Parlementaire vraag nr. 55036659C van de heer Wouter Vermeersch van 18.07.2023

Kamer, Integraal verslag – Commissie voor de Financiën, 2022-2023, CRIV 55 COM 1161 d.d. 18.07.2023, blz. 53

Het statuut van gedetacheerde personeelsleden ten opzichte van de vennootschapsbelasting

VRAAG (van de heer Vermeersch)

Mijnheer de minister, deze vraag werd op 12 mei 2023 ingediend, maar blijkt vandaag actueler dan ooit. In de pers konden wij vernemen dat sommige overheidsbedrijven personeelsleden detacheerden bij ministeriële kabinetten. Die personeelsleden blijven betaald door het bedrijf, terwijl het bedrijf daarvoor geen vergoeding krijgt van het kabinet. Daar zijn een aantal wettelijke vragen bij te stellen. Is het ter beschikking stellen van personeel door een vennootschap aan een ministerieel kabinet zonder dat daarvoor een normale vergoeding wordt ontvangen te beschouwen als een abnormaal en goedgunstig voordeel in de zin van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992? Mijnheer de minister, indien het om een abnormaal en goedgunstig voordeel gaat, kunt u dan bevestigen dat de loonkosten van de betrokken werknemers geen aftrekbare kosten in de vennootschapsbelasting zijn, vermits ook niet is voldaan aan de uitsluitingsgrond vastgelegd in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992? Indien zou blijken dat de betrokken vennootschappen de fiscale aangifte op dat punt niet correct hadden ingevuld, welke sancties kunnen er dan worden opgelegd? Hoe ver kan de administratie teruggaan in de tijd?

ANTWOORD (van de Vice-eersteminister en Minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding)

Mijnheer Vermeersch, het blijkt nu dat de door u gestelde vragen betrekking hebben op een beperkt aantal gevallen. Het is niet uitgesloten dat in die beperkte gevallen de bepalingen van artikel 26 van het WIB 92 van toepassing zouden kunnen zijn. De toepassing van voormeld artikel moet immers geval per geval worden beoordeeld op basis van de feitelijke en juridische omstandigheden. Gelet op de bepalingen van artikel 337 van het WIB 92 over het beroepsgeheim, wil ik erop wijzen dat het niet mogelijk is om informatie te verstrekken over een concreet geval. Ik kan alleen meedelen dat het verdere verloop van de gevallen waarvoor ter zake fiscale onregelmatigheden zouden zijn vastgesteld, zal worden opgevolgd. Een onvolledige of onjuiste aangifte laat de administratie toe een belastingverhoging toe te passen op de belasting verschuldigd op het niet-aangegeven inkomstengedeelte. Het bedrag van de belastingverhoging wordt vastgesteld rekening houdend met de principes vastgelegd in artikel 444 van het WIB 92 en met het percentage bepaald volgens de aard, de ernst en de rang van de overtreding, overeenkomstig een schaal vastgelegd bij koninklijk besluit. De ernst van de overtreding, met of zonder de bedoeling belastingen te ontduiken, wordt vastgesteld rekening houdend met de feitelijke omstandigheden waarin de overtreding is begaan. In 2023 kan de administratie de fiscale situatie van de belastingplichtige herzien tot en met het aanslagjaar 2021 ingeval de verschuldigde belasting hoger is dan de belasting met betrekking tot de belastbare inkomsten en de andere gegevens vermeld in een geldige en tijdige aangifte. In geval van inbreuk op de bepalingen van het Wetboek of van de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, gedaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, kan de administratie de fiscale situatie van de belastingplichtige herzien tot en met het aanslagjaar 2017.

Wouter Vermeersch: Mijnheer de minister, u leest natuurlijk tussen de regels dat deze detachering ernstige fiscale vragen oproept. De beoordeling van deze specifieke casussen zal natuurlijk voer zijn voor fiscalisten. Niet alleen wij, maar ook het publiek stelt zich daar echter vragen bij. Hoe is het toch mogelijk dat dit op deze manier verloopt? Dit dossier zal dus verder worden opgevolgd. Ik begrijp ook uit uw antwoord dat men kan teruggaan tot 2017, wat dus een behoorlijk lange termijn is. Het is goed en belangrijk – we kunnen dat niet genoeg benadrukken – dat in dit dossier, maar bijvoorbeeld ook inzake de 679-rekeningen en andere dossiers, de onderste steen eindelijk wordt bovengehaald. Hoe meer men daarin graaft – dat was deze ochtend ook de conclusie van de auteurs van het nieuwe boek over bpost – hoe verontruster en ontstelder men wordt over de praktijken die mogelijk zijn in dit land met een semioverheidsbedrijf.