Parlementaire vraag nr. 1071 van de heer Devlies van 11.04.2007

Mondelinge parlementaire vraag nr. 1071 van de heer Devlies dd. 11.04.2007


Beknopt Verslag, Kamercommissie Financiën, Com 1271, blz. 7-13

Voorafgaande beslissing - Belastingontwijking

VRAAG

Volgens de indieners van het voorstel van resolutie over de belastingparadijzen heeft België een aantal door de OESO voorgestelde maatregelen genomen om zijn belastingbasis te beschermen tegen schadelijke concurrentie. Zo werd de wet van 21 juni 2004 geprezen omdat het een art. 185 §2 opneemt in het Wetboek van Inkomstenbelastingen, artikel waardoor het at arm's length principle (ALP) wordt ingevoerd in het Belgisch fiscaal recht.

Nu krijg ik de indruk dat de indieners van de resolutie zich vooral verheugen om het eerste lid van art. 185 §2 en minder stilstaan bij de draagwijdte van het tweede lid. Paragraaf 2 laat zowel een opwaartse (eerste lid, a) als een neerwaartse (eerste lid, b) aanpassing toe van de winst van de binnenlandse vennootschap die deel uitmaakt van een multinationale groep. Deze winstaanpassingen moeten het gevolg zijn van winstverschuivingen binnen multinationals die het resultaat zijn van voorwaarden die tussen de binnenlandse vennootschap en de buitenlandse groepsvennootschap zijn overeengekomen of opgelegd en die afwijken van de voorwaarden die zouden overeengekomen worden tussen onafhankelijke vennootschappen.

Tot dusver beriep de Belgische fiscus zich op art. 26 WIB in geval van toekenning van abnormale voordelen door binnenlandse vennootschappen aan hun buitenlandse groepsvennootschappen. Ook op basis van de artikelen 54, 198, 11 en 344 §2 WIB kan de fiscus winstverschuivingen van binnenlandse vennootschappen naar buitenlandse groepsvennootschappen tegengaan.

Het Europees Arbitrageverdrag van 23 juli 1990, dat handelt over winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen gevestigd in Europese lidstaten, waarborgt de afschaffing van dubbele economische belasting binnen een strikt tijdskader.

Daarnaast is er artikel 9 van het Model Tax Treaty van de OESO, dat een verdragsstaat toelaat om, onder bepaalde voorwaarden, de winst van een onderneming gevestigd op haar grondgebied aan te passen. In de door België gesloten dubbelbelastingverdragen is tot dusver alleen de eerste paragraaf van artikel 9 opgenomen. Als blijkt dat een Belgische onderneming winst heeft laten afvloeien naar een verbonden onderneming in een andere verdragsstaat zonder het ALP toe te passen, dan kan België een opwaartse winstcorrectie toepassen op basis van het interne recht. Slechts in een beperkt aantal dubbelbelastingverdragen werd de tweede paragraaf van het artikel 9, dat in neerwaartse correcties voorziet, overgenomen.

Aangezien internationale verdragen primeren op intern recht, kan men vóór de invoering van artikel 185 §2 WIB deze verdragsbepalingen rechtstreeks toepassen en dus overgaan tot winstcorrecties. Wanneer een ander land overgaat tot een opwaartse winstaanpassing, zou België een neerwaartse correctie moeten doorvoeren en vice versa. Zo wordt dubbele belasting vermeden. De neerwaartse winstaanpassing is echter altijd een reactie op een tegenovergestelde aanpassing in een ander land: geen enkel land ziet immers graag belastbare winst verdwijnen naar het buitenland. Vandaar ook dat België in het verleden alleen de eerste paragraaf van het OESO-model heeft overgenomen in zijn dubbelbelastingverdragen.

