Artikel 95, WIB 92

Art. 95, eerste lid, tweede streepje, is van toepassing vanaf 01.05.2019 (art. 17 en 119, § 1, 1ste lid, W 17.03.2019 - B.S. 10.05.2019; Numac: 2019012297)

[Zolang het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, overeenkomstig hoofdstuk IV, afdeling II, van de wet van 23 maart 2019, niet van toepassing is op een vennootschap, vereniging of stichting, moet elke verwijzing naar een bepaling van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen die voorkomt in een bepaling van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, het Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten, het Wetboek van Successierechten, het Wetboek diverse rechten en taksen en het Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde, de ter uitvoering ervan genomen besluiten en de bijzondere wetgeving van toepassing op deze belastingen, worden gelezen, voor wat deze vennootschap, vereniging of stichting betreft, als een verwijzing naar de bepaling van het Wetboek van vennootschappen of andere bijzondere wetgeving die in zulke fiscale wetgeving voorkwam voor de inwerkingtreding van deze wet (art. 119, § 2, W 17.03.2019 - B.S. 10.05.2019; Numac: 2019012297)]

[Zolang, overeenkomstig hoofdstuk IV, afdeling II van de wet van 23 maart 2019, een vennootschap, vereniging of stichting, die door het Belgisch recht wordt beheerst, een rechtsvorm heeft die het Wetboek van vennootschappen en verenigingen niet erkent, worden de bepalingen van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992, het Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten, het Wetboek van Successierechten, het Wetboek diverse rechten en taksen en het Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde, de ter uitvoering ervan genomen besluiten en de bijzondere wetgeving van toepassing op deze belastingen, die voor de inwerkingtreding van deze wet deze rechtsvorm vermeldden, geacht deze rechtsvorm te blijven vermelden voor wat deze vennootschap, vereniging of stichting betreft, zoals voor de inwerkingtreding van deze wet (art. 119, § 3, W 17.03.2019 - B.S. 10.05.2019; Numac: 2019012297)]

Niettegenstaande het bepaalde in artikel 90, eerste lid, 9°, worden de meerwaarden op aandelen in binnenlandse vennootschappen of in intra-Europese vennootschappen, in de mate dat ze worden gerealiseerd naar aanleiding van een fusie, een splitsing, een met fusie of splitsing gelijkgestelde verrichting, een aanneming van een andere rechtsvorm of de inbreng van deze aandelen in een binnenlandse vennootschap of een intra-Europese vennootschap, tijdelijk vrijgesteld, op voorwaarde dat:

- de aandelen worden geruild voor nieuwe aandelen uitgegeven door de inbrengverkrijgende vennootschap met eventueel een opleg in geld die niet meer bedraagt dan 10 % van de nominale waarde, of bij gebreke aan nominale waarde, van de fractiewaarde van de nieuw uitgegeven aandelen;

- en dat de inbrengverkrijgende vennootschap in het totaal meer dan 50 % van de stemmen verwerft in de vennootschap waarvan de aandelen worden ingebracht, of dat deze, indien zij reeds over een meerderheid van de stemmen beschikt, haar deelneming vergroot; indien de inbrengverkrijgende vennootschap een vennootschap is bedoeld in artikel 2, § 1, 6°, a, 2, moet onder de fractiewaarde worden verstaan de inbrengwaarde, zoals die blijkt uit de jaarrekening, van alle door de aandeelhouders toegezegde inbrengen in geld of in natura, met uitzondering van de inbrengen in nijverheid, in voorkomend geval verhoogd met de reserves die op grond van een statutaire bepaling slechts aan de aandeelhouders kunnen worden uitgekeerd mits een statutenwijziging, dit alles gedeeld door het aantal aandelen.

De vrijstelling is slechts van toepassing indien de verrichting aan het bepaalde in artikel 183bis beantwoordt.

Het behoud van de vrijstelling is afhankelijk van de voorwaarde dat de belastingplichtige tot staving van zijn aangiften in de personenbelasting, volgend op deze waarin de verrichting heeft plaatsgevonden, het bewijs levert dat hij de ontvangen aandelen nog in zijn bezit heeft en dat ze niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een gehele of gedeeltelijke terugbetaling.

De gerealiseerde meerwaarde of minderwaarde is gelijk aan het verschil tussen de werkelijke waarde van de ontvangen aandelen en de aanschaffingswaarde van de oorspronkelijk gehouden aandelen. Ze wordt beschouwd als een belastbaar inkomen voor het belastbaar tijdperk tijdens hetwelk de voorwaarde van bezit niet langer vervuld is.