Commentaar van art. 353, WIB 92 (bijwerking)

Bijwerking van 01.01.2010

TITEL VII: VESTIGING EN INVORDERING VAN DE BELASTINGEN

HOOFDSTUK VI: AANSLAG

Afdeling I: Aanslagtermijnen

Art. 353, WIB 92

I. WETTEKST

Nummer 353/0

Art. 353. - De belasting met betrekking tot de inkomsten en de andere gegevens vermeld in de daartoe bestemde rubrieken van een aangifteformulier dat voldoet aan de vorm- en termijnvereisten van de artikelen 307 tot 311, wordt gevestigd binnen de in artikel 359 gestelde termijn, die evenwel niet korter mag zijn dan zes maanden vanaf de datum waarop de aangifte bij de dienst die op het formulier is vermeld is toegekomen.

In afwijking van het eerste lid mag de in artikel 359 gestelde termijn evenwel niet korter zijn dan zes maanden te rekenen vanaf de datum waarop het in artikel 306 bedoelde voorstel van vereenvoudigde aangifte aan de belastingplichtige is toegestuurd.

II. DOEL

Nummer 353/1

De termijnen -eventueel verlengd- waarover de belastingplichtigen krachtens de art. 308 tot 311, WIB 92, beschikken om geldig de bij deze artikelen voorgeschreven aangiften in te dienen, kunnen verstrijken weinige tijd vóór de in art. 359, WIB 92, bepaalde uiterste datum om de belasting te vestigen welke verschuldigd is op de in de daartoe bestemde rubrieken van de aangifteformulieren vermelde inkomsten en andere gegevens (30 juni van het jaar dat volgt op dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd).

Om te vermijden dat de Schatkist in de onmogelijkheid zou worden gesteld om die belasting te innen, bepaalt art. 353, WIB 92, dat de termijn voor het vestigen van de aanslag betreffende de inkomsten en de andere gegevens vermeld in de daartoe bestemde rubrieken van een geldige aangifte niet korter mag zijn dan zes maanden vanaf de datum waarop de aangifte bij de dienst die op het formulier is vermeld is toegekomen, of indien het om een voorstel van vereenvoudigde aangifte gaat, te rekenen vanaf de datum van verzending van dit voorstel.

III. VOORWAARDEN VEREIST OPDAT DE TERMIJN VAN ZES MAANDEN ZOU KUNNEN WORDEN TOEGEPAST

Nummer 353/2

Opdat de minimumtermijn van zes maanden zou kunnen worden toegepast, is vereist:

1° dat de inkomsten en de andere gegevens in de daartoe bestemde rubrieken van het aangifteformulier werden vermeld;

2° dat de aangifte voldoet aan de vormvereisten en werd ingediend binnen de wettelijke termijn, doch na 31 december van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd.

In het kader van de procedure van verzending van een voorstel van vereenvoudigde aangifte zal de minimumtermijn van zes maanden van toepassing zijn:

1° indien de belastingplichtige die het voorstel heeft ontvangen, binnen de vastgestelde termijn, aan de administratie elke onjuistheid of eventuele leemte in het voorstel van vereenvoudigde aangifte ter kennis heeft gebracht;

2° en indien dit voorstel werd verzonden na 31 december van het jaar waarnaar het aanslagjaar

wordt genoemd.

IV. VERSTRIJKEN VAN DE AANSLAGTERMIJN

Nummer 353/3

Voor de geldige aangiften verstrijkt de termijn voor het vestigen van de aanslag:

1° op 30 juni van het jaar dat volgt op dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd tenzij bij een uitdrukkelijke wetsbepaling een latere datum zou gesteld zijn om geldig de verrichtingen uit te voeren betreffende het vestigen van de belastingen in verband met een bepaald aanslagjaar (zie 359/3);

2° zes maanden na de datum waarop de aangifte bij de dienst die op het formulier is vermeld is toegekomen indien die termijn van zes maanden verstrijkt na de datum waarvan sprake sub 1°;

3° zes maanden na de datum van verzending van het voorstel van vereenvoudigde aangifte indien die termijn van zes maanden verstrijkt na de datum waarvan sprake sub 1°.

V. UITERSTE DATUM VOOR DE VESTIGING VAN DE AANSLAG

Nummer 353/4

De belasting is geldig ingekohierd op de laatste dag van de termijn en het is onverschillig dat de ontvanger de aanslagbiljetten slechts enkele dagen later verzendt (Cass., 4.6.1934, Van Elder Gebroeders, Pas. 1934, I, 296). Ter zake bepaalt de wet niet hoelang de periode tussen de datum van uitvoerbaarverklaring en de datum van verzending maximaal mag zijn (PV nr. 998, de Clippele, 29.3.1994, FisconetPlus).

Nummer 353/5

De datum van uitvoerbaarverklaring van het kohier en niet die van de uitreiking van het aanslagbiljet, is van belang om uit te maken of de belasting binnen de wettelijke termijn werd gevestigd (Luik, 9.12.1932, Bertrand, Bull. 66, blz. 45; Brussel, 28.3.1934, VGN "G. Pelgrims et fils", Bull. 82, blz. 35; Gent, 9.1.1934, Spoorweg Mechelen-Terneuzen, Bull. 80, blz. 21; Gent, 6.1.1937, Thuysbaert, Bull. 137, blz. 24; Cass. 25.3.1988, Pas. 1988, I, 902; Brussel, 21.5.2003, FisconetPlus; PV nr. 828, Anciaux, 3.2.1998, FisconetPlus).

VI. DE TERMIJNEN ZIJN VAN OPENBARE ORDE

Nummer 353/6

De aanslagtermijnen zijn van openbare orde; zij kunnen niet het voorwerp zijn van stuiting, afstand of overeenkomst vanwege de administratie, noch vanwege de belastingplichtige (Brussel, 9.1.1932, Leo Meert, Bull. 188, blz. 201; Cass. 24.5.1960, