Artikel 185, WIB 92
Art. 185, § 3, tweede lid (Franstalige tekst), is van toepassing 10 dagen na publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad (08.01.2023) (art. 15, W 21.12.2022 - B.S. 29.12.2022; Numac: 2022043130)
§ 1. Vennootschappen zijn belastbaar op het totale bedrag van de winst, uitgekeerde dividenden inbegrepen, met uitzondering van het gedeelte van de aan natuurlijke personen toegekende dividenden van overeenkomstig artikel 8:4 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en erkende vennootschappen dat niet meer bedraagt dan 125 euro (basisbedrag) per natuurlijke persoon. Dit bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig artikel 178, § 3, tweede lid.
De vennootschappen zijn tevens belastbaar op de aan een vaste inrichting toerekenbare winst die vrijgesteld is op grond van een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting die met een lidstaat van de Europese Unie gesloten werd, indien die winst verwezenlijkt werd in het kader van een hybridemismatch en niet belastbaar is in het rechtsgebied van de vaste inrichting omdat die als vaste inrichting niet wordt beschouwd.
Indien een of meer geassocieerde entiteiten die geen inwoner zijn in totaal een direct of indirect belang hebben van 50 % of meer van de stemrechten, de kapitaalbelangen of de rechten op een deel van de winst van een in artikel 29 bedoelde entiteit die is opgericht of gevestigd in België, zich bevinden in een rechtsgebied dat of in rechtsgebieden die de entiteit als een belastingplichtige aanmerken, wordt de entiteit, in afwijking van het eerste lid en van artikel 29, beschouwd als inwoner van België en belast op haar inkomsten voor zover die inkomsten niet anderszins worden belast krachtens de Belgische wetgeving of die van een ander rechtsgebied.
Het derde lid is niet van toepassing op instellingen voor collectieve belegging.
§ 2. Voor twee vennootschappen die deel uitmaken van een multinationale groep van verbonden vennootschappen en met betrekking tot hun grensoverschrijdende onderlinge relaties:
a) indien tussen de twee vennootschappen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke vennootschappen, mag winst die één van de vennootschappen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald, maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die vennootschap;
b) indien in de winst van een vennootschap winst is opgenomen die eveneens is opgenomen in de winst van een andere vennootschap die gevestigd is in een Staat waarmee België een overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten en die in hoofde van die andere vennootschap reeds werd belast, en de aldus opgenomen winst bestaat uit winst die deze andere vennootschap zou hebben behaald indien tussen de twee vennootschappen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als tussen onafhankelijke vennootschappen zouden zijn overeengekomen, wordt de winst van de eerstbedoelde vennootschap op passende wijze herzien.
§ 2/1. In afwijking van paragraaf 1, en onverminderd artikel 203, § 1, 6°, zijn de inkomsten die verwezenlijkt werden in het kader van een hybridemismatch en niet opgenomen zijn in de winst van de Belgische vennootschappen of inrichtingen die de gerechtigden zijn tot die winst of op grond van de wetgeving van een andere Staat als dusdanig beschouwd worden, belastbaar of naargelang het geval niet aftrekbaar, voor zover een buitenlandse onderneming of een vestiging daarvan die inkomsten van de belastbare inkomsten mag aftrekken.
De volgende inkomsten die verwezenlijkt zijn in het kader van een hybridemismatch worden bedoeld:
a) een inkomen dat verwezenlijkt werd in het kader van een financieel instrument, wanneer de aftrek ervan in hoofde van de buitenlandse onderneming of van een vestiging daarvan, samen met de niet-belasting in hoofde van de Belgische vennootschappen of inrichtingen die er de gerechtigden toe zijn of die als dusdanig beschouwd worden op grond van de wetgeving van een andere Staat, terug te voeren is op de verschillen in de kwalificatie van het financieel instrument.
Een inkomen dat de onderliggende opbrengst van een overgedragen financieel instrument vormt, geeft geen aanleiding tot een hybridemismatch wanneer het inkomen betaald wordt door een financieel handelaar in het kader van een hybrideoverdracht op de markt, op voorwaarde dat het rechtsgebied van de betaler van de financieel handelaar eist dat hij alle bedragen die hij in verband met het overgedragen financiële instrument heeft ontvangen, als inkomsten opneemt.
