Artikel 275^11, WIB 92

Art. 275^11, derde lid, is van toepassing op bezoldigingen betaald of toegekend vanaf 01.08.2023 (art. 56 en 59, 9de lid, W 28.12.2023 - B.S. 29.12.2023; Numac: 2023048795)


De werkgevers die aan jonge werknemers compenserende toeslagen als bedoeld in artikel 33bis, § 4, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid betalen of toekennen, en die krachtens artikel 270, eerste lid, 1°, schuldenaar zijn van de bedrijfsvoorheffing op de bezoldigingen die ze aan de betrokken jonge werknemers betalen of toekennen, worden ervan vrijgesteld een deel van de bedrijfsvoorheffing die ze na toepassing van de artikelen 275^1 tot 275^10 verschuldigd zijn, in de Schatkist te storten.

De niet te storten bedrijfsvoorheffing is gelijk aan het bedrag van de compenserende toeslagen die de werkgever bij toepassing van artikel 33bis, § 4, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid heeft betaald of toegekend aan de hiervoor bedoelde jonge werknemers in de periode waarvoor de bedrijfsvoorheffing verschuldigd is.

Het gedeelte van het overeenkomstig het tweede lid bepaalde bedrag dat bij toepassing van het eerste lid niet in mindering kan worden gebracht van de bedrijfsvoorheffing die voor de betrokken periode verschuldigd is, kan achtereenvolgens in mindering worden gebracht van de bedrijfsvoorheffing die na toepassing van de overige artikelen van deze onderafdeling verschuldigd is voor elk van de volgende periodes waarvoor bedrijfsvoorheffing verschuldigd is en die tot hetzelfde kalenderjaar behoren.

De Koning bepaalt de formaliteiten die moeten worden vervuld voor de toepassing van dit artikel.