Commentaar van art. 337, WIB 92
Afdeling VI - Beroepsgeheim
Art. 337, WIB 92
337/0 | |
337/1-3 | |
337/1-2 | |
337/3 | |
III. MEDEDELING VAN INLICHTINGEN AAN ANDERE OVERHEIDSDIENSTEN | 337/4-11 |
337/4-7 | |
B. Overheidsdiensten waaraan inlichtingen mogen worden medegedeeld | 337/8-9 |
C. Verplichtingen van de diensten die fiscale inlichtingen ontvangen | 337/10-11 |
337/12-14 | |
337/12-13 | |
B. Strafzaken ten gevolge van overtredingen in belastingzaken | 337/14 |
V. MEDEDELING VAN INLICHTINGEN OF DOCUMENTEN AAN HET GERECHT | 337/15-17 |
VI. MEDEDELING VAN INLICHTINGEN AAN DE BELASTINGPLICHTIGE OF AAN DERDEN | 337/18-28 |
A. Mededeling van inlichtingen aan de belastingplichtige zelf | 337/18-21 |
337/22-28 | |
337/29 | |
337/30 |
Nummer 337/0
Art. 337. - Hij die, uit welken hoofde ook, optreedt bij de toepassing van de belastingwetten of die toegang heeft tot de ambtsvertrekken van de administratie der directe belastingen, is, buiten het uitoefenen van zijn ambt, verplicht tot de meest volstrekte geheimhouding aangaande alle zaken waarvan hij wegens de uitvoering van zijn opdracht kennis heeft.
De ambtenaren van de administratie der directe belastingen en van de administratie van het kadaster oefenen hun ambt uit wanneer zij aan andere administratieve diensten van de Staat, daaronder begrepen de parketten en de griffies van de hoven en van alle rechtsmachten, en aan de in artikel 329 bedoelde openbare instellingen of inrichtingen, inlichtingen verstrekken welke voor die diensten, instellingen of inrichtingen nodig zijn voor de hun opgedragen uitvoering van wettelijke of reglementaire bepalingen.
Personen die deel uitmaken van diensten waaraan de administratie der directe belastingen of administratie van het kadaster ingevolge het vorige lid inlichtingen van fiscale aard heeft verstrekt, zijn tot dezelfde geheimhouding verplicht en mogen de bekomen inlichtingen niet gebruiken buiten het kader van de wettelijke bepalingen voor de uitvoering waarvan zij zijn verstrekt.
De bepalingen van het derde lid zijn eveneens toepasselijk op de personen die behoren tot diensten waaraan ingevolge de controle georganiseerd ter uitvoering van de artikelen 320 en 321, inlichtingen van fiscale aard zouden worden verstrekt.
De ambtenaren van de administratie van het kadaster oefenen eveneens hun ambt uit wanneer zij inlichtingen, uittreksels of afschriften uit de kadastrale bescheiden verstrekken in uitvoering van de bepalingen van artikel 504, tweede en derde lid.
A. PERSONEN VERPLICHT TOT GEHEIMHOUDING
Nummer 337/1
Art. 337, WIB 92 legt met betrekking tot het fiscaal geheim een algemene verplichting op aan :
- personen die, in welke hoedanigheid ook, optreden bij de toepassing van de belastingwetten, dus de ambtenaren van de Administratie der directe belastingen;
- personen die -om welke reden ook- toegang hebben tot de kantoren van de Administratie der directe belastingen;
- personen die deel uitmaken van de diensten waaraan de Administratie der directe belastingen inlichtingen van fiscale aard verstrekt (zie 337/4 en volgende);
- personen die behoren tot de diensten die, ingevolge de ter uitvoering van de artikelen 320 en 321, WIB 92 georganiseerde controle, kennis kunnen hebben van inlichtingen van fiscale aard (zie 337/11).
Nummer 337/2
Het bij art. 337, WIB 92 ingestelde fiscaal geheim versterkt en preciseert voor de ambtenaren van de administratie de algemene plicht van discretie waartoe alle rijksambtenaren krachtens hun statuut zijn gehouden (art. 9, 2e lid, KB 2.10.1937).
