Parlementaire vraag nr. 152 van de heer Benoît Piedboeuf van 21.12.2020

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2020-2021, QRVA 55/038 d.d. 11.02.2021, blz. 108

Personenbelasting. - Lijfrente. - Afstand van kapitaal.

VRAAG (van de heer Piedboeuf)

Overeenkomstig artikel 20 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992) wordt het interestgedeelte van het kapitaal waarmee de lijfrenten of tijdelijke renten werden aangelegd belast tegen 3 % van het afgestane kapitaal.

Als het kapitaal niet gevormd wordt middels een eenmalige storting, maar via een periodieke premiebetaling, kan men dan spreken van afgestaan kapitaal als de belastingplichtige kiest voor een rente in plaats van een uitkering in kapitaal en die premies voorts nooit aanleiding hebben gegeven tot een fiscaal voordeel?

Anders gezegd: als lijfrenten of tijdelijke renten voortvloeien uit een verzekeringsovereenkomst in het kader waarvan er periodieke premies betaald werden die geen aanleiding hebben gegeven tot fiscale voordelen in België of in het buitenland, maakt het weinig uit of de opbrengst uitbetaald wordt in de vorm van kapitaal of rente. Ze is vrijgesteld van belasting voor zover er natuurlijk voldaan is aan de voorwaarde van de periode van acht jaar, die opgenomen is in artikel 21 van het WIB 1992.

Om die vraag te beantwoorden, moet er volgens mij als volgt te werk gegaan worden.

- Heeft artikel 17, 4° van het WIB 1992 (rente die aangelegd werd onder bezwarende titel, in casu de storting van een kapitaal, ten laste van een onderneming, na 1962) betrekking op de inkomsten? Volgens mij wordt er in casu aan die voorwaarden voldaan.

- Als het geen roerende inkomsten betreft, gaat het over een levensverzekering (met de fiscaliteit die van toepassing is op die producten) met een eventuele vrijstelling op grond van artikel 21, 9° van het WIB 1992.

Ik heb de indruk dat het over een rente gaat zoals bedoeld in artikel 17, 4° van het WIB 1992 (zoals uit de Com.I.B. 1992, nr. 17/18 lijkt te kunnen worden opgemaakt), maar ik wil graag absoluut zeker zijn van mijn zaak.

Kunt u meedelen welke analyse uw administratie hiervan maakt?

ANTWOORD (van de Minister van Financiën)

De roerende inkomsten belastbaar als interesten onderscheiden zich inderdaad van inkomsten van lijfrenten en tijdelijke renten, ongeacht wie de schuldenaar ervan is (verzekeringsonderneming of niet). Of de inkomsten behoren tot de ene of de andere van die categorieën, hangt af van de oorzaak van de toekenning van de bedragen.

Langs de ene kant, zijn de inkomsten begrepen in kapitalen en afkoopwaarden, die worden vereffend bij leven met betrekking tot levensverzekeringscontracten die de belastingplichtige individueel heeft gesloten, vatbaar om belast te worden als interesten door toepassing van artikel 19, § 1, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92). Deze inkomsten kunnen, in voorkomend geval, een vrijstelling genieten overeenkomstig artikel 21, eerste lid, 9°, WIB 92, waarvan u een onderdeel aanhaalt in uw vraag (de regel van acht jaar).

Langs de andere kant, maken de inkomsten begrepen in lijfrenten of tijdelijke renten, die geen pensioenen zijn en na 1 januari 1962 onder bezwarende titel zijn aangelegd ten laste van enige rechtspersoon of onderneming (zie artikel 17, § 1, 4°, WIB 92), een categorie van belastbare roerende inkomsten uit verschillend van deze van de interesten.

In dit verband is voorzien dat wanneer de lijfrenten of tijdelijke renten in kwestie zijn aangelegd tegen storting met afstand van het kapitaal, dit wil zeggen als de renteheffer aan de renteschuldenaar het rentegevende kapitaal overlaat, deze - buiten de inkomsten van dit kapitaal - de delging ervan bevat. In dit geval is het belastbare bedrag van de rente forfaitair tot 3 % van het afgestane kapitaal beperkt (zie artikel 20, WIB 92 en nr. 17/8, tweede lid, van de administratieve commentaar op het WIB 92, Com.IB 92).

De lijfrente of tijdelijke rente wordt per definitie uitbetaald door middel van periodieke betalingen. Zij is verschillend van de betaling van een kapitaal op de vervaldag van een levensverzekeringscontract. Wanneer het een kapitaal (of een afkoopwaarde) betreft dat betaald wordt – en geen rente uitmaakt - is er geen aanleiding tot taxatie als rente (zie nrs. 17/11 en 17/12, 2°, Com.IB 92).

Zo geeft, een rente wanneer aangelegd tegen storting(en) met afstand van het kapitaal en betaald in uitvoering van een levensverzekeringscontract, aanleiding tot belasting van het gedeelte van het inkomen dat geacht wordt begrepen te zijn in de rente, dit wil zeggen 3 % van het afgestaan kapitaal.

Hetzelfde geldt in de situatie waarin de belastingplichtige het kapitaal (of de afkoopwaarde) ontvangen bij uitvoering van een dergelijk contract aanwendt voor het vestigen van een lijfrente of een tijdelijke rente.