De grote vernieuwing bestaat in de invoering van winstcorrecties bij voorafgaande beslissingen. Het is onbegrijpelijk dat de toepassing van het ALP bij de winstbepaling van een binnenlandse vennootschap door middel van opwaartse winstcorrecties, afhankelijk wordt gesteld van een vrijwillig aan te vragen voorafgaande beslissing. Weinig belastingplichtigen zullen bij de rulingcommissie een voorafgaande beslissing aanvragen om meer belastingen te 'mogen' betalen! Anderzijds merk ik wel dat de rulingcommissie gebruik maakt van art. 185, §2. Samen met gezaghebbende experts pleit ik voor de centralisatie bij één dienst van de neerwaartse winstaanpassingen. Alleen moet ik vaststellen dat niet alleen de rulingcommissie zich binnen de FOD Financiën bezighoudt met de verrekenprijzen, maar dat er ook een transversale werkgroep Verrekenprijzen bestaat en een controlecel Verrekenprijzen in de schoot van AOIF.

Om aan artikel 185 §2 toch een begrijpelijke uitleg te geven, wordt het artikel als volgt geformuleerd: "De neerwaartse winstaanpassing vindt toepassing bij voorafgaande beslissing". Die bepaling maakt het mogelijk dat Belgische vennootschappen die tot een multinational behoren, bij voorafgaande beslissing al zekerheid krijgen over een neerwaartse winstaanpassing vooraleer de betrokken verrichting fiscaal uitwerking heeft gehad.

De neerwaartse winstaanpassing gaat dus de opwaartse vooraf. Meer zelfs, het is niet eens zeker dat de opwaartse winstaanpassing bij de buitenlandse groepsvennootschap ook zal plaatsvinden. Het systeem blijft immers niet beperkt tot landen waarmee België een dubbelbelastingverdrag heeft of tot lidstaten van de EU.

Naar aanleiding van onze vragen over het dubbelbelastingverdrag met Macau verklaarde de heer Van der Maelen dat een zo goed mogelijke informatie-uitwisseling noodzakelijk is. Ik moet echter vaststellen dat een vennootschap in België bij voorafgaande beslissing een neerwaartse winstaanpassing zou kunnen verkrijgen, zonder dat België over enige informatie beschikt over een opwaartse belastingaanpassing in het buitenland. En dat systeem is ook perfect mogelijk als het over een belastingparadijs gaat.

Veel multinationals gebruiken offshorebedrijven om belastingen te ontwijken. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Een Belgische vennootschap, die deel uitmaakt van een multinational, krijgt gratis het recht om een octrooi in België te gebruiken, terwijl het volgens het ALP daarvoor een vergoeding zou moeten betalen. De Belgische vennootschap zal dan aftrekbare kosten creëren, waardoor de belastbare winst in België daalt. Zij maakt die kosten echter niet zolang de buitenlandse administratie niet tot een opwaartse correctie overgaat en de verdragen België verplichten om een neerwaartse correctie toe te passen.

Nu zal de binnenlandse vennootschap echter bij voorafgaande beslissing wél de zekerheid krijgen dat zij de kosten van de Belgische winst kan aftrekken. Aangezien de groepsvennootschap niet in een land met verplichte informatie-uitwisseling gevestigd moet zijn, biedt de wet van 21 juni 2004 de multinationals toch wel mogelijkheden om belastingen te ontwijken. Laat de rulingcommissie haar beslissing afhangen van het feit dat de buitenlandse fiscus tot een opwaartse winstaanpassing zal overgaan of dat te weten kan komen?

Voorzitter: de heer Luc Gustin.

Kan een taxatieambtenaar al dan niet toepassing maken van art. 185 §2, eerste lid, a WIB of moet hij voor opwaartse winstcorrecties nog steeds een beroep doen op art. 26 WIB?

Wat is het nut van art. 185 §2, eerste lid, a WIB indien de opwaartse winstaanpassing afhankelijk wordt gemaakt van de aanvraag door de buitenlandse multinational?

Hoeveel voorafgaande beslissingen bij toepassing van opwaartse winstcorrecties werden er ontvankelijk verklaard in 2004, 2005 en 2006? Hoeveel waren dat er voor de neerwaartse correcties?

Hoe kan men bij voorafgaande beslissing een neerwaartse winstcorrectie toestaan aan een buitenlandse vennootschap, zonder dat de Belgische fiscus zeker is dat de buitenlandse fiscale administratie een opwaartse correctie zal toepassen? Is informatie-uitwisseling niet essentieel om te controleren of met de neerwaartse aanpassing er ook een opwaartse correspondeert?

