Artikel 63^15, KB/WIB 92
Art. 63^15 is van toepassing op de werken uitgevoerd vanaf 01.01.2011 (art. 5 en 11, KB 15.06.2012 - B.S. 02.07.2012; Numac: 2011003280)
De uitgaven voor de beveiliging van woningen tegen inbraak worden in aanmerking genomen voor zover ze zijn opgenomen in één van de volgende categorieën:
a) de uitgaven betreffende de levering en de plaatsing van de volgende inbraakvertragende gevelelementen:
1° specifiek inbraakwerend glas;
2° beveiligingssystemen voor deuren, ramen, luiken, garagepoorten, lichtkoepels, dakvensters, keldergaten en hekken zoals veiligheidssloten, slotbeveiligingssystemen, grendelbeveilingssystemen en kierstandhouders;
3° gepantserde deuren en poorten;
b) de uitgaven betreffende de levering en de plaatsing van alarmsystemen en de componenten ervan, bedoeld in het artikel 1, § 4, van de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, en betreffende de kosten die gepaard gaan met het beheer van alarmen door een in het kader van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, vergunde alarmcentrale;
c) de uitgaven betreffende de levering en plaatsing van een camerasysteem uitgerust met een registratiesysteem.
De dienstverrichtingen betreffende de uitgaven vermeld in het eerste lid moeten worden verstrekt en gefactureerd aan de belastingplichtige.
Naast de voorwaarde bedoeld in het tweede lid, moeten de dienstverrichtingen betreffende de uitgaven vermeld in het eerste lid, b, worden uitgevoerd, wat de plaatsing van een alarmsysteem betreft, door een overeenkomstig de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid erkende beveiligingsonderneming, en moeten, wat het alarmbeheer betreft, deze dienstverrichtingen worden verzekerd door een in het kader van dezelfde wet vergunde alarmcentrale.