B. DRAAGWIJDTE VAN HET FISCAAL GEHEIM
Nummer 337/3
De wettelijke verplichting het geheim te bewaren, geldt voor alles waarvan de tot het geheim gehouden personen kennis hebben, hetzij ingevolge de uitvoering van hun opdracht, hetzij doordat ze -om welke reden ook- toegang hebben tot de kantoren van de administratie.
Het fiscaal geheim is dus niet beperkt tot het bedrag van de belastbare inkomsten alleen. Het is toepasselijk op alle inlichtingen betreffende de belastingplichtigen, zowel inzake taxatie als inzake invordering.
III. MEDEDELING VAN INLICHTINGEN AAN ANDERE OVERHEIDSDIENSTEN
Nummer 337/4
De ambtenaren van de Administratie der directe belastingen oefenen hun ambt uit en zijn dienvolgens niet tot geheimhouding gehouden, wanneer zij aan andere diensten van de Staat, daaronder begrepen de parketten en de griffies van de hoven en van alle rechtsmachten, en aan de in artikel 329, WIB 92 bedoelde openbare instellingen en inrichtingen, inlichtingen verstrekken welke voor die diensten, instellingen of inrichtingen nodig zijn voor de hun opgedragen uitvoering van wettelijke of reglementaire bepalingen.
Nummer 337/5
Art. 337, 2e lid, WIB 92 heeft tot doel (Kamer, zitting 1975-1976, Parl.st. 879 - nr. 1, blz. 35) :
1° alle hinderpalen weg te ruimen voor een nauwere samenwerking tussen de belastingadministraties en de controlediensten van de andere ministeries en van de openbare instellingen en inrichtingen, op alle gebieden waar dat nuttig zou blijken niet alleen om de belastingontduiking maar ook om de overtredingen van niet-fiscale wetten of reglementen te bestrijden;
2° de mogelijkheid te scheppen om alle nuttige inlichtingen betreffende de fiscale toestand van belastingplichtigen, rechtstreeks, met mechanische middelen door te geven aan de administraties, openbare instellingen of inrichtingen belast met de uitvoering van wetten of reglementeringen die voordelen toekennen of lasten opleggen die variëren naar gelang van de belastbare inkomsten van de betrokkenen;
Nummer 337/6
De administratie mag dus inlichtingen mededelen aan andere overheidsdiensten zonder daartoe door de betrokken belastingplichtigen gemachtigd te zijn.
Nochtans zijn de inlichtingen die ze aldus mag mededelen, strikt beperkt tot die welke nodig zijn om de belanghebbende diensten in staat te stellen, de taken uit te voeren waarmee ze zijn belast (voor de verantwoordelijkheid van die diensten, zie 337/10).
Nummer 337/7
Art. 337, WIB 92 verplicht de Administratie der directe belastingen niet inlichtingen mede te delen, maar geeft haar enkel die mogelijkheid. Tenzij een wettelijke bepaling of een uitdrukkelijke reglementering bestaat, oordeelt de Administratie der directe belastingen derhalve zelf -rekening houdend met de praktische mogelijkheden van haar diensten- over de aangelegenheden waarvoor ze optreedt.
B. OVERHEIDSDIENSTEN WAARAAN INLICHTINGEN MOGEN WORDEN MEDEGEDEELD
Nummer 337/8
De diensten waaraan de ambtenaren van de Administratie der directe belastingen binnen de uitoefening van hun ambt inlichtingen mogen mededelen, zijn :
- de administratieve diensten van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten;
- de parketten en griffies van de hoven, rechtbanken en van alle rechtsmachten (zie 327/13);
- de openbare instellingen en inrichtingen beoogd in art. 329, WIB 92 (zie de commentaar op dat artikel).
Nummer 337/9
De administraties van de provincies, van de Brusselse agglomeratie en van de gemeenten worden niet genoemd in art. 337, WIB 92, hetgeen met zich brengt dat de ambtenaren van de Administratie der directe belastingen, binnen de uitoefening van hun ambt, hun geen fiscale inlichtingen mogen verstrekken die bestemd zijn voor de toepassing van de provincie-, agglomeratie- of gemeentereglementen.