Voor de toepassing van deze bepaling, worden verstaan onder:
- financieel instrument: elk instrument dat leidt tot rendement op vreemd of eigen vermogen dat wordt belast volgens de regels voor het belasten van vreemd vermogen, eigen vermogen en derivaten uit hoofde van de Belgische wetgeving of van de wetgeving van de Staat van de buitenlandse onderneming of van de vestiging daarvan, met inbegrip van elke hybrideoverdracht;
- hybrideoverdracht op de markt: een hybrideoverdracht waartoe door een financieel handelaar wordt overgegaan in het kader van de normale uitoefening van zijn activiteiten, en niet als onderdeel van een gestructureerde regeling;
- financieel handelaar: een persoon of entiteit die als beroepsactiviteit regelmatig voor eigen rekening financiële instrumenten koopt en verkoopt, met als doel winst te maken;
b) een inkomen betaald door een buitenlandse onderneming of door een vestiging daarvan, die een hybride-entiteit is, voor zover dat inkomen voor die hybride-entiteit aftrekbaar is van de belastbare inkomsten die niet eveneens opgenomen zijn in de belastbare inkomsten van de Belgische vennootschappen of inrichtingen aan wie dat inkomen betaald werd of als dusdanig beschouwd wordt op grond van de wetgeving van een andere Staat.
§ 3. Het bedrag van de beroepsverliezen geleden binnen buitenlandse inrichtingen of met betrekking tot in het buitenland gelegen activa waarover de vennootschap beschikt en waarvan de winsten behaald in deze inrichtingen of door middel van deze activa bij toepassing van een overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting door België worden vrijgesteld, blijft buiten beschouwing om de belastbare grondslag vast te stellen, tenzij het definitieve beroepsverliezen geleden binnen een lidstaat van de Europese Economische Ruimte betreft.
Het bedrag van de beroepsverliezen geleden binnen buitenlandse inrichtingen of met betrekking tot in het buitenland gelegen activa waarover de vennootschap beschikt en waarvan de belasting op de winst behaald in deze inrichtingen of door middel van deze activa bij toepassing van een overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting wordt verminderd, blijft in dezelfde verhouding buiten beschouwing om de belastbare grondslag vast te stellen, als de mate waarin deze overeenkomst de belasting op de winst vermindert, tenzij het definitieve beroepsverliezen geleden binnen een lidstaat van de Europese Economische Ruimte betreft.
Aan het belastbare inkomen wordt een bedrag toegevoegd ter grootte van de vorige beroepsverliezen die in de loop van een belastbaar tijdperk dat is aangevangen voor 1 januari 2020 werden geleden binnen een buitenlandse inrichting waarvan de winst werd vrijgesteld of waarvan de belasting op de winst werd verminderd krachtens een overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting, in de mate dat deze verliezen in enig belastbaar tijdperk door de vennootschap werden verrekend met de Belgische winst of de niet bij verdrag vrijgestelde winst, en beperkt tot:
- het proportionele gedeelte van deze verliezen, waarvoor de vennootschap met betrekking tot het belastbare tijdperk niet langer aantoont dat dit niet in aftrek is genomen van de winsten van deze buitenlandse inrichting die door de Staat waar deze inrichting is gelegen werden vastgesteld;
- het resterende gedeelte van deze verliezen die nog niet aan het belastbare inkomen van enig belastbaar tijdperk werden toegevoegd, indien in het belastbare tijdperk de desbetreffende buitenlandse inrichting wordt overgedragen in het kader van een inbreng, een fusie, een splitsing of een gelijkgestelde verrichting.
