgen worden er in opgenomen, inzonderheid :
- de data en de refertes van de berichten van de Deposito- en Consignatiekas;
- de data en de refertes van de akten;
- de volledige identiteit van de borg;
- de data van de hypothecaire inschrijvingen;
- de data waarop de gevolgen van de borgstelling ten einde lopen;
- de data van de doorhaling van de hypothecaire inschrijvingen;
- de maatregelen die zijn getroffen met het oog op het in beslag nemen van de waarborg en de betalingen die de borg heeft gedaan;
- de data van de processen-verbaal die bij inbreuk zijn opgesteld.
Nummer 420/86
De conventionele waarborgen die vrijwillig zijn verstrekt buiten het toepassingsveld van de art. 420 en 421, WIB 92, en die de Ontv. soms als voorwaarde stelt voor het toestaan van betalingsfaciliteiten, mogen ook in het register 306 C worden ingeschreven. In dat geval zal, in de kolom voorbehouden voor de directoriale beslissingen, de vermelding "vrije conventionele waarborg" of een gelijkaardige aanduiding worden aangebracht. Vanzelfsprekend zijn deze waarborgen niet onderworpen aan de voorwaarden bepaald bij het KB/WIB, maar worden zij geheel overgelaten aan de beoordeling van de Ontv. die zich, in voorkomend geval, wel kan laten leiden door de modellen van akten die in deze commentaar voorkomen.