Parlementaire vraag nr. 41 van de heer Olaerts van 26.07.1995

Bull. nr. 756, pag. 76
Scheiding om gezondheidsredenen - Onderhoudskosten
Er zijn huwelijkspartners die om gezondheidsredenen niet op hetzelfde adres verblijven.
In een aantal gevallen gebeurt het in de praktijk dat daardoor de huwelijkspartners afzonderlijk belast worden en mogelijk zogezegd aftrekbare onderhoudsuitkeringen of belastbare inkomsten ontstaan.
1.
Is dit zo, en zo ja, waarom?
2.
In welke gevallen ontstaan er discriminaties?
3.
Dringen zich maatregelen op en zo ja, welke?
ANTWOORD
1.Wanneer één van de echtgenoten in een verzorgingsinstelling is opgenomen, moet doorgaans worden aangenomen dat die echtgenoot slechts tijdelijk uit de gemeenschappelijke gezinswoning verwijderd leeft en dat de gezinsband niet verbroken is. Is de door de gezondheidstoestand van één der echtgenoten veroorzaakte breuk in het gezinsleven duurzaam, zo niet onomkeerbaar, dan mag worden aangenomen dat het geen tijdelijke afwezigheid van die echtgenoot uit de gemeenschappelijke gezinswoning betreft en dat de betrokken feitelijk gescheiden zijn. Alsdan worden de echtgenoten overeenkomstig artikel 128, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) vanaf het jaar volgend op dat waarin die duurzame breuk plaatsgreep als afzonderlijke belastingplichtigen beschouwd die geen deel meer uitmaken van hetzelfde gezin.
In dat geval is dan ook aan de voorwaarde van de artikelen 104, 1°, en 90, 3°, WIB 92 voldaan, dat de onderhoudsplichtige en de onderhoudsgerechtigde geen deel mogen uitmaken van hetzelfde gezin en zijn de onderhoudsuitkeringen, zoals de kosten die de ene echtgenoot betaalt voor duurzame opname van de andere echtgenoot in een verzorgingsinstelling, ten belope van 80 % bij die ene echtgenoot aftrekbaar en in dezelfde mate bij de andere echtgenoot belastbaar.
2. De centrale vraag, te weten of de breuk duurzaam, zoniet onomkeerbaar is, moet worden beantwoord aan de hand van de feitelijke omstandigheden van elk afzonderlijk geval. Afhankelijk van de feiten zijn er dus op het vlak van de inkomstenbelastingen met inachtneming van de in het antwoord op vraag 1 vermelde principes, verschillende situaties mogelijk, zonder dat er daarom van discriminatie sprake is.
3. Aangezien de administratieve onderrichtingen ter zake voldoende duidelijk zijn en bovendien onlangs zijn geactualiseerd, is een gelijke behandeling van alle belastingplichtigen die zich in een gegeven situatie bevinden in de mate van het mogelijke, verzekerd en dringen zich geen bijkomende maatregelen op.