Wanneer die administraties betrokken zijn bij de toepassing van een wetgeving of van een nationale reglementering van decreten, verordeningen of besluiten van de Gemeenschaps- en Gewestinstellingen (bv. de provincies inzake studietoelagen of de gemeenten inzake militaire dienst -uitstel of vrijlating op morele grond), mogen de ambtenaren van de Administratie der directe belastingen niettemin hun de inlichtingen mededelen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van die wetgevingen of reglementeringen, decreten, verordeningen of besluiten. Vanzelfsprekend mogen die inlichtingen in geen geval worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarvoor ze werden verstrekt (zie 337/10).
C. VERPLICHTINGEN VAN DE DIENSTEN DIE FISCALE INLICHTINGEN ONTVANGEN
Nummer 337/10
De overheidsdiensten die van de Administratie der directe belastingen fiscale inlichtingen krijgen :
- mogen die inlichtingen niet gebruiken buiten het kader van de toepassing van de wettelijke bepalingen waarvoor ze werden verstrekt;
- moeten ten aanzien van die inlichtingen de strengste zwijgplicht in acht nemen, op straffe van dezelfde sancties als die welke gelden voor misdrijven inzake geheimhouding die door de ambtenaren van de Administratie der directe belastingen worden begaan (zie 337/30).
Nummer 337/11
Art. 337, 4e lid, WIB 92, bepaalt uitdrukkelijk dat de bepalingen met betrekking tot het fiscaal geheim eveneens van toepassing zijn op de personen die behoren tot de diensten die kennis hebben van fiscale inlichtingen ingevolge de controle georganiseerd ter uitvoering van de artikelen 320 en 321, WIB 92.
Die bepaling is inzonderheid toepasselijk op het personeel van de verzekeringsinstellingen inzake ziekteverzekering, wat de inlichtingen met betrekking tot de fiscale toestand betreft van de beoefenaars van medische of paramedische beroepen waarvan zij onrechtstreeks kennis kunnen hebben ingevolge het ingevoerde controlestelsel (getuigschriften voor verstrekte hulp).
Nummer 337/12
Zo de ambtenaren van de Administratie der directe belastingen dan al binnen de uitoefening van hun ambt inlichtingen mogen mededelen aan de parketten en de griffies van hoven en rechtbanken (zie 337/8), wat wanneer zij worden opgeroepen om in rechte getuigenis af te leggen ?
Nummer 337/13
In beginsel mag hij die wordt opgeroepen om in rechte getuigenis af te leggen over een feit dat wordt gedekt door het beroepsgeheim, dat geheim verbreken indien hij oordeelt zulks te moeten doen; hij kan niet tot spreken worden gedwongen, indien hij meent het geheim te moeten bewaren (Cass., 22.3.1888, Pas. 1888, 1, 129 en 15.3.1948, De Groodt en cons., Pas. 1948, I, 169).
Het geheim mag derhalve worden bekendgemaakt voor een overheid die door de wet aangesteld is voor de rechtsbedeling, d.w.z. voor een rechter. De aard van de rechtsmacht voor welke de getuige wordt gehoord is daarbij zonder belang; of het gaat om een getuigenis voor een criminele, correctionele of politierechtsmacht, voor een burgerlijke, handels-, militaire of andere rechtbank, voor de arbeidsrechtbanken, voor een onderzoeksrechter of, in geval van op heterdaad ontdekte misdaad, voor een procureur des Konings, de toestand blijft dezelfde (zie De Busschere "Quelques mots sur le secret professionnel", Ann. de la Soc. de Médéc. lég. de Belgique, 1902, aangehaald door Pandectes belges, V° Secret professionnel, nr. 122).
Het zwijgrecht hoort evenwel niet aan de ambtenaar zelf toe, ongeacht zijn graad. Dat recht hoort in feite aan de administratie toe en alleen het hoofd van die administratie mag van dat recht vrij gebruik maken. Zolang hij van zijn meerdere geen toestemming tot spreken heeft gekregen, moet de ambtenaar zwijgen en zich op het beroepsgeheim beroepen. M.a.w., hij beschikt niet zelf over het zwijgrecht; zijn recht is slechts betrekkelijk (ibid. 164).
Derhalve moet in dergelijke gevallen de toestemming tot spreken worden gevraagd aan het Hoofdbestuur, behalve voor de strafzaken die het gevolg zijn van overtredingen in belastingzaken (zie 337/14).
