Commentaar van art. 275^1, WIB 92 (bijwerking)

Bijwerking Com.IB 92 d.d. 01.12.2016

Art. 275^1, WIB 92

INLEIDING

275^1/0

I. WIB 92

275^1/1

II. KB/WIB 92

275^1/2

III. GELDENDE PERCENTAGES VANAF 01.04.2007

275^1/4

IV. VOORWAARDEN

275^1/5

V. BEWIJSSTUKKEN

275^1/8

VI. BEREKENING

275^1/9

Art. 275^1, WIB 92

INLEIDING

275^1/0

De huidige versie van de commentaar is, tenzij anders vermeld, van toepassing op de werkgevers voor de bezoldigingen die zij betalen of toekennen vanaf 01.04.2007 tot en met de huidige bijwerking.

Deze versie werd geactualiseerd tot en met de wet van 16.11.2015 (BS 26.11.2015, art. 34, 1° en 2°).

I. WIB 92

275^1/1

Art. 275^1 – De in het tweede lid omschreven werkgevers die bezoldigingen betalen of toekennen die betrekking hebben op door de werknemer gepresteerd overwerk, en die krachtens artikel 270, 1°, schuldenaar zijn van de bedrijfsvoorheffing op die bezoldigingen, worden ervan vrijgesteld een deel van de bedrijfsvoorheffing die verschuldigd is op de belastbare bezoldigingen waarin de bezoldigingen zijn begrepen die betrekking hebben op door de werknemer gepresteerd overwerk, in de Schatkist te storten, op voorwaarde dat de genoemde voorheffing volledig op die bezoldigingen wordt ingehouden.

De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op:

- werkgevers onderworpen aan de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités wat de werknemers betreft die zijn onderworpen aan de arbeidswet van 16 maart 1971 en die vallen onder categorie 1 zoals bedoeld in artikel 330 van de programmawet van 24 december 2002;

- de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid die uitzendkrachten ter beschikking stellen van in het eerste streepje bedoelde ondernemingen voorzover de uitzendkrachten worden tewerkgesteld in de functie van een werknemer van categorie 1 en voorzover zij overwerk presteren;

- de volgende autonome overheidsbedrijven : de naamloze vennootschap van publiek recht Belgacom [vanaf 22.06.2015: Proximus*], de naamloze vennootschap van publiek recht bpost, de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS en de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel;**

- de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail.**

De niet te storten bedrijfsvoorheffing bedraagt 24,75 pct van het bruto bedrag van de bezoldigingen dat als berekeningsgrondslag heeft gediend voor de berekening van de overwerktoeslag.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het in het derde lid bedoelde percentage verhogen tot maximaal:

- 32,19 pct voor een gepresteerd uur waarop een wettelijke overwerktoeslag van 20 pct van toepassing is;

- 41,25 pct voor een gepresteerd uur waarop een wettelijke overwerktoeslag van 50 of 100 pct van toepassing is.

Hij zal bij de Wetgevende Kamers, onmiddellijk indien ze in zitting zijn, zoniet bij de opening van de eerstvolgende zitting, een wetsontwerp indienen tot bekrachtiging van de ter uitvoering van het vorige lid genomen besluiten.

De vrijstelling geldt per jaar en per werknemer slechts voor de eerste 130 uren die hij als overwerk presteert.

Het in het zesde lid bepaalde maximum van 130 uren overwerk wordt opgetrokken tot 180 uren voor de werkgevers die werken in onroerende staat verrichten op voorwaarde dat zij gebruik maken van een in hoofdstuk V, afdeling 4, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk bedoeld elektronisch aanwezigheidsregistratie-systeem.

Het in het zesde lid bepaalde maximum van 130 uren overwerk wordt opgetrokken tot 360 uren voor de werkgevers die ressorteren onder het paritair comité voor het hotelbedrijf of onder het paritair comité voor de uitzendarbeid indien de gebruiker ressorteert onder het paritair comité voor het hotelbedrijf.