Dient artikel 185 § 2 om fiscale buitenkansjes te scheppen in België?

Waarom werd het nodig geacht om bij de toepassing van ALP winstaanpassingen toe te wijzen aan de rulingcommissie, die immers geen deel uitmaakt van de belastingadministratie?

Voorzitter: de heer Luk Van Biesen.

ANTWOORD (van de heer Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën)

De toevoeging van een tweede paragraaf in artikel 185 van het WIB 92 zet een internationaal aanvaard aanslagprincipe in Belgisch recht om.

Wanneer ingevolge de toepassing van een niet correct verrekende prijs door een in België gevestigde vennootschap of inrichting een voordeel werd toegestaan aan een buitenlandse verbonden vennootschap, wordt dit aan de belastbare basis van de voordeelverstrekkende entiteit toegevoegd door het voordeel op te nemen bij de verworpen uitgaven. Deze praktijk bestond al. De taxatiediensten kunnen op basis van dit principe verder een dergelijke opwaartse correctie doorvoeren.

Over de toepassing van artikel 185, §2a werden geen voorafgaande beslissingen genomen. Over de toepassing van §2b werd een zevental beslissingen genomen en worden er vijf voorbereid.

Deze §2b viseert de situatie waarin een voorafgaande beslissing wordt verleend over een methodiek om te komen tot de vaststelling van een a t arm's length-winst, rekening houdend met de functies die zullen worden uitgeoefend, de risico's die zullen worden gedragen en de activa die zullen worden aangewend met betrekking tot activiteiten die in België nog geen gevolgen op fiscaal vlak hebben gehad. De winst die via de Belgische financiële rapportering van de multinationale groep in België aangetoond wordt en die de at arm's length-winst te boven gaat, moet niet in de Belgische fiscale winstbepaling worden opgenomen.

Het is niet de taak van de Belgische fiscus om te bepalen bij welke buitenlandse vennootschappen de meerwinst moet worden opgenomen. Het is daarom niet mogelijk om informatie uit te wisselen met buitenlandse belastingadministraties. Aan aanvragers van een voorafgaande beslissing wordt steeds om de nodige documentatie gevraagd. Hierbij moet het volstaan dat wordt aangetoond wat de at arm's length-vergoeding is waarop de Belgische belastingplichtige recht heeft om de meerwinst vrij te stellen van Belgische belastingen. Voor de Belgische fiscus heeft de vaststelling van de correcte buitenlandse winst weinig nut. Hetzelfde resultaat kan worden bereikt mits een verrekening die de juiste winst in België aantoont.

De mogelijkheid om de naleving van het aanslagprincipe grensoverschrijdend te controleren werd in de memorie van toelichting bij het wetsontwerp van 21 juni 2004 opgenomen. De FOD Financiën kan de nodige informatie verzamelen bij de betrokken vennootschappen of groepen om de correcte toepassing van het aanslagprincipe te controleren. De redenen waarom een afzonderlijke dienst Voorafgaande Beslissingen werd opgericht, werden aangehaald bij de bespreking van de wet en in de overwegingen bij het KB van 13 augustus 2004 ter oprichting van deze dienst.

CONCLUSIE (van de heer Devlies)

Met betrekking tot de opwaartse aanpassing bevestigt de minister dat de vroegere praktijk op basis van artikel 26 WIB wordt voortgezet. Hij zegt ook dat artikel 185 kan worden ingeroepen door de taxateur, maar dat is zijn interpretatie van de wet. De wet bepaalt uitdrukkelijk dat de opwaartse aanpassing dient te gebeuren via de dienst Voorafgaande Beslissingen. Met betrekking tot de neerwaartse winstcorrectie gaf de minister een verduidelijking bij de gevolgde procedure, maar het is wenselijk dat het Parlement de mogelijkheid krijgt de activiteiten van de rulingcommissie preciezer te volgen. Het jaarverslag is daarvoor te summier.