B. STRAFZAKEN TEN GEVOLGE VAN OVERTREDINGEN IN BELASTINGZAKEN
Nummer 337/14
De ambtenaren die in fiscale strafzaken worden geroepen om getuigenis in rechte af te leggen, zijn ontheven van de zwijgplicht. Het is immers niet denkbaar dat een belastingambtenaar die in dergelijke zaken -door het Openbaar Ministerie of door de beklaagde- zou zijn gedagvaard als getuige voor de correctionele rechtbank niet zou verschijnen noch dat hij zich zou verschuilen achter het beroepsgeheim en weigeren te spreken.
Indien evenwel blijkt dat men, in feite, in de vorm van een getuigenis in rechte beoogt een beroep te doen op de ambtenaar als expert, d.w.z. om hem een technische toelichting te laten verstrekken vanuit de bijzondere kennis die hij door zijn vorming en beroepservaring bezit, kan en moet de ambtenaar ervan afzien een dergelijke toelichting te verstrekken, daarbij verwijzend naar de formele bepalingen van art. 463, WIB 92. De vraag of en in welke mate door een welbepaalde vraag om een getuigenis of in tegendeel om een inlichting als expert wordt verzocht, moet in het licht van de feitelijke omstandigheden voor ieder geval afzonderlijk worden beoordeeld.
V. MEDEDELING VAN INLICHTINGEN OF DOCUMENTEN AAN HET GERECHT
Nummer 337/15
De administratie mag het origineel of een eensluidend verklaard afschrift van een aangifte in de inkomstenbelastingen of een in het aanslagdossier voorkomend document bij het dossier van de rechtspleging voegen, indien hij daartoe :
- door een rechter werd verzocht, overeenkomstig art. 878, Ger.W;
- of door een rechter werd bevolen, overeenkomstig de art. 877 of 1253quinquies, Ger.W;
- of door een vonnis werd verplicht (zie art. 879, Ger.W);
- of uitdrukkelijk door de betrokken belastingplichtige werd gemachtigd.
Het verzoek van de rechter en het vonnis worden aan de bevoegde ambtenaar, bij gerechtsbrief, ter kennis gebracht (zie art. 878 en 880, Ger.W). De gerechtsbrief wordt aangetekend verzonden, met ontvangstmelding, en door de postdienst aan de geadresseerde ter hand gesteld aan zijn woonplaats of, in voorkomend geval, aan het politiecommissariaat, aan de burgemeester, aan een schepen of aan de ambtenaar die daartoe de opdracht heeft (art. 46, Ger.W).
De loutere aanstelling als deskundige door de rechtbank, machtigt die deskundige niet om vertrouwelijke inlichtingen of documenten te eisen.
Nummer 337/16
Overeenkomstig art. 337, 2e lid, WIB 92 s de Administratie der directe belastingen van het beroepsgeheim ontheven ten opzichte van de parketten van alle rechtsmachten :
- militaire (krijgsauditeur);
- van arbeid (arbeidsauditeur);
- van gemeen recht (procureur des Konings).
Dat betekent dat ter zake van de door de procureurs des Konings geleide opsporingen en vervolgingen (art. 22, Wetboek van Strafvordering), alle inlichtingen mogen worden verstrekt aan de procureurs des Konings zelf of aan de officieren van de gerechtelijke politie die op bevel van deze laatsten een informatieopdracht uitvoeren (art. 52, Wetboek van Strafvordering).
De officieren van de gerechtelijke politie dienen evenwel het bewijs van die opdracht te leveren. Ter zake volstaat de loutere legitimatie als lid van de gerechtelijke politie niet.
Nummer 337/17
De belastingambtenaren blijven eveneens in de uitoefening van hun ambt, wanneer ze aan de onderzoeksrechter, die door de procureur des Konings om een onderzoek werd gevorderd, inlichtingen verstrekken die hij nodig heeft voor het leiden van zijn strafonderzoek.
Er wordt aan herinnerd dat die magistraat in strafzaken handelt in een dubbele hoedanigheid, namelijk als rechter en als lid van de gerechtelijke politie.