Om de in het eerste lid bedoelde vrijstelling van storting van de bedrijfsvoorheffing te verkrijgen, moet de werkgever, ter gelegenheid van zijn aangifte in de bedrijfsvoorheffing, het bewijs leveren dat de werknemers in hoofde van wie de vrijstelling wordt gevraagd overwerk hebben gepresteerd tijdens de periode waarop die aangifte betrekking heeft. De Koning bepaalt de nadere modaliteiten voor het leveren van dit bewijs.

De vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing is niet van toepassing op het overwerk dat in aanmerking komt voor de toepassing van artikel 38, § 1, eerste lid, 30°.

* ["In alle wetten en reglementen, wordt het woord `Belgacom', wanneer het krachtens het eerste lid wordt ingevoerd, vervangen door het woord `Proximus' " (W 10.08.2015 tot wijziging van de wet van 21.03.1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, BS 01.09.2015].

** [KB 11.12.2013 houdende het personeel van de Belgische Spoorwegen, BS 16.12.2013].

II. KB/WIB 92

275^1/2

Art. 95^1 – In uitvoering van artikel 275/1, vierde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt het in het derde lid van datzelfde artikel vermelde percentage van 24,75 pct verhoogd tot:

- 32,19 pct voor een gepresteerd uur waarop een wettelijke overwerktoeslag van 20 pct van toepassing is;

- 41,25 pct voor een gepresteerd uur waarop een wettelijke overwerktoeslag van 50 of 100 pct van toepassing is.

(…)

Art. 95^2 - § 1. De in het derde lid vermelde schuldenaars van bedrijfsvoorheffing moeten voor de periode waarin zij bezoldigingen hebben toegekend waarvoor zij een deel of het geheel van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing niet in de Schatkist moeten storten, twee afzonderlijke aangiften in de bedrijfsvoorheffing overleggen volgens het in §§ 2 en 3 vermelde onderscheid.

(…)

De in het eerste lid bedoelde schuldenaars zijn:

1° de werkgevers omschreven in artikel 275/1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek die bezoldigingen betalen of toekennen die betrekking hebben op door een werknemer gepresteerd overwerk; *

(…)

§ 2. De eerste aangifte in de bedrijfsvoorheffing heeft betrekking op de aan al de werknemers betaalde of toegekende bezoldigingen en moet de volgende specifieke vermeldingen bevatten:

a) in het vak ”belastbare inkomsten”: de door de werkgever voor die periode betaalde of toegekende belastbare bezoldigingen ;

b) in het vak ”verschuldigde bedrijfsvoorheffing”: de ingehouden bedrijfsvoorheffing.

§ 3. De tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing heeft uitsluitend betrekking op de bezoldigingen van werknemers waarvoor een deel of het geheel van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing niet in de Schatkist moet worden gestort en moet, afhankelijk van de schuldenaars, de volgende specifieke vermeldingen bevatten:

a) in het vak "aard der inkomsten": de code die is opgenomen in bijlage IIIbis ;

b) in het vak "belastbare inkomsten":

1° voor de in §1, derde lid, 1°, bedoelde schuldenaars: de berekeningsgrondslag die heeft gediend voor de berekening van de overwerktoeslag van de werkelijk gepresteerde overuren in die periode ;

(…)

c) in het vak "verschuldigde bedrijfsvoorheffing":

1° voor de in §1, derde lid, 1°, bedoelde schuldenaars : een negatief bedrag gelijk aan :

- 32,19 pct van het bruto bedrag van de bezoldigingen dat als berekeningsgrondslag heeft gediend voor de berekening van de overwerktoeslag wanneer een wettelijke overwerktoeslag van 20 pct is toegepast;

- 41,25 pct van het bruto bedrag van de bezoldigingen dat als berekeningsgrondslag heeft gediend voor de berekening van de overwerktoeslag wanneer een wettelijke overwerktoeslag van 50 of 100 pct is toegepast;

(…)

§ 4. Ter staving van hun aangiften in de bedrijfsvoorheffing, moeten de in §1 vermelde schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing de modaliteiten naleven die zijn opgenomen in bijlage IIIter.

