Commentaar van art. 270, WIB 92 (bijwerking)

Bijwerking Com.IB 92 dd. 01.04.2016

W 13.12.2012 (BS 20.12.2012, 4de ed.) en KB 04.03.2013 (BS 08.03.2013)

TITEL VI: AAN DE VIER BELASTINGEN GEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK I: STORTING VAN DE BELASTING DOOR VOORHEFFING

Afdeling IV: Bedrijfsvoorheffing

Art. 270, WIB 92

VOORWOORD

I. WETTEKST

270/0

II. KB/WIB 92

270/1

III. ALGEMEEN

270/2

IV. SCHULDENAARS VAN DE BV

270/4

V. AAN DE BV ONDERWORPEN INKOMSTEN

270/5

VI. BIJZONDERE GEVALLEN

A. Bestuurders van schuldenaars van BV

270/6

B. Bezoldigingen van bedrijfsleiders

270/6.2

C. Seizoenexploitaties

270/7

D. Arbeiders van de bouwsector: weerverlet- en getrouwheidszegels

270/8

E. Mobiliteitsvergoeding toegekend aan bepaalde werknemers

270/9

F. Huisarbeiders

270/10

G. (…)

270/11

H. Sportbeoefenaars, scheidsrechters, opleiders, trainers en begeleiders

270/12

I. Niet-inwonende podiumkunstenaars en sportbeoefenaars

270/13

J. Verzekeringsagenten-werknemers

270/14

K. Inkomsten bedoeld in art. 228, § 3, WIB 92, betaald of toegekend aan niet-inwoners

270/15

L. Ambassadepersoneel

270/16

M. Personeelsleden van de NAVO

270/17

N. Europese Commissie

270/18

O. Fonds voor sluiting van ondernemingen

270/19

P. Prijzen en subsidies

270/20

Q. Meewerkende echtgenoten

270/21

R. Vergoedingen gestort op een geblokkeerde rekening

270/22

S. Curatoren

270/23

VOORWOORD

Art. 270, WIB 92

Om een rationele indeling van de te behandelen stof mogelijk te maken, worden de art. 270 en 271, WIB 92, samen besproken.

De bepaling 'bedrijfsvoorheffing' wordt hierna afgekort tot 'BV'.

Deze bijwerking werd opgesteld voor het aj. 2015.

De verschillende leden van art. 270, WIB 92, zijn als volgt in werking getreden:

- 270, 1°, van toepassing vanaf aj. 2004;

- 270, 2°, van toepassing vanaf aj. 1992;

- 270, 3° en 4°, van toepassing vanaf 31.07.1992;

- 270, 5°, van toepassing op de vanaf 01.01.1993 verwezenlijkte meerwaarden;

- 270, 6°, van toepassing op de vanaf 01.07.1993 toegekende of betaalbaar gestelde inkomsten;

- 270, 7°, van toepassing vanaf 01.01.2013.

De art. 86 tot 95 van het KB/WIB 92 hebben betrekking op de BV. Hun commentaar is als volgt onderverdeeld:

- art. 86 en 87 (schuldenaars van de BV en inkomsten onderworpen aan de BV) met art. 270 Com.IB;

- art. 88, 89, 94 en 95 (berekening van de BV) met art. 275, Com.IB;

- art. 90 en 91 (aangifte en betaling van de BV) met art. 312/2 en volgende Com.IB;

- art. 92, 93 en 94 (individuele fiches en samenvattende opgaven) met art. 312/15 en volgende Com.IB.

Opgelet: soms wordt verwezen naar andere art. van de Com.IB die nog niet bijgewerkt zijn. De lezer zal steeds moeten nagaan voor welk aanslagjaar de tekst van toepassing is.

I. WETTEKST

270/0

Art. 270. - De bedrijfsvoorheffing is verschuldigd door:

1° de in de artikelen 3, 179 of 220, vermelde belastingplichtigen die als schuldenaar, bewaarder, mandataris of tussenpersoon in België of in het buitenland in artikel 30, 1° en 2°, bedoelde bezoldigingen, pensioenen, renten en toelagen betalen of toekennen, evenals de in artikel 227 vermelde niet-inwoners voor wie de in artikel 30, 1° en 2°, bedoelde bezoldigingen, pensioenen, renten en toelagen die ze in België of in het buitenland betalen of toekennen, beroepskosten zijn in de zin van artikel 237;

2° degenen die in België diensten bezigen van personen verbonden door een arbeidsovereenkomst, van wie de bezoldiging geheel of hoofdzakelijk bestaat uit door de cliënteel betaalde fooien of dienstpercenten;

3° degenen die als schuldenaar, bewaarder, mandataris of tussenpersoon in artikel 228, § 2, 8°, vermelde inkomsten van podiumkunstenaars of sportbeoefenaars betalen of toekennen of bij ontstentenis daarvan de organisator van de vertoningen of van de sportwedstrijden;

4° degene die door de leden van een in artikel 229, § 3, vermelde vennootschap of vereniging wordt aangesteld om hen in belastingzaken te vertegenwoordigen, of bij ontstentenis daarvan, elk van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten of leden;

5° degenen die krachtens artikel 35 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten verplicht zijn de akten of verklaringen ter registratie aan te bieden wanneer het akten of verklaringen betreft waarbij de overdracht onder bezwarende titel is vastgesteld van in België gelegen onroerende goederen of zakelijke rechten met betrekking tot die goederen door een in artikel 227, 1° of 2°, vermelde belasting­plichtige;

6° diegenen die als curatoren in faillissementen, vereffenaars van gerechte­lijke akkoorden, vereffenaars van vennootschappen of als personen die gelijkaardige functies uitoefenen, schuldvorderingen hebben te honoreren met de hoedanigheid van bezoldigingen als bedoeld in artikel 30;

7° diegenen die als schuldenaar, bewaarder, mandataris of tussenpersoon in artikel 228, § 3, vermelde inkomsten betalen of toekennen.

Art. 271. - De Koning kan, onder de voorwaarden die Hij bepaalt, de toepassing van artikel 270 uitbreiden tot winst, baten, alsmede tot in artikel 90, 1° tot 4° en 12°, vermelde diverse inkomsten.

II. KB/WIB 92

270/1

Art. 86. - Natuurlijke en rechtspersonen, zomede alle personen die geheel of ten dele, uit welken hoofde ook, de leiding of het beheer van vennootschappen, verenigingen, instellingen of lichamen zonder rechtspersoonlijkheid waarnemen, moeten de bedrijfsvoorheffing die aan de bron verschuldigd is op de door hen betaalde of toegekende en in artikel 87 vermelde inkomsten, in de Schatkist storten.