Hierbij zij opgemerkt dat :
- volgens de bewoordingen van art. 4, W 3.5.1880 op de parlementsenquêtes, "de door het Wetboek van Strafvordering aan de onderzoeksrechter verleende macht toebehoort aan de Kamer of aan de Onderzoekscommissie, alsook aan haar voorzitter";
- de voorzitter van het Hof van Assisen over soortgelijke machten als die van een onderzoeksrechter beschikt, wanneer hij tijdens de procedure tussen het arrest van verwijzing en de opening van de debatten tot een aanvullend onderzoek overgaat;
- in de gevallen van betrapping op heterdaad, wanneer het feit kan aanleiding geven tot een criminele straf (op heterdaad ontdekte misdaad), de procureur des Konings de bevoegdheden uitoefent van de onderzoeksrechter (art. 32 tot 40 en 49, Wetboek van Strafvordering).
VI. MEDEDELING VAN INLICHTINGEN AAN DE BELASTINGPLICHTIGE OF AAN DERDEN
A. MEDEDELING VAN INLICHTINGEN AAN DE BELASTINGPLICHTIGE ZELF
Nummer 337/18
Ten aanzien van de belastingplichtige zelf rijst het probleem van het fiscaal geheim niet.
Ten einde zich zoveel mogelijk te kunnen wijden aan haar essentiële taak, met name de vestiging en de invordering van de belastingen, heeft de administratie nochtans beslist (behalve in de gevallen waarvan sprake is in 337/19) :
a) aan de belastingplichtige geen afschriften te geven van bescheiden uit zijn aanslagdossier;
b) niet toe te staan dat de belastingplichtige kennis neemt van zijn aanslagdossier tenzij in uitzonderlijke gevallen en, zelfs in die gevallen, hem enkel kennis te laten nemen van de bescheiden die van hem uitgaan of die aan hem zijn gericht.
1. Onderzoek van een bezwaarschrift - Voorziening in beroep
Nummer 337/19
De belastingplichtige kan in de loop van het onderzoek van een bezwaarschrift inzage krijgen van de stukken in zijn dossier die betrekking hebben op de betwisting (zie art. 374, WIB 92).
In geval van voorziening in beroep biedt de mededeling van het aanslagdossier aan het Hof waarbij de voorziening werd ingediend de belastingplichtige de mogelijkheid, kennis te nemen van het dossier (PV nr. 38 van Cooreman, Bull.VA nr. 15, Senaat, zitting 1975-1976, blz. 666 - Bull. 538, blz. 582).
2. Inlichtingen bestemd voor sommige diensten of instellingen
Nummer 337/20
Om haar diensten in staat te stellen zich aan de uitvoering van hun eigenlijke taak te kunnen wijden, is de Administratie der directe belastingen genoodzaakt geweest het aantal aangelegenheden te beperken waarvoor zij fiscale inlichtingen verstrekt.
In beginsel verstrekt zij die inlichtingen rechtstreeks aan de diensten en de instellingen belast met de toepassing van de desbetreffende wetgevingen en reglementeringen, zonder dat de belastingplichtige daarbij wordt betrokken.
Nummer 337/21
Uitzonderingen :
1° Aangelegenheden waarvoor de getuigschriften bij de plaatselijke aanslagdiensten moeten worden aangevraagd.
- Getuigschriften bestemd voor buitenlandse openbare besturen en voor internationale en supranationale organisaties.
- Legitimatiekaarten voor handelsreizigers.
- Overdracht van apotheken.
- Schadeloosstelling van de slachtoffers van het Nationaal-socialisme.
-Sociale dienst van de EEG.
- Toelating tot dienstverlenende intellectuele beroepen.
- Toelating tot zekere handelsberoepen of ambachtelijke beroepen.
- Toepassing van de overeenkomsten tot het vermijden van dubbele belasting (indien bijzondere formulieren moeten worden gebruikt, moeten zij door de belanghebbenden worden ingevuld voordat ze aan de plaatselijke aanslagdienst worden gezonden).
- Vereffening van levensverzekeringscontracten waarvan de premies niet werden vrijgesteld.
De getuigschriften die voor deze aangelegenheden moeten dienen, worden door de plaatselijke aanslagdiensten uitgereikt op gewone aanvraag van de belanghebbende belastingplichtigen.
2° Aangelegenheden waarvoor de getuigschriften door middel van een bijzonder formulier moeten worden aangevraagd.