(…)

*[vanaf 30.04.2015]

275^1/3

Bijlage IIIbis van het KB/WIB 92, vermeldt de lijst van de codes met betrekking tot de aard van de inkomsten in toepassing van art. 90, § 3 (vanaf 30.04.2015) en 95^2, § 3, a, KB/WIB 92.

Bijlage IIIter van het KB/WIB 92, vermeldt de modaliteiten die nageleefd moeten worden door de in art. 95^2, § 1, KB/WIB 92, vermelde schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing (BV).

III. GELDENDE PERCENTAGES VANAF 01.04.2007

275^1/4

Het percentage van de BV dat vrijgesteld is van doorstorting, bedraagt:

Overwerktoeslag = 20 % (bouwsector)

Overwerktoeslag = 50 % (wettelijk)

Overwerktoeslag = 100 % (zon- en feestdagen)

Vrijstelling van doorstorting van BV:

32,19 %

41,25 %

41,25 %

Indien hogere toeslagpercentages worden gebruikt, dan is de toe te passen vermindering of vrijstelling gelijk aan het percentage dat van toepassing is op de overeenkomstig wettelijke toeslag.

IV. VOORWAARDEN

275^1/5

Het betreft werkgevers die:

- bezoldigingen betalen of toekennen die betrekking hebben op het gepresteerd overwerk

- schuldenaar zijn van de BV op die bezoldigingen krachtens artikel 270, 1°, WIB 92

- die BV volledig inhouden op die bezoldigingen

- behoren tot één van de volgende categorieën:

a. de werkgevers onderworpen aan de wet van 05.12.1968 betreffende de CAO's en de paritaire comités wat de werknemers betreft die onderworpen zijn aan de arbeidswet van 16.03.1971 en die vallen onder categorie 1 zoals bedoeld in artikel 330 van de programmawet van 24.12.2002 (BS 31.12.2002)

b. de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid die uitzendkrachten ter beschikking stellen van ondernemingen zoals bedoeld in het punt a, voor zover de uitzendkrachten worden tewerkgesteld in de functie van een werknemer van categorie 1 en voor zover zij overwerk presteren

c. de volgende autonome overheidsbedrijven: de nv van publiek recht Proximus, de nv van publiek recht bpost, de nv van publiek recht NMBS en de nv van publiek recht Infrabel

d. de nv van publiek recht HR-Rail.

275^1/6

De vrijstelling geldt per jaar en per werknemer voor de eerste 130 uren die hij als overwerk presteert.

Het bepaalde maximum van 130 uren overwerk wordt naar 180 opgetrokken in de bouwsector op voorwaarde dat de werkgevers die werken in onroerende staat verrichten, gebruik maken van een elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen.

Het bepaalde maximum van 130 uren overwerk wordt naar 180 opgetrokken in de horecasector op voorwaarde dat de werkgevers in elke plaats van uitbating gebruik maken van een geregistreerd kassasysteem dat bij de belastingadministratie is aangegeven.

Het horecaplan (W 16.11.2015) heeft enkele wijzigingen aan deze maatregelen gebracht:

- een verhoging van 180 tot 360 uren overuren

- de aanwezigheid van een geregistreerd kassasysteem is niet meer vereist

- de belastingvermindering en de vrijstelling van doorstorting voor overuren zijn niet van toepassing op de bezoldigingen die worden betaald voor niet-inhaalbare overuren.

Het aantal overuren wordt tot 360 opgetrokken voor de werkgevers die behoren tot het paritair comité voor het hotelbedrijf of tot het paritair comité voor de uitzendarbeid indien de gebruiker ressorteert onder het paritair comité voor het hotelbedrijf.

275^1/7

De vrijstelling van doorstorting van BV is niet van toepassing:

- op de vrijgestelde bezoldigingen zoals bedoeld in art. 38, § 1, eerste lid, 30°, WIB 92

- vanaf 01.07.2010, op de andere bezoldigingen dan die bedoeld in art. 30, 1°, WIB 92; de bezoldigingen van bedrijfsleiders zijn dus uitgesloten.