Voor de toepassing van deze paragraaf worden de hiernavolgende beroepsverliezen als definitief aangemerkt:
a) de verliezen die bestaan op het ogenblik dat de vennootschap haar activiteiten in een bepaalde lidstaat definitief stopzet voor zover voor deze verliezen geen enkele aftrek van welke aard dan ook is verleend in de lidstaat waarin de buitenlandse inrichting was gelegen;
b) bij afwezigheid van een buitenlandse inrichting, de verliezen die bestaan op het ogenblik dat de vennootschap over geen activa meer beschikt in een bepaalde lidstaat, voor zover voor deze verliezen geen enkele aftrek van welke aard dan ook is verleend in de lidstaat waar die activa waren gelegen.
Voor de toepassing van deze paragraaf worden de beroepsverliezen niet als definitief beschouwd voor zover deze verliezen in de Staat waarin de buitenlandse inrichting was gelegen of waar de activa waren gelegen nog in aanmerking komen voor aftrek bij andere in die Staat gelegen inrichtingen of vaste activa waarover de vennootschap beschikt, of voor zover het recht van aftrek van deze verliezen in die andere Staat overgaat op een andere persoon.
Indien de vennootschap binnen de drie jaar na de aftrek van het definitieve beroepsverlies opnieuw activiteiten opstart in de lidstaat waar de inrichting was gelegen of de activa waren gelegen die aanleiding hebben gegeven tot het vaststellen van het definitieve beroepsverlies, wordt een bedrag ter grootte van het met de winst van Belgische oorsprong of de winst van buitenlandse oorsprong die niet bij verdrag werd vrijgesteld verrekende definitieve beroepsverlies terug opgenomen in de belastbare grondslag van het belastbaar tijdperk waarin de activiteiten opnieuw werden opgestart.
Wanneer een overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting naar gelang de grootte van de buitenlandse belasting ofwel voorziet in de vrijstelling van Belgische belasting dan wel in de vermindering van de Belgische belasting op de winsten die overeenkomstig die overeenkomst in de andere Staat mogen worden belast, wordt deze overeenkomst voor de toepassing van deze paragraaf beschouwd als een overeenkomst die de winsten in België vrijstelt van belasting.
§ 4. Indien de vennootschap in toepassing van de in artikel 205/5, § 3, bedoelde groepsbijdrage-overeenkomst van het aanslagjaar zich ertoe heeft verbonden het bedrag van de groepsbijdrage als winst van het belastbaar tijdperk op te nemen wordt dit bedrag van de groepsbijdrage opgenomen in de belastbare grondslag van het belastbaar tijdperk dat verbonden is met dat aanslagjaar.
Indien de vennootschap in toepassing van de in artikel 205/5, § 4, bedoelde groepsbijdrage-overeenkomst in een voorgaand belastbaar tijdperk een groepsbijdrage in aftrek heeft genomen en de activiteiten van de buitenlandse vennootschap waarmee de overeenkomst werd gesloten binnen drie jaar na de stopzetting ervan opnieuw worden opgestart, wordt in het belastbaar tijdperk waarin deze activiteiten opnieuw werden opgestart, een bedrag ter grootte van deze groepsbijdrage opgenomen in de belastbare grondslag.
§ 5. Indien in toepassing van artikel 194septies/1, § 4, het bedrag van de in dat artikel bedoelde reserve wordt toegevoegd aan het bedrag van de belaste gereserveerde winst, wordt, onverminderd deze toevoeging, de belastbare grondslag aanvullend verhoogd met een bedrag dat wordt gevormd door het in het tweede lid of zesde lid bedoelde tarief toe te passen op het bedrag van deze reserve.
In het geval artikel 215, tweede lid, van toepassing is voor het belastbare tijdperk waarin de in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde vrijgestelde reserve werd aangelegd of voor het belastbare tijdperk waarin deze reserve wordt teruggenomen, is het tarief van deze verhoging gelijk aan het verschil tussen het percentage dat wordt bekomen na de toepassing van de hiernavolgende verhouding en 100 %.