Art. 87. - Behoudens de door de wet en door internationale overeenkomsten bepaalde vrijstellingen, is de bedrijfsvoorheffing aan de bron verschuldigd op:

1° a) beroepsinkomsten als vermeld in artikel 23, § 1, 4° en 5°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 die de in artikelen 3, 179 of 220 van hetzelfde Wetboek vermelde personen als schuldenaar, bewaarder, mandataris of tussenpersoon in België of in het buitenland betalen of toekennen;
b) beroepsinkomsten als vermeld in artikel 23, § 1, 4° en 5°, van voormeld Wetboek die de in artikel 227 van hetzelfde Wetboek vermelde niet-inwoners in België of in het buitenland betalen of toekennen, voor wie die inkomsten beroepskosten zijn in de zin van artikel 237 van hetzelfde Wetboek;

2° bezoldigingen die volledig of hoofdzakelijk bestaan uit fooien of dienstpercenten, door de cliënteel betaald aan personen die in België krachtens een arbeidsovereenkomst tewerkgesteld zijn door belastingschuldigen als vermeld in artikel 86;

3° prijzen, subsidies, renten of pensioenen als vermeld in artikel 90, 2°, van hetzelfde Wetboek;

4° uitkeringen of kapitalen als vermeld in artikel 90, 3° en 4°, van hetzelfde Wetboek, die rijksinwoners betalen of toekennen aan niet-rijksinwoners;

4°bis persoonlijke vergoedingen uit de exploitatie van een uitvinding, als vermeld in artikelen 90, 12°, en 228, § 2, 9°, k, van hetzelfde Wetboek, betaald of toegekend aan onderzoekers;

5° hierna vermelde inkomsten wanneer zij aan niet-inwoners als vermeld in artikel 227 van hetzelfde Wetboek, worden betaald of toegekend:

a) winst en baten als vermeld in artikel 90, 1°, van hetzelfde Wetboek;
b) commissielonen, provisies, vacatiegelden, toelagen, erelonen en alle andere vergoedingen wegens prestaties of diensten van welke aard ook, zomede auteurs-, reproductie- en andere gelijkaardige rechten, die in artikel 86 vermelde personen toevallig of niet in België, in het kader van hun beroepswerkzaamheid of van hun maatschappelijk, statutair of conventioneel doel, betalen of toekennen aan welke personen ook voor wie die retributies in artikel 23, § 1, 2°, van hetzelfde Wetboek vermelde baten zijn;
c) winst als vermeld in artikel 228, § 2, 3°, b, van hetzelfde Wetboek;
d) inkomsten vermeld in artikel 228, § 2, 8°, van hetzelfde Wetboek;
e) winst als vermeld in artikel 228, § 2, 3°, d, van hetzelfde Wetboek;
f) inkomsten als vermeld in artikel 228, § 3, van hetzelfde Wetboek;

6° presentiegelden door in artikel 86 vermelde personen betaald of toegekend aan welke personen ook voor wie die presentiegelden baten zijn als vermeld in artikel 23, § 1, 2°, van hetzelfde Wetboek;

7° het geheel van de winst en de baten die overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 29, § 1, en 364 van het Wetboek van de inkomstenbe­lastingen 1992 worden geacht te zijn toegekend aan niet-inwonende vennoten of leden van burgerlijke vennootschappen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, vermeld in artikel 229, § 3, van hetzelfde Wetboek;

8° meerwaarden die door niet-inwoners als vermeld in artikel 227, 1°, of 2°, van hetzelfde Wetboek worden verwezenlijkt bij de overdracht onder bezwarende titel van in België gelegen onroerende goederen of van zakelijke rechten met betrekking tot zulke goederen, voor zover die meerwaarden begrepen zijn in de in artikel 228, § 2, 3°, a, en 4°, van hetzelfde Wetboek vermelde winst of baten;

9° vergoedingen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van winst of van baten, zelfs indien ze op een vorige beroepswerkzaamheid betrekking hebben.

III. ALGEMEEN

270/2

De bepaling van art. 270, 1°, 3°, 6° en 7°, WIB 92, heeft enkel tot gevolg een voorlopige inningswijze toe te voegen, door inhouding bij de bron, aan de directe aanslag ten name van de belastingplichtige zelf, verkrijger van de inkomsten.

270/3

De volgens de wettelijke normen ingehouden en gestorte BV behoort tot het vermogen van de belastingplichtige op wiens inkomsten die inhouding werd gedaan.

IV. SCHULDENAARS VAN DE BV

270/4

Uit de samenhang van de art. 270 en 271, WIB 92, en de art. 86 en 87, KB/WIB 92, volgt dat de schuldenaars van de BV degenen zijn die:

1° uit welken hoofde ook aan de BV onderworpen bezoldigingen, pensioenen, renten en toelagen betalen of toekennen;

2° personen tewerkstellen van wie de bezoldiging geheel of hoofdzakelijk bestaat uit fooien of dienstpercenten die door de clientèle worden betaald en aan de BV onderworpen zijn;

3° als schuldenaar, bewaarder, mandataris of tussenpersoon in art. 228, § 2, 8°, WIB 92, vermelde inkomsten (d.w.z. inkomsten van welke aard ook, uit een in België door een niet-inwonende podiumkunstenaar of sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verrichte werkzaamheid, zelfs indien de inkomsten niet worden toegekend aan de podiumkunstenaar of aan de sportbeoefenaar zelf, maar aan een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon) betalen of toekennen. Bij ontstentenis daarvan kan de BV worden geëist van de organisator van de vertoningen of van de wedstrijden;

4° door de leden van een in art. 229, § 3, WIB 92, vermelde burgerlijke vennootschap of vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die haar maatschappelijke zetel, haar voornaamste inrichting of haar zetel van bestuur of beheer in België heeft of die in België inkomsten behaalt of verkrijgt (zoals bv. een buitenlands partnership of een Europees economisch samenwerkingsverband) worden aangesteld om hen in belastingzaken te vertegenwoordigen, of bij ontstentenis daarvan, elk van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten of leden;

5° krachtens art. 35, Wetboek der registratie- hypotheek- en griffierechten verplicht zijn de akten of verklaringen ter registratie aan te bieden (namelijk de instrumenterende notaris of de verkrijger - indien de overdracht gebeurt door middel van een onderhandse akte) wanneer het akten of verklaringen betreft waarbij de overdracht onder bezwarende titel is vastgesteld van in België gelegen onroerende goederen of zakelijke rechten met betrekking tot die goederen door een in art. 227, 1° of 2°, WIB 92, vermelde belastingplichtige (d.w.z. een niet-inwonende natuurlijke persoon, een buitenlandse vennootschap of een ermee gelijkgesteld lichaam).

Vanaf 01.01.2015 wordt art. 35 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, voor wat betreft de wetgeving van toepassing in het Vlaams Gewest, art. 3.10.4.4.4 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit.

6° als curatoren in faillissementen, vereffenaars van gerechtelijke akkoorden, vereffenaars van vennootschappen of als personen die gelijkaardige functies uitoefenen, schuldvorderingen hebben te honoreren met de aard van in art. 30, WIB 92, vermelde bezoldigingen (m.a.w. bezoldigingen van werknemers en van bedrijfsleiders);

7° als schuldenaar, bewaarder, mandataris of tussenpersoon zoals bedoeld in artikel 228, § 3, vermelde inkomsten betalen of toekennen (voor meer details wordt verwezen naar nr. 270/18.15 en volgende).

Elke natuurlijke- of rechtspersoon moet, in het kader van zijn beroepswerkzaamheid of van zijn maatschappelijk, statutair of conventioneel doel (met inbegrip van alle personen die geheel of ten dele, uit welken hoofde ook, de leiding of het beheer van vennootschappen, verenigingen, instellingen of lichamen zonder rechtspersoonlijkheid waarnemen), de aan de bron verschuldigde BV in de Schatkist storten.