V. BEWIJSSTUKKEN

275^1/8

De schuldenaar van de BV moet een nominatieve lijst ter beschikking van de administratie houden met daarin voor elke werknemer: de volledige identiteit, het aantal uren overwerk, de berekeningsgrondslag van de overwerktoeslag en de periode van het jaar gedurende dewelke die werknemer overwerk heeft gepresteerd.

VI. BEREKENING

275^1/9

De vrijstelling van BV wordt berekend op de berekeningsgrondslag voor de overwerktoeslag van de in die periode werkelijk gepresteerde overuren.

De berekeningsgrondslag voor de overwerktoeslag omvat alle overuren, d.w.z. ook de uren die niet uitbetaald worden, maar omgezet worden in inhaalrust.

275^1/10

De vrijstelling wordt beperkt tot de:

- eerste 65 uren (tot 31.12.2008)

- eerste 100 uren (vanaf 01.01 tot 31.12.2009)

- eerste 130 uren (vanaf 01.01.2010)

- eerste 180 uren (onroerend – vanaf 01.04.2014)

- eerste 180 uren (horeca vanaf 01.01.2014 tot 30.11.2015)

- eerste 360 uren (horeca vanaf 01.12.2015).

275^1/11

De bedoelde vrijstelling van doorstorting van de BV is onderworpen aan twee aangiften in de BV:

In de eerste aangifte die betrekking heeft op alle werknemers, moet het bedrag van de door de werkgever betaalde of toegekende bezoldigingen in het vak 'belastbare inkomsten' vermeld worden en de ingehouden BV in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing'.

In de tweede aangifte die uitsluitend betrekking heeft op de werknemers waarvoor een vrijstelling van doorstorting wordt gevraagd, moeten de volgende rubrieken ingevuld worden:

Aard van de inkomsten: de code vermelden die is opgenomen in Bijlage IIIbis, KB/WIB 92:

Code

Geldig vanaf

Tot

Maximum aantal uren

Percentage overwerk

Desbetreffende sector

08

31.03.2007

44

01.04.2007

130

(sinds 01.01.2010)

50-100 %

Alle sectoren

45

01.04.2007

130

(sinds 01.01.2010)

20 %

Bouwsector

51

01.01.2014

01.04.2014

30.11.2015

180

180

50-100 %

50-100 %

Horeca

Bouwsector

52

01.04.2014

180

20 %

Bouwsector

55

01.12.2015

360

50-100 %

Horeca

Belastbare inkomsten: de berekeningsgrondslag vermelden die voor de berekening van de overwerktoeslag van de werkelijk gepresteerde overuren in die periode heeft gediend. Naargelang de periode kunnen hier enkel de eerste 65, 100, 130, 180 of 360 overuren voor elke werknemer vermeld zijn.

Verschuldigde BV: een negatief bedrag vermelden gelijk aan 24,75 %, 32,19 % of 41,25 % (naargelang het geval) van het bruto gedrag van de bezoldigingen dat als berekeningsgrondslag heeft gediend voor de berekening van de overwerktoeslag.

275^1/12

De betaalde of toegekende vergoedingen voor extra werk worden aan de BV onderworpen overeenkomstig de normale schalen I, II of III van Bijlage III, KB/WIB 92.

275^1/13

Het bedrag van de niet te storten BV moet niet worden beperkt tot de BV op de bezoldigingen die daadwerkelijk betrekking hebben op het door de werknemer gepresteerd overwerk.

De vrijstelling van doorstorting van de BV kan ook betrekking hebben op de BV die verschuldigd is op de belastbare bezoldigingen waarin de bezoldigingen zijn begrepen die betrekking hebben op door de werknemer gepresteerd overwerk, d.w.z. op de andere (gewone) bezoldigingen van de werknemer die in dezelfde aangifte-BV is opgenomen (art. 126, W 22.12.2008, houdende diverse bepalingen van 22.12.2008 (I) – BS 29.12.2008).