Parlementaire vraag nr. 569 van de heer Reynders van 24.09.1996



Vr. en Antw., Kamer, nr. 66, 1996-1997, blz. 8795-8796

Bull. nr. 771, pag. 1116

Invaliditeitspensioenen.

Artikel 38, 1°, van het WIB 1992 bepaalt dat "renten toegekend aan invaliden uit vredestijd of aan hun rechtverkrijgenden, in zover zij meer bedragen dan hetgeen overeenstemt met het rust- of overlevingspensioen waarop de betrokkenen normaal aanspraak hadden kunnen maken", vrijgestelde inkomsten zijn.

De administratieve commentaar op artikel 38 van het WIB 1992, meer bepaald nr. 38/22, stelt evenwel dat de vrijstelling zoals bedoeld in artikel 38, 1°, van het WIB 1992 "wordt verleend voor de invaliditeitspensioenen die krachtens de decreten van 27 november 1934, 23 juli 1949 en 9 januari 1950 aan de gewezen personeelsleden van het Bestuur van Afrika worden uitgekeerd (...)". In die commentaar is er geen sprake meer van een vrijstelling voor de rechtverkrijgenden.

Overwegende dat die commentaar nogal bevreemdend is, in die zin dat de administratie de wet alleen maar mag toepassen of interpreteren en in geen geval kan opschorten of ervan afwijken, en dat Com. WIB 38/22 de rechtverkrijgenden van andere invaliden uit vredestijd die wel recht hebben op de bewuste vrijstelling, discrimineert, kreeg ik graag een antwoord op de volgende vragen :

1. Is de discordantie tussen Com WIB 38/22 en artikel 38, 1°, van het WIB 1992 toe te schrijven aan een nalatigheid ?



2.Zo ja, denkt u dat verzuim te herstellen ?
3. Zo neen, hoe rechtvaardigt u die discordantie evenals de eruit voortvloeiende discriminatie van de rechtverkrijgenden van de gewezen personeelsleden van het Bestuur van Afrika die een invaliditeitspensioen trekken ?

ANTWOORD

1. Het krachtens de decreten van 27 november 1934, 23 juli 1949 en 9 januari 1950 uitgekeerde invaliditeitspensioen is een anciënniteitspensioen waaraan bepaalde voordelen zijn verbonden wegens de voor de gepensioneerde erkende invaliditeit.

De rustpensioenen voor dienstanciënniteit toegekend krachtens de koloniale decreten, waarvoor een invaliditeitspercentage werd erkend, worden in evenredigheid tot dat percentage met een invaliditeitspensioen gelijkgesteld. Dat recht vloeit voor uit het gebrek aan een afzonderlijk invaliditeitspensioen in die besluitwetgeving en bijgevolg ook uit het gebrek aan een dergelijke vergoeding tijdens de loopbaan.

De schadeloosstelling voor invaliditeit kan slechts op die manier worden verklaard en geeft voornamelijk daardoor aanleiding tot een fiscaal voordeel omwille van de gelijkstelling met de belastbare toestand voor invaliditeitspensioenen in vredestijd.

Inderdaad, deze laatste zijn belastbare inkomsten die evenwel van belasting zijn vrijgesteld in de mate waarin zij meer bedragen dan het rust- en overlevingspensioen waarop de verkrijger normaal aanspraak had kunnen maken op het tijdstip van het schadelijk feit.

In het geval van koloniale anciënniteits- en invaliditeitspensioen is het recht op schadeloosstelling voor invaliditeit strikt persoonlijk en beperkt tot de verkrijger. Dit rechtvaardigt de afwezigheid van het woord "rechtverkrijgende" in nr. 22 van de administratieve commentaar op artikel 38 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

2 en 3. In tegenstelling tot wat het geacht lid beweert, bestaat er ter zake geen discriminatie.