V. AAN DE BV ONDERWORPEN INKOMSTEN

270/5

Krachtens de bepalingen van de art. 270 en 271, WIB 92, en van art. 87, KB/WIB 92, zijn, onder voorbehoud van de vrijstellingen bepaald in de wet en in de dubbelbelastingverdragen, aan de BV onderworpen:

1° de bezoldigingen van werknemers en bedrijfsleiders (met inbegrip van de waarde in geld van voordelen van alle aard zoals bv. verwarming, verlichting, huisvesting en voeding) en pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen, die in België of in het buitenland worden betaald of toegekend, door:

a) de rijksinwoners onderworpen aan de PB;
b) de binnenlandse vennootschappen onderworpen aan de VenB en gelijkgestelde organismen;
c) de rechtspersonen onderworpen aan de RPB;
d) de niet-inwoners onderworpen aan de BNI en voor wie die inkomsten, waarop de BV verschuldigd is, kosten zijn die uitsluitend op de in België belastbare beroepsinkomsten drukken.

De BV is verschuldigd, zelfs indien voorafbetalingen met betrekking tot deze bezoldigingen zijn verricht;

2° de bezoldigingen die volledig of hoofdzakelijk bestaan uit fooien of dienstpercenten, door de clientèle betaald aan in België tewerkgestelde personen die door een arbeidsovereenkomst aan hun werkgever zijn verbonden;

3° de in art. 90, 2°, WIB 92, bedoelde prijzen, subsidies, renten of pensioenen, door Belgische of buitenlandse openbare machten of openbare instellingen zonder winstoogmerken in België toegekend aan geleerden, schrijvers of kunstenaars;

4° de onderhoudsuitkeringen en de kapitalen die zulke uitkeringen vervangen als bedoeld in art. 90, 3° en 4°, WIB 92, die rijksinwoners betalen of toekennen aan niet-rijksinwoners;

4°bis persoonlijke vergoedingen uit de exploitatie van een uitvinding, als vermeld in art. 90, 12°, en 228, § 2, 9°, k, WIB 92, die door een universiteit, een hogeschool, het 'Federaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Fonds fédéral de la Recherche scientifique- FFWO/FFRS', het 'Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen-FWO', het 'Fonds de la Recherche scientifique- FNRS- FRS-FNRS' of een erkende wetenschappelijke instelling worden betaald of toegekend aan onderzoekers;

5° de hierna vermelde inkomsten die worden betaald of toegekend aan natuurlijke personen, vennootschappen, verenigingen, instellingen, lichamen, vreemde Staten en hun onderdelen, of rechtspersonen die aan de belasting van niet-inwoners onderworpen zijn:

- toevallige winst of baten die de aard hebben van diverse inkomsten als bedoeld in art. 90, 1°, WIB 92;

- commissielonen, (provisies), vacatiegelden, toelagen, erelonen, en alle andere vergoedingen wegens prestaties of diensten van welke aard ook evenals de auteursrechten, reproductie- en andere gelijkaardige rechten, die:

i. betaald of toegekend zijn in België, occasioneel of niet;
ii. aan welke personen ook voor wie die retributies baten zijn (als bedoeld in art. 23, § 1, 2°, WIB 92);
iii. door elke natuurlijke- of rechtspersoon in het kader van hun beroepswerkzaamheid of van hun maatschappelijk, statutair of conventioneel doel (met inbegrip van alle personen die geheel of ten dele, uit welken hoofde ook, de leiding of het beheer van vennootschappen, verenigingen, instellingen of lichamen zonder rechtspersoonlijkheid waarnemen);

- winst uit in België gedane verrichtingen door buitenlandse verzekeraars die er gewoonlijk andere contracten dan herverzekeringscontracten inzamelen;

- inkomsten van welke aard ook, uit een in België door een podiumkunstenaar of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verrichte werkzaamheid, zelfs indien de inkomsten niet worden toegekend aan de podiumkunstenaar of aan de sportbeoefenaar zelf, maar aan een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon (zie Com.IB 270/16.1 en volgende);

- winst verkregen door aan de BNI/ven. onderworpen vennootschappen, verenigingen, instellingen of lichamen uit de uitoefening van een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of gelijksoortige functies (d.w.z. als bedrijfsleider in de zin van art. 32, eerste lid, 1°, WIB 92) in een binnenlandse vennootschap;

- winst verkregen door aan de BNI/ven. onderworpen vennootschappen, verenigingen, instellingen of lichamen uit werkzaamheden uitgeoefend in een inrichting waarover een andere aan de BNI/ven. onderworpen vennootschap, vereniging, instelling of lichaam in België beschikt;

- inkomsten, andere dan deze hierboven bedoeld, die aan de BNI onderworpen zijn ingevolge een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting, of, wanneer dergelijke overeenkomst niet van toepassing is, voor zover de belastingplichtige niet bewijst dat de inkomsten daadwerkelijk belast werden in de Staat waarvan hij inwoner is, wanneer ze ten laste vallen van een persoon die onderworpen is aan de PB, VenB, RPB of BNI (zie art. 228, § 3, WIB 92; 270/18 en volgende Com.IB);

6° presentiegelden door natuurlijke- en rechtspersonen (met inbegrip van alle personen die geheel of ten dele, uit welken hoofde ook, de leiding of het beheer van vennootschappen, verenigingen, instellingen of lichamen zonder rechtspersoonlijkheid waarnemen) betaald of toegekend aan welke personen ook voor wie die presentiegelden baten zijn als bedoeld in art. 23, § 1, 2°, WIB 92;

7° winst en baten die, overeenkomstig de art. 29, § 1, en 364, WIB 92, worden geacht te zijn toegekend aan niet-inwonende vennoten of leden van burgerlijke vennootschappen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid die hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer in België hebben of die in België inkomsten behalen of verkrijgen, worden geacht, volgens het geval, over een Belgische inrichting te beschikken of, persoonlijk in België werkzaamheden uit te oefenen in de zin van art. 229, § 3, WIB 92;

8° meerwaarden die door niet-inwonende natuurlijke personen en buitenlandse vennootschappen of ermee gelijkgestelde lichamen worden verwezenlijkt bij de overdracht onder bezwarende titel van in België gelegen onroerende goederen of van zakelijke rechten met betrekking tot zulke goederen voor zover die meerwaarden begrepen zijn in de winst (opgebracht door of zonder bemiddeling van een Belgische inrichting) of in de baten (die voortkomen uit een in België uitgeoefende werkzaamheid) van die belastingplichtigen.

Wanneer het door een natuurlijk persoon niet-inwoner overgedragen onroerend goed niet gebruikt wordt bij de uitoefening van een beroepsactiviteit in België, is geen enkele BV verschuldigd;

9° vergoedingen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van winst of van baten, zelfs indien ze op een vorige beroepswerkzaamheid betrekking hebben.

Voor alle nadere toelichtingen in verband met de vaststelling van die verschillende inkomsten en hun eventuele vrijstelling, wordt verwezen naar de commentaar op de art. 23, § 1, 24, 27, 30 tot 34, 36, 38 tot 40, 90, 171, 228 en 229, WIB 92.

VI. BIJZONDERE GEVALLEN

A. Bestuurders van schuldenaars van BV

270/6

Alle personen die geheel of ten dele, de leiding of het beheer van vennootschappen, verenigingen, instellingen of lichamen zonder rechtspersoonlijkheid waarnemen, moeten de verschuldigde BV in de Schatkist storten.

De beheerders van een VZW die tegelijkertijd mandatarissen zijn in de zin van art. 270, 1° van het WIB 92, en de personen die het beheer waarnemen van een vereniging in de zin van art. 86, van het uitvoeringsbesluit van het WIB 92, moeten persoonlijk overgaan tot de inhouding en de storting van de BV (Luik, 28.01.2005).

De beperkte draagwijdte van de tekst van art. 86 KB/WIB 1992 belet niet om de oprichter van de vennootschap aansprakelijk te stellen bij niet-doorstorting van de BV aan de Schatkist (Gent, 22.01.2008).

Art. 86 KB/WIB 92, legt enkel aan bedrijfsleiders van vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid de verplichting op om de BV die aan de bron verschuldigd is, aan de Schatkist door te storten. Die verplichting mag niet zonder meer worden uitgebreid tot bedrijfsleiders van vennootschappen met rechtspersoonlijkheid (die over een afgescheiden vermogen beschikken).

270/6.1

In geval van tekortkoming, door een vennootschap, een VZW die haar boekhouding moet voeren overeenkomstig de boekhoudwetgeving (zoals bedoeld in art. 17, § 3, van de wet van 27.06.1921 betreffende de VZW’s), een internationale vereniging zonder winstoogmerk of een stichting, aan haar verplichting tot het betalen van de BV, stelt art. 442quater, WIB 92, ten aanzien van de bestuurders een solidaire aansprakelijkheid in bij niet-betaling van de verschuldigde BV indien deze niet-betaling te wijten is aan een fout in de zin van art. 1382 van het Burgerlijk Wetboek (art. 442quater, WIB 92 en PV nr. 135, 29.04.2008, J. De Potter).

Bij herhaalde niet-betaling, voert de wet een vermoeden juris tantum in die een omkering van de bewijslast inhoudt. Zodoende komt het aan de bestuurder toe om in dergelijk geval de afwezigheid van een fout aan te tonen.

B. Bezoldigingen van bedrijfsleiders

270/6.2

Krachtens art. 270, 1°, WIB 92 en art. 87, 1°, KB/WIB 92, zijn de bezoldigingen – meer bepaald de vaste of veranderlijke tantièmes, zitpenningen, emolumenten en alle andere sommen, andere dan dividenden of terugbetalingen van eigen kosten van de vennootschap, toegekend door vennootschappen aan hun bedrijfsleiders – aan de BV onderworpen.

Verplichtingen wanneer een natuurlijk persoon de functie van bedrijfsleider uitoefent

Voor bezoldigingen die een onderneming uitbetaalt aan een bedrijfsleider moet de BV gestort worden binnen de 15 dagen na het einde van de maand van uitbetaling of toekenning. Het feit dat de bedrijfsleider voorafbetalingen doet, ontslaat de onderneming niet van die verplichting.

Die bezoldigingen moeten bovendien op een fiche 281.20 vermeld worden voor het jaar waarin de uitbetaling of toekenning gebeurde. Die fiche moet via Belcotax-on-web ingediend worden voor 1 maart van het jaar na het jaar van de toekenning of uitbetaling.

De sommen die de algemene vergadering bij de verdeling van de winst aan bedrijfsleiders toekent, worden beschouwd als betaald of toegekend op de datum waarop de bedrijfsleider effectief over het geld kan beschikken. Voor die sommen moet de BV gestort worden binnen de 15 dagen na het einde van de maand waarin die terbeschikkingstelling plaatsvindt. Er moet ook een fiche 281.20 opgemaakt worden voor het jaar waarin de terbeschikkingstelling gebeurt, en dus niet voor het boekjaar waarop het resultaat betrekking heeft.

Verplichtingen wanneer een Belgische rechtspersoon de functie van bedrijfsleider uitoefent

Voor vergoedingen toegekend aan Belgische rechtspersonen die een functie als bedrijfsleider uitoefenen moet de onderneming, bij gebrek aan een factuur, een fiche 281.50 opmaken (en geen fiche 281.20 die uitsluitend bedoeld is voor natuurlijke personen). In dat geval moet geen BV gestort worden.

Verplichtingen wanneer een rechtspersoon niet-inwoner de functie van bedrijfsleider uitoefent

Voor vergoedingen toegekend aan niet-inwoners (buitenlandse vennootschappen, verenigingen, instellingen of lichamen zonder rechtspersoonlijkheid met een rechtsvorm gelijkaardig aan het Belgisch recht) die een functie als bedrijfsleider uitoefenen in een Belgische vennootschap moet de onderneming een fiche 281.30 opmaken (en geen fiche 281.20 die uitsluitend bedoeld is voor natuurlijke personen). Voor die inkomsten moet wel BV gestort worden.

Controles

Uit controles door de FOD Financiën blijkt dat sommige ondernemingen geen BV storten voor de bezoldigingen die zij uitbetalen aan hun bedrijfsleiders.

Sinds het eerste trimester van 2014, voert de administratie verhoogde controleacties in deze materie uit en past ze systematisch de in de wetgeving voorziene sancties toe.

Afgestane bezoldigingen

270/6.3

Nochtans gebeurt het dat een bedrijfsleider genoodzaakt is om het geheel of een deel van zijn vergoedingen af te staan aan derden om zijn mandaat te behouden of te verwerven.

In welbepaalde gevallen en op verzoek van de betrokkenen wordt aanvaard dat de afgestane bezoldigingen niet moeten worden aangegeven, voor zover de ontvangen bezoldigingen in hun geheel, rechtstreeks en voorafgaandelijk contractueel worden afgestaan. Dit verzoek is onherroepelijk. In dit uitzonderlijk geval moeten die afgestane bezoldigingen niet aan de BV worden onderworpen en moeten zij evenmin op de individuele fiches nr. 281.20 worden vermeld.

Die afstand van sommen door bedrijfsleiders moet door individuele fiches 281.50 worden verantwoord en dienen steeds ten name van de verkrijgende rechtspersoon als een verwezenlijkte winst te worden beschouwd.

Indien niet aan al de voormelde voorwaarden is voldaan, is de volledige bezoldiging belastbaar ten name van de bedrijfsleider en derhalve aan de BV onderworpen. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de bezoldigingen slechts gedeeltelijk worden afgestaan, of indien de contractuele verplichting tot afstand van de bezoldiging niet voorafgaat aan de toekenning van de bezoldiging.

In het geval voorafgaandelijk contractueel wordt bepaald dat het geheel van de bezoldigingen verplicht moet worden geweigerd door de bedrijfsleider en dit ook daadwerkelijk gebeurt (de vennootschap in kwestie betaalt dus geen vergoeding voor het betreffende mandaat), kan er uiteraard geen sprake zijn van een toekenning of betaling van bezoldigingen bij de bedrijfsleider, zodat deze noch belastbaar, noch onderworpen zijn aan de BV.