Deze verhouding wordt bepaald door:
a) in de teller, het bedrag A te verminderen met het bedrag B:
- waarbij het bedrag A gelijk is aan het bedrag dat wordt bekomen door het in artikel 215 bedoelde tarief, in voorkomend geval verhoogd met de in artikel 463bis bedoelde aanvullende crisisbijdrage, dat van toepassing was in het belastbare tijdperk waarin de in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde vrijgestelde reserve werd aangelegd, toe te passen op het belastbare inkomen C;
- waarbij het bedrag B gelijk is aan het bedrag dat wordt bekomen door het in artikel 215 bedoelde tarief, in voorkomend geval verhoogd met de in artikel 463bis bedoelde aanvullende crisisbijdrage, dat van toepassing was in het belastbare tijdperk waarin de in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde vrijgestelde reserve werd aangelegd, toe te passen op het belastbare inkomen D;
- waarbij het belastbare inkomen C gelijk is aan het belastbare inkomen dat werd vastgesteld in het belastbare tijdperk waarin de in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde vrijgestelde reserve werd aangelegd, vermeerderd met de in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde vrijgestelde reserve;
- waarbij het belastbare inkomen D gelijk is aan het belastbare inkomen dat werd vastgesteld in het belastbare tijdperk waarin de in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde vrijgestelde reserve werd aangelegd;
b) in de noemer, het bedrag E te verminderen met het bedrag F:
- waarbij het bedrag E gelijk is aan het bedrag dat wordt bekomen door het in artikel 215 bedoelde tarief, in voorkomend geval verhoogd met de in artikel 463bis bedoelde aanvullende crisisbijdrage, dat van toepassing is in het belastbare tijdperk waarin de in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde vrijgestelde reserve wordt teruggenomen, toe te passen op het belastbare inkomen G;
- waarbij het bedrag F gelijk is aan het bedrag dat wordt bekomen door het in artikel 215 bedoelde tarief, in voorkomend geval verhoogd met de in artikel 463bis bedoelde aanvullende crisisbijdrage, dat van toepassing is in het belastbare tijdperk waarin de in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde vrijgestelde reserve wordt teruggenomen, toe te passen op het belastbare inkomen H;
- waarbij het belastbare inkomen G gelijk is aan het belastbare inkomen dat wordt vastgesteld in het belastbare tijdperk waarin de in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde vrijgestelde reserve wordt teruggenomen, verminderd met de in uitvoering van deze paragraaf vastgestelde verhoging;
- waarbij het belastbare inkomen H gelijk is aan het belastbare inkomen dat wordt vastgesteld in het belastbare tijdperk waarin de in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde vrijgestelde reserve wordt teruggenomen, achtereenvolgens verminderd met de in uitvoering van deze paragraaf vastgestelde verhoging en de vrijgestelde reserve die in toepassing van artikel 194septies/1, § 4, wordt teruggenomen.
Voor de bepaling van de in het derde lid bedoelde verhouding kan het belastbare inkomen dat wordt vastgesteld in het belastbare tijdperk waarin de in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde vrijgestelde reserve wordt teruggenomen niet lager zijn dan de som van de in uitvoering van deze paragraaf vastgestelde verhoging en de vrijgestelde reserve die in toepassing van artikel 194septies/1, § 4, wordt teruggenomen.
Het overeenkomstig het tweede lid vastgestelde tarief wordt afgerond op de hogere of lagere tweede decimaal naargelang het cijfer van de derde decimaal al dan niet 5 bereikt.
In het geval het tweede lid niet van toepassing is bedraagt het tarief:
- 14,91 % in het geval het belastbare tijdperk waarin de in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde vrijgestelde reserve werd aangelegd, is aangevangen voor 1 januari 2018 en het belastbare tijdperk waarin de reserve wordt teruggenomen is aangevangen op of na 1 januari 2018;
- 0 % in het geval het belastbare tijdperk waarin de in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde vrijgestelde reserve werd aangelegd, is aangevangen op of na 1 januari 2018 en het belastbare tijdperk waarin de reserve wordt teruggenomen is aangevangen voor 1 januari 2020;
- 18,32 % in het geval het belastbare tijdperk waarin de in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde vrijgestelde reserve werd aangelegd, is aangevangen voor 1 januari 2020 en het belastbare tijdperk waarin de reserve wordt teruggenomen is aangevangen op of na 1 januari 2020.