- Rechtszaken : rechtsbijstand (vermindering of vrijstelling van de kosten van rechtspleging), verdediging van de personen wier inkomsten ontoereikend zijn (vermindering of kosteloosheid van de kosten van een advocaat) en bewijs van het bedrag van de inkomsten voor een rechtbank (met uitsluiting van de getuigschriften bestemd om een minnelijke schikking mogelijk te maken).
De inkomstengetuigschriften die voor deze aangelegenheid moeten dienen, moeten worden aangevraagd door middel van bijzondere formulieren -nr. 276 C1 (Aanvraag)- die door de gemeentebesturen ter beschikking worden gesteld. De formulieren moeten door de aanvragers worden ingevuld en toegezonden aan de Mechanografische dienst waarvan het adres op de keerzijde van de aanvraag is vermeld. De getuigschriften worden over de post naar de aanvragers gestuurd.
- Premies voor de investeringen bij installatie en premies voor de individuele huisvesting van jonge landbouwers en tuinders (de laatste premie wordt enkel in het Waalse gewest toegekend).
De inkomstengetuigschriften die voor deze aangelegenheden moeten dienen, moeten door het Ministerie van Landbouw aan de hand van speciale formulieren worden aangevraagd. Die formulieren moeten aan het Documentatiecentrum - Bedrijfsvoorheffing, Belliardstraat, 45 te 1040 Brussel worden geadresseerd.
3° Aangelegenheden waarvoor de getuigschriften of attesten bij de ontvangkantoren moeten worden aangevraagd.
- Beroepskaart voor buitenlanders.
- Bewijs te verstrekken inzake de betaling van de belastingen.
- Controle op de notariële boekhoudingen.
- Economische expansie.
- Erkenning van aannemers door het Ministerie van Verkeer en van Openbare bedrijven.
- Erkenning van interimkantoren (uitzendbureaus).
- Leningen (toestand van de ontlener inzake betaling van zijn belastingen).
- Opening van agentschappen voor weddenschappen op paardenwedrennen.
- Overschrijving of inschrijving van in het buitenland verleden akten.
- Tewerkstellingspremies in de kleine en middelgrote ondernemingen.
- Toepassing van de overeenkomsten tot het vermijden van dubbele belasting (bedrag van de in België door niet-inwoners betaalde belastingen).
De getuigschriften die voor deze aangelegenheden moeten dienen, worden door de plaatselijke ontvangkantoren uitgereikt op gewone aanvraag van de belanghebbende personen.
B. MEDEDELING VAN INLICHTINGEN AAN EEN DERDE
1. Mandataris van de belastingplichtige
Nummer 337/22
De inlichtingen die aan de belastingplichtigen zelf mogen worden verstrekt (zie 337/18 tot 21), mogen ook aan derden worden medegedeeld voor zover deze houder zijn van een bijzonder mandaat, d.w.z. van een geschreven volmacht.
Wanneer de inlichtingen nochtans namens en voor rekening van een belastingplichtige worden gevraagd door notarissen of door advocaten, mag er worden aangenomen dat er werkelijk een mandaat bestaat.
In die gevallen wordt van de notarissen of van de advocaten geen geschreven volmacht vereist. Het is voldoende dat zij in de door hen ondertekende stukken en documenten melding maken van hun hoedanigheid van mandataris van de belastingplichtige in wiens naam zij optreden. Hun status van notaris of advocaat is een waarborg dat zij handelen in het kader van hun beroepsverplichtingen.
Nummer 337/23
Er mogen, wel te verstaan, aan mandatarissen in geen geval meer inlichtingen worden gegeven dan de belastingplichtige zelf zou kunnen bekomen.
2. Echtgeno(o)t(e) van de belastingplichtige
Nummer 337/24
De algemene regel waarbij aan derden geen inlichtingen betreffende de fiscale toestand van een bepaalde belastingplichtige mogen worden medegedeeld vindt in principe eveneens toepassing wanneer die derde de echtgeno(o)t(e) is.
Nochtans, wanneer de aanslag overeenkomstig art. 126, WIB 92 is gevestigd op naam van beide echtgenoten kan ieder van hen kennis nemen van alle in het gemeenschappelijk aanslagbiljet vermelde elementen. Het beroepsgeheim blijft echter bestaan voor de andere inlichtingen; zo mogen geen inlichtingen met betrekking tot de beroepswerkzaamheid van de echtgeno(o)t(e) worden verstrekt (bv. het detail van de brutowinst of van de beroepskosten).