Zie ook: circulaire nr. Ci.RH.244/599.047 (AOIF Nr. 41/2009) d.d. 18.08.2009; PV nr. 133, Pieters, 25.11.1999, Vragen en Antwoorden, Kamer, 1999-2000, nr. 29, p. 3434-3437.

C. Seizoenexploitaties

270/7

De bazen, meesterwerklieden, vormers of ploegbazen, die tegen een forfaitaire prijs werken uitvoeren onder de verplichting op hun kosten het vereiste handwerk en soms het nodige gereedschap te leveren, moeten als werklieden worden beschouwd wanneer er ontegensprekelijk een band van ondergeschiktheid bestaat tussen de werkkrachten en de personen die hen aanwerven. In dit geval zijn het die personen die de BV moeten inhouden op de lonen van bedoelde meesterwerklieden, vormers of ploegbazen en op bezoldigingen van de werklieden die de aldus samengestelde groep vormen (zie ook de commentaar op art. 23, WIB 92).

D. Arbeiders van de bouwsector: weerverlet- en getrouwheidszegels

270/8

Weerverletzegels bestaan uit een vergoeding ter compensatie van de helft van het loon van de werkman, die op het ogenblik dat hij zich naar het werk begeeft, geschikt is om te werken en die, op het ogenblik dat hij zich op de bouwplaats aanbiedt, vaststelt dat hij zijn normale arbeidstaak kan aanvatten, maar die, buiten het geval van staking, wegens het slechte weer, de arbeid waaraan hij bezig was, niet kan verder zetten.

Deze vergoeding wordt beschouwd als een vergoeding tot herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen.

Getrouwheidszegels bestaan uit een premie dat het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Werklieden uit het Bouwbedrijf toekent aan bouwvakkers; het betreft 9 % van het bruto loon uitgekeerd door één of meerdere bouwondernemingen in de loop van het refertejaar (tussen 1 juli en 30 juni van het daaropvolgende jaar). Het is een eigenlijke bezoldiging.

Die vergoeding en die premie zijn niet aan de BV onderworpen.

De werkgever moet de toekenning van die vergoeding en van die premie evenwel vermelden op de individuele loonfiches 281.10.

E. Mobiliteitsvergoeding toegekend aan bepaalde werknemers

270/9

De mobiliteitsvergoeding toegekend aan werknemers wiens plaats van tewerkstelling zich ten minste 5 km van de woonplaats bevindt, moet - in de mate dat zij niet hoger is dan het bedrag verschuldigd tot uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst – in principe slechts voor 50 % als een belastbare bezoldiging worden aangemerkt wanneer ze is betaald bij toepassing van een forfaitaire regeling van terugbetaling van verplaatsingskosten in gebruik in bedrijfstakken waar de werkplaats niet vast bepaald is, in zoverre volgende voorwaarden zijn vervuld:

1. de forfaitaire regeling van terugbetaling en de vergoedingen die zij bepaalt, moeten worden omschreven bij collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in de schoot van een paritair orgaan en algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit;
2. het bedrag van de vergoeding mag de som van 0,1316 euro per kilometer afstand tussen de woonplaats en de werkplaats, te berekenen op de afstand heen en terug, niet overschrijden.

Het niet-belastbare gedeelte dat wordt geacht overeen te stemmen met eigen kosten van de werkgever mag evenwel niet lager zijn dan 12,39 euro per effectief gepresteerde maand. Elke fractie van een maand wordt voor een volle maand geteld.

De ondernemingen van de bouwsector mogen zich ervan onthouden de BV in te houden op het belastbare gedeelte. Ze moeten evenwel de toekenning van deze vergoeding als volgt op de fiche 281.10 vermelden :

- "Mobiliteitsvergoedingen” en het totaal betaalde of toegekende bedrag achter het “Vak 26. DIVERSE INLICHTINGEN: b) Eigen kosten van de werkgever” (fiche 281.10, model 2015);

- het belastbare gedeelte van de vergoeding (in principe 50% van het totaal betaalde of toegekende bedrag) tegenover de rubriek "gewone bezoldigingen" in vak 9, a, van de fiche 281.10 (fiche 281.10, model 2015).

F. Huisarbeiders

270/10

De werkgevers die huisarbeiders tewerkstellen zijn, onder voorbehoud van het recht van inhouding, verplicht de BV in verband met deze bezoldigingen in de Schatkist te storten, zoals voor elke andere arbeider krachtens de wet van 06.12.1996 (BS 24.12.1996) (zie ook de commentaar op art. 23, WIB 92).

De vergoeding als terugbetaling van kosten die verbonden zijn aan de huisarbeid vastgelegd in een CAO of bij ontstentenis, forfaitair op 10 %, en die wordt uitbetaald of toegekend krachtens de wet van 06.12.1996 betreffende de huisarbeid, moet niet opgenomen worden onder de belastbare inkomsten (zie punt 28, pagina 63 van het Bericht aan de werkgevers en aan de andere schuldenaars van aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen inkomsten (inkomsten 2014 of 2015)).

Bovenstaande bepalingen zijn evenwel niet van toepassing op de aannemers van werk tegen maakloon (zie ook de commentaar op art. 23, WIB 92) die voor verschillende huizen of zelfs voor particulieren werken, zonder dat tussen de betrokkenen een band van ondergeschiktheid bestaat zoals tussen werkgever en werknemer.

Huisarbeiders die helpers bezigen, moeten op hun beurt de BV op het loon van deze laatsten storten.

G.

270/11

(…)

H. Sportbeoefenaars, scheidsrechters, opleiders, trainers en begeleiders

270/12

Sportbeoefenaars rijksinwoners

Wat de rijksinwoners betreft, worden de inkomsten die sportbeoefenaars, scheidsrechters, opleiders, trainers en begeleiders voor hun sportieve activiteiten, hun activiteiten als scheidsrechter tijdens sportwedstrijden of hun opleidende, omkaderende of ondersteunende activiteit ten behoeve van de sportbeoefenaars tijdens het belastbaar tijdperk verkrijgen, aan de BV onderworpen.

2 bijzondere stelsels zijn van toepassing voor:

a) bezoldigingen als bedoeld in artikel 30, 1°, WIB 92, van sportbeoefenaars die op 1 januari van het aanslagjaar de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt doch jonger zijn dan 26 jaar (zoals bepaald in art. 171, 4°, j, WIB 92);
b) bezoldigingen als bedoeld in artikel 30,1°, WIB 92, van sportbeoefenaars die op 1 januari van het aanslagjaar de leeftijd van 26 jaar hebben bereikt, en van scheidsrechters, opleiders, trainers en begeleiders, op voorwaarde dat zij beroepsinkomsten uit een andere beroepsactiviteit verkrijgen waarvan het totaal bruto belastbaar bedrag meer bedraagt dan het totaal bruto belastbaar bedrag van de bezoldigingen die zij behalen uit het geheel van hun voornoemde activiteiten in de sportsector (zoals bepaald in artikel 171, 1°, i, WIB 92).

Sportbeoefenaars niet-inwoners

De inkomsten die persoonlijk zijn verkregen door niet-inwoners die in België persoonlijk een activiteit als sportbeoefenaar uitoefenen zijn aan de BV onderworpen.

Verschillende bijzondere stelsels zijn van toepassing naargelang de activiteit uitgeoefend wordt:

a) gedurende niet meer dan 30 dagen, te berekenen per tijdperk van 12 opeenvolgende maanden en per schuldenaar van de inkomsten;
b) gedurende meer dan 30 dagen, te berekenen per tijdperk van 12 opeenvolgende maanden en per schuldenaar van de inkomsten:

1. bezoldigingen als bedoeld in artikel 30, 1°, WIB 92, die persoonlijk zijn verkregen door sportbeoefenaars die op 1 januari van het aanslagjaar de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt doch jonger zijn dan 26 jaar;
2. beroepsinkomsten die persoonlijk zijn verkregen door sportbeoefenaars die op 1 januari van het aanslagjaar de leeftijd van 26 jaar hebben bereikt, op voorwaarde dat zij beroepsinkomsten, met uitzondering van de bezoldigingen van bedrijfsleiders, uit een andere beroepsactiviteit verkrijgen waarvan het totaal bruto belastbaar bedrag meer bedraagt dan het totaal bruto belastbaar bedrag van de beroepsinkomsten die zij behalen uit hun activiteit als sportbeoefenaar zoals bepaald in artikel 171, 1°, i, WIB 92;

c) inkomsten uit een in België persoonlijk verrichte activiteit als sportbeoefenaar, ongeacht de duur en toegekend aan een andere natuurlijke persoon of een rechtspersoon.

Scheidsrechters, opleiders, trainers en begeleiders niet-inwoners

Hun beroepsinkomsten zijn aan de BV onderworpen.

Een bijzonder stelsel is van toepassing voor hun beroepsinkomsten, met uitzondering van de bezoldigingen van bedrijfsleiders, op voorwaarde dat zij beroepsinkomsten uit een andere beroepsactiviteit verkrijgen waarvan het totaal bruto belastbaar bedrag meer bedraagt dan het totaal bruto belastbaar bedrag van de beroepsinkomsten die zij behalen uit het geheel van hun voornoemde activiteiten in de sportsector zoals bepaald in artikel 171, 1°, i, WIB 92.

Vrijstellingen voorzien in art. 275^6, WIB 92

De schuldenaars van de BV bedoeld in artikel 270, 1°, WIB 92, worden ervan vrijgesteld 70 % van die BV in de Schatkist te storten, d.w.z.:

1. de rijksinwoners onderworpen aan de PB;
2. de binnenlandse vennootschappen onderworpen aan de VenB en gelijkgestelde organismen;
3. de rechtspersonen onderworpen aan de RPB;
4. de niet-inwoners onderworpen aan de BNI en voor wie die inkomsten, waarop de BV verschuldigd is, kosten zijn die uitsluitend op de in België belastbare beroepsinkomsten drukken,

die bezoldigingen als bedoeld in artikel 30, 1°, betalen of toekennen:

1. aan sportbeoefenaars die op 1 januari van het jaar dat volgt op dat waarin de vrijstelling wordt gevraagd, niet de leeftijd van 26 jaar hebben bereikt;
2. aan andere sportbeoefenaars, maar onder bepaalde voorwaarden.

Verwijzingen

Voor meer details over de BV die van toepassing is op de inkomsten van sportbeoefenaars, scheidsrechters, opleiders, trainers en begeleiders wordt verwezen naar 'Schalen en regels die van toepassing zijn om de bedrijfsvoorheffing vast te stellen die bij de bron verschuldigd is' gepubliceerd in Bijlage III van het KB/WIB 92.

Samenvattende overzichtstabellen zijn terug te vinden in de bijlagen 11 en volgende van de circulaire nr. Ci.RH.241/603.774 (AOIF Nr. 48/2010) d.d. 02.07.2010.

I. Niet-inwonende podiumkunstenaars en sportbeoefenaars

Begrippen

270/13

Het betreft de podiumkunstenaars of sportbeoefenaars die hun activiteiten uitoefenen in het kader van een contract van huur van werk (of aannemingscontract) en niet in het kader van een arbeidsovereenkomst.

Podiumkunstenaars: elke persoon die, alleen of in groep, deelneemt aan voorstellingen, vertoningen, vertolking van artistieke werken of er hoofdzakelijk, met een winstgevend doel, zijn talenten aan wijdt om het publiek te vermaken.

Zijn in het bijzonder als 'podiumkunstenaars' te beschouwen: toneelspelers en acteurs, muzikanten, zangers, dansers, imitators, circusartiesten en presentatoren of animatoren van vermakelijkheden.

Zijn daarentegen niet als 'podiumkunstenaars' te beschouwen: theater- en filmregisseurs, choreografen, decorbouwers, scenarioschrijvers en componisten, mannequins, journalisten belast met het presenteren van televisiejournaals of radiouitzendingen, enz.

Sportbeoefenaar: elke persoon die verwacht materieel voordeel te halen uit de beoefening van een sport, hetzij fysisch of verstandelijk. Maken bijgevolg zeker deel uit van de categorie van de 'sportbeoefenaars': atleten, voetballers, rugbyspelers, volleybalspelers of basketbalspelers, wielrenners, motorrijders, autopiloten, ruiters en jockeys, golf- en tennisspelers, turners, schaatsers, schaakspelers, enz.

Vanzelfsprekend uitgesloten van de definitie van 'sportbeoefenaars' zijn onder andere de technische directeurs en de trainers.

Bedoelde inkomsten

270/13.1

De inkomsten die voortkomen uit een door een niet-inwonende podiumkunstenaar of sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig in België verrichte werkzaamheid, zijn ongeacht de omstandigheden van de uitoefening van de activiteit (in dienstverband of als zelfstandige, geregeld of toevallig) en ongeacht aan wie de inkomsten worden betaald of toegekend (aan de podiumkunstenaar of sportbeoefenaar zelf of aan een derde), onderworpen aan de BV.

Uit de samenhang van de artikelen 270, 3°, WIB 92 en 228, § 2, 8°, WIB 92, volgt dat de inkomsten die, zonder bemiddeling van Belgische inrichtingen, voortkomen uit een in België door een niet-inwonende podiumkunstenaar of sportbeoefenaar uitgeoefende activiteit aan de BV onderworpen zijn, zelfs indien de inkomsten niet worden toegekend aan de betrokkene, maar aan een buitenlandse tussenpersoon (Cass., 09.01.2015).

Zijn alleen bedoeld de inkomsten direct verbonden met de publieke optredens, met uitsluiting van alle andere (auteursrechten van opnames, royalty's op afgeleide producten, deelname aan publicitaire spots, ... ).

Zijn eveneens uit te sluiten: de inkomsten, zelfs behaald uit publieke optredens, wanneer deze winsten vormen voortgebracht door toedoen van een vaste inrichting van een onderneming niet-inwoner die artistieke of sportieve diensten verleent aan een Belgische inrichter.