Wanneer de echtgenoten daarentegen feitelijk gescheiden zijn en de aanslagen afzonderlijk worden gevestigd krachtens art. 128, WIB 92, vindt het beroepsgeheim toepassing voor alle inlichtingen betreffende de echtgeno(o)t(e).
Wanneer aldus één van die feitelijk gescheiden levende echtgenoten o.m. met het oog op een vordering tot toekenning, verhoging, verlaging of afschaffing van onderhoudsuitkeringen inlichtingen nodig heeft betreffende de inkomsten van de andere echtgenoot en deze laatste die inlichtingen niet wenst te verstrekken, kan de rechter die over de zaak moet beslissen, bevelen hem de gegevens te verstrekken over de inkomsten en de schuldvorderingen van de echtgenoten (zie 337/15).
In geval van overlijden van de belastingplichtige, zie 337/27.
3. Curator van een gefailleerde belastingplichtige
Nummer 337/25
Het beroepsgeheim verzet er zich niet tegen dat inlichtingen betreffende de fiscale toestand van een gefailleerde belastingplichtige aan de curator van het faillissement worden medegedeeld, aangezien de curator bekleed is met een gerechtelijke lastgeving waardoor hij zowel de gefailleerde als de massa van de schuldeisers vertegenwoordigt (Luik, 7.6.1960, Henry, curator van het faillissement Hamal, Bull. 370, blz. 1916).
4. Vertegenwoordiger van een minderjarige, onbekwaamverklaarde of geïnterneerde belastingplichtige
Nummer 337/26
De inlichtingen betreffende minderjarige, onbekwaamverklaarde of geïnterneerde belastingplichtigen mogen alleen worden medegedeeld aan hun wettelijke vertegenwoordiger, d.w.z. hun voogd, voorlopige bewindvoerder of bijzondere voorlopige bewindvoerder.
5. Erfgenamen van de belastingplichtige
Nummer 337/27
De inlichtingen die in de belastingaangiften van een overleden belastingplichtige voorkomen, mogen aan de rechthebbende van zijn nalatenschap worden medegedeeld, die de saisine hebben of die in het bezit van de nalatenschap werden gesteld (zie art. 724, BW).
Die regel geldt voor ieder van de erfgenamen zodat, wanneer de mandataris van één hunner bv. een afschrift vraagt van de door de "de cujus" onderschreven aangifte, hij niet een door de mede-erfgenamen verleende volmacht hoeft over te leggen (PV van Lahaye en d'Haeseleer, Bull.VA, Kamer, zitting 1956-1957, blz. 1188-1189).
Na het overlijden van de belastingplichtige mogen inlichtingen betreffende zijn of haar inkomsten worden verstrekt aan de echtgeno(o)t(e), vermits deze laatste als wettige erfgenaam van rechtswege in het bezit treedt van de goederen, rechten en rechtsvorderingen van de overledene (art. 724 en 731 BW).
6. Onbeheerde nalatenschap
Nummer 337/28
Het beroepsgeheim verzet er zich niet tegen dat inlichtingen betreffende de fiscale toestand van een overleden belastingplichtige wiens nalatenschap als definitief of voorlopig onbeheerd moet worden beschouwd, zouden worden medegedeeld aan de curator of de voorlopige beheerder, mits de ontvangen lastgeving wordt aangetoond.
VII. MEDEDELING VAN KADASTRALE INLICHTINGEN
Nummer 337/29
De ambtenaren van de administratie van het kadaster oefenen hun ambt uit en zijn derhalve niet gehouden tot het beroepsgeheim, wanneer zij inlichtingen, uittreksels of afschriften uit de kadastrale bescheiden verstrekken ter uitvoering van de bepalingen van art. 504,2e en 3e lid, WIB 92.
Deze materie behoort tot de bevoegdheid van de administratie van het kadaster die als enige bevoegd is om uittreksels of afschriften uit de kadastrale bescheiden op te stellen of te verstrekken, overeenkomstig de door de Koning vastgestelde regels en tarieven.
Nummer 337/30
Wat de strafbepalingen betreft die op de schending van het fiscaal geheim van toepassing zijn, wordt verwezen naar de commentaar op art. 453, WIB 92.