Bevrijdende BV aan 18 %

270/13.2

De BV wordt eenvormig vastgesteld op 18 % van het brutobedrag van de inkomsten, verminderd met een forfaitair bedrag aan kosten naargelang van de in België door de podiumkunstenaar gepresteerde dagen waarvoor hij wordt vergoed. Het aantal gepresteerde dagen dient evenwel per schuldenaar van BV voor elke podiumkunstenaar te worden beperkt tot 10 dagen per kalenderjaar. Deze bedragen zijn opgenomen in 'Schalen en regels die van toepassing zijn om de bedrijfsvoorheffing vast te stellen bij de bron verschuldigd' gepubliceerd in bijlage III van het KB/WIB 92 (tabel afdeling 6).

Die BV geldt als de definitief verschuldigde belasting op die inkomsten en de belastingplichtige moet die inkomsten bijgevolg niet meer in een aangifte in de belasting van niet-inwoners vermelden (zie art. 248, eerste lid, WIB 92). De belastingplichtige kan er evenwel voor opteren om die inkomsten wel in bovenvermelde aangifte aan te geven (zie art. 248, § 2, WIB 92).

Schuldenaars van de BV

270/13.3

De BV is verschuldigd door degenen die als schuldenaar, bewaarder, mandataris of tussenpersoon inkomsten van podiumkunstenaars of sportbeoefenaars betalen of toekennen of bij ontstentenis daarvan de organisator van de vertoningen of van de sportwedstrijden (overeenkomstig art. 270, 3°, WIB 92);

Indien hij meent een vrijstelling, voortvloeiend uit een dubbelbelastingverdrag, te kunnen genieten, moet de schuldenaar van de voorheffing de toepassing ervan bewijzen, wat in het bijzonder inhoudt dat verdrag te verduidelijken en afdoende gegevens te verschaffen inzake de woonplaats van de betreffende kunstenaars. De schuldenaar van de BV kan zich niet onttrekken de BV in te houden indien zij niet over bewijskrachtige gegevens beschikt (Luik, 02.05.2011).

J. Verzekeringsagenten-werknemers

270/14

Verzekeringsondernemingen, makelaars en andere verzekeringsagenten zijn de BV verschuldigd op de commissielonen die zij aan hun agenten betalen of toekennen, wanneer die commissielonen bezoldigingen zijn als bedoeld in de art. 30, 1° en 31, WIB 92 (zie de commentaar op art. 23, WIB 92).

K. Inkomsten bedoeld in art. 228, § 3, WIB 92, betaald of toegekend aan niet-inwoners

270/15

Deze materie heeft het onderwerp uitgemaakt van het 'Bericht aan de schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing die in artikel 228, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), bedoelde inkomsten betalen of toekennen aan niet-rijksinwoners', gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 23.07.2014, BS p. 55.254.

Deze bepaling wordt de 'vangnetbepaling' genoemd.

Schuldenaars van de BV

270/15.1

Zijn onderworpen aan de BV: zij die als schuldenaar, bewaarder, mandataris of tussenpersoon, de hierna bedoelde inkomsten betalen of toekennen.

Bedoelde inkomsten

270/15.2

De inkomsten bedoeld in art. 228, § 3, WIB 92, zijn de volgende winsten of baten, die voortkomen uit de levering van diensten:

1. de winst die niet door bemiddeling van een Belgische inrichting is opgebracht en die niet voortkomt uit:

a) de vervreemding of de verhuring van in België gelegen onroerende goederen, noch uit de vestiging of de overdracht van een recht van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten op dergelijke goederen;
b) in België gedane verrichtingen van buitenlandse verzekeraars die er gewoonlijk andere contracten dan herverzekeringscontracten inzamelen;
c) de hoedanigheid van vennoot in vennootschappen, samenwerkingsverbanden of verenigingen die krachtens art. 29, § 2, WIB 92, geacht worden verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid te zijn;
d) werkzaamheden uitgeoefend door een in art. 227, 2°, WIB 92, vermelde niet-inwoner in een Belgische inrichting waarover een andere in art. 227, 2°, WIB 92, vermelde niet-inwoner beschikt, of uit de uitoefening door die niet-inwoner van een opdracht of van functies in de zin van art. 32, eerste lid, 1°, WIB 92, in een binnenlandse vennootschap.

2. de baten die voortkomen uit een in het buitenland uitgeoefende werkzaamheid;
3. de winst (zoals hierboven in het eerste streepje onder a), b) en c) omschreven) en baten die betrekking hebben op een vorige zelfstandige beroepswerkzaamheid die in het buitenland werd uitgeoefend door de verkrijger of door de persoon van wie hij de rechtverkrijgende is.

Voormelde inkomsten zijn daarenboven slechts belastbaar indien:

1. die winst of baten ten laste zijn van:

a) een rijksinwoner;
b) een binnenlandse vennootschap of vereniging, instelling of lichaam met maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer in België;
c) de Belgische Staat, Gemeenschappen, Gewesten, provincies, agglomeraties, federaties van gemeenten en gemeenten;
d) een Belgische inrichting waarover een in art. 227 bedoelde niet-inwoner beschikt.

2. de winst of baten ingevolge een overeenkomst tot vermijden van dubbele belasting belastbaar zijn in België of, wanneer dergelijke overeenkomst niet van toepassing is, voor zover de belastingplichtige niet bewijst dat de inkomsten daadwerkelijk belast werden in de Staat waarvan hij inwoner is.

De BV is verschuldigd op de datum van de betaling of de toekenning van de betrokken inkomsten.

Bevrijdende BV of verrekening

270/15.3

De in art. 228, § 3, WIB 92, bedoelde inkomsten zijn belastbaar in de belasting van niet-inwoners.

De belasting is evenwel gelijk aan de verschuldigde voorheffing die op die inkomsten betrekking heeft. De verkrijger is dus niet verplicht deze inkomsten te vermelden in een aangifte in de belasting van niet-inwoners.

De niet-inwoners die dergelijke inkomsten verkrijgen kunnen er evenwel voor opteren om deze in een aangifte in de belasting van niet-inwoners aan te geven. Indien de belastingplichtige ervoor opteert om deze inkomsten te regulariseren via een aangifte, dient hij steeds alle in art. 228, § 3, WIB 92, bedoelde inkomsten te regulariseren.

De BV die op die inkomsten betrekking heeft, wordt bij de berekening van de verschuldigde belasting verrekend.

Afwezigheid van een overeenkomst

270/15.4

Wanneer er geen overeenkomst tot vermijden van dubbele belasting van toepassing is op de inkomsten bedoeld in art. 228, § 3, WIB 92, is er geen BV verschuldigd indien de verkrijger van de inkomsten bewijst dat de inkomsten daadwerkelijk belast werden in de Staat waarvan hij inwoner is.

Een inkomen is 'daadwerkelijk belast' wanneer het in de desbetreffende Staat aan de belasting onderworpen is en in die Staat geen enkele belastingvrijstelling geniet. De vorm van die inkomstenbelasting is van geen belang.

Het bewijs van de daadwerkelijke belasting dient te worden geleverd door de verkrijger van de inkomsten. Hoewel de bedrijfsvoorheffing verschuldigd is op de datum van de betaling of toekenning van het inkomen, kan de verkrijger op dat ogenblik echter niet aantonen dat het inkomen daadwerkelijk in zijn woonstaat werd belast, gezien de belastingheffing in de woonstaat normaliter slechts naderhand geschiedt.

Vanuit de zorg om de verkrijger van de inkomsten te helpen met de bewijslast die te zijnen laste valt, wordt in het stadium van de verschuldigde BV aanvaard dat de BV niet verschuldigd is wanneer aan de schuldenaar van de BV een verklaring wordt overgelegd, waarin de belastingautoriteit van de woonstaat van de verkrijger voor echt verklaart dat de gerechtigde een inwoner van de betreffende Staat is en in die Staat daadwerkelijk belast wordt of daadwerkelijk belast zal worden op de betrokken inkomsten.

Voor meer details wordt verwezen naar het Bericht van 23.07.2014, op.cit.

Grondslag en tarief van de BV

270/15.5

Sinds 01.03.2013 bedraagt de verschuldigde BV 33 % van de bedoelde inkomsten, na aftrek van een kostenforfait van 50 % van de bruto inkomsten.

Het bedrag van die voorheffing wordt evenwel beperkt tot het maximumbedrag aan bronheffing waarin het van toepassing zijnde dubbelbelastingverdrag voorziet.

Er is geen BV verschuldigd op de eerste schijf van 38.000 euro van de brutowinst of baten. Voormelde grens geldt per genieter, per jaar en dient door iedere schuldenaar afzonderlijk beoordeeld te worden.

L. Ambassadepersoneel

270/16

Krachtens art. 34 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 18.04.1961 en art. 49 van het Verdrag van Wenen inzake consulair verkeer van 24.04.1963, zijn de bezoldigingen van de geaccrediteerde personeelsleden van de ambassades en de consulaten in België niet belastbaar en evenmin onderworpen aan de BV.

Wanneer die instellingen zelf het initiatief nemen om, in het belang van hun personeelsleden, BV in te houden op hun bezoldigingen, zijn ze ertoe gehouden het geheel van de regels die van toepassing zijn inzake BV, na te leven.

M. Personeelsleden van de NAVO

270/17

De bezoldigingen en erelonen die de NAVO aan haar actieve ambtenaren (bedoeld in art. 17 van de Overeenkomst van 20.09.1951 inzake het statuut van de NAVO, de nationale vertegenwoordigers en het internationale personeel) uitbetaalt, zijn belastingvrij.

De uitzondering van de fiscale woonplaats is dus niet van toepassing op deze ambtenaren. Indien ze dus in België wonen, moeten ze derhalve belasting betalen op hun andere inkomsten, dus ook op de pensioenkapitalen die ze ontvangen van de NAVO.

Op dergelijke kapitalen moet BV worden ingehouden.

N. Europese Commissie

270/18

Krachtens art. 270, 1°, WIB 92, is de Europese Commissie in principe onderworpen aan de belasting der niet-inwoners voor de kantoren waarover zij in België beschikt (227/34). Nochtans geniet zij van vrijstelling op het gebied van de inkomstenbelastingen op grond van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, zoals gewijzigd door het Verdrag van Lissabon, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie van 17.12.2007, zodat de bezoldigingen die zij betaalt of toekent aan haar personeelsleden geen beroepskosten vormen in de zin van art. 237, WIB 92.

Daaruit volgt dat de Europese Commissie geen schuldenaar is van BV overeenkomstig art. 270, 1°, WIB 92.

Ze beschikt dus ook niet over het recht een voorheffing in te houden, zoals bedoeld in art. 272, eerste lid, 1°, WIB 92.

O. Het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen

270/19

Vergoedingen die door het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers en EGKS-vergoedingen die door toedoen van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening ten gevolge van de herstructurering of sluiting van een onderneming worden uitgekeerd na het verstrijken van het belastbare tijdperk waarop de vergoeding in werkelijkheid betrekking heeft, zijn afzonderlijk belastbaar overeenkomstig art. 171, 5°, d en e, WIB 92).

Deze vergoedingen zijn aan de BV onderworpen volgens de regels die van toepassing zijn op achterstallen.

Worden hier niet bedoeld:

- de periodieke bezoldigingen, exceptionele vergoedingen, vakantiegelden, eindejaarspremies, enz. die laattijdig door de werkgever of door de curator worden uitbetaald ingevolge de regels waaraan de vereffening van een faling is onderworpen en dit ongeacht of ze afkomstig zijn van de failliete massa of niet, bij voortduur volgens het gewone stelsel van aanslag (dus tegen de progressieve aanslagvoet) worden belast;

- de opzeggingsvergoedingen die, onder bepaalde voorwaarden, afzonderlijk belastbaar zijn overeenkomstig art. 171, 5°, a, WIB 92.

Voor meer details wordt verwezen naar de circulaire nr. Ci.RH.241/542.475 d.d. 21.09.2001.

Wanneer het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen gesubrogeerd is in de rechten van de werknemers (d.w.z. wanneer hij belast is met de recuperatie van de bezoldigingen t.a.v. de curator van de gefailleerde) is de curator niet gehouden tot inhouding van de BV verschuldigd op de betrokken bezoldigingen. In dit geval is het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen verplicht de BV in te houden bij de uitbetaling van de betrokken werknemers.

P. Prijzen en subsidies

270/20

De prijzen en subsidies, renten en pensioenen bedoeld in art. 90, 2°, WIB 92, zijn alleen onderworpen aan de BV overeenkomstig art 270 en 271, WIB 92 en 87, 1°, 3° en 5°, b, KB/WIB 92, wanneer de schuldenaar een Belgische openbare macht of openbare instelling zonder winstoogmerken is en wanneer het gaat om:

- bezoldigingen, pensioenen of renten vermeld in artikel 23, § 1, 4° en 5°, WIB 92;

- diverse inkomsten vermeld in artikel 90, 2°, WIB 92;

- baten vermeld in artikel 23, § 1, 2°, WIB 92, die in België aan niet-inwoners zijn toegekend.

Q. Meewerkende echtgenoten

270/21

De bezoldigingen die worden toegekend aan de meewerkende echtgenoot op grond van art. 86, WIB 92, moeten niet onderworpen worden aan de BV. Alleen het regime van de voorafbetalingen is op deze bezoldigingen van toepassing.

R. Vergoedingen gestort op een geblokkeerde rekening

270/22

Als een werkgever de storting van de bezoldiging verricht op een geblokkeerde financiële rekening op naam van een werknemer, al dan niet minderjarig, dan voert hij een betaling van bezoldigingen uit in de zin van art. 273, 1°, WIB 92. Vanaf het ogenblik van de storting is hij BV verschuldigd. Het feit dat de financiële rekening tijdelijk geblokkeerd is, heeft daarop geen invloed.

S. Curatoren

270/23

Curatoren in faillissementen, vereffenaars van gerechtelijke akkoorden, vereffenaars van vennootschappen die schuldvorderingen met de aard van bezoldigingen van werknemers of van bedrijfsleiders moeten betalen, zijn aan de BV onderworpen.

Wanneer de curator de verdeling doet en aan de werknemers een bedrag uitbetaalt ingevolge een aangifte van schuldvordering voor de vergoeding verschuldigd ingevolge de beëindiging van de arbeidsovereenkomst moet hij zelf het deel van de verschuldigde BV berekenen, inhouden en in voorkomend geval aan de Staat storten, ook al heeft de Staat voor dat bedrag nog geen aangifte gedaan van schuldvordering (Cass., 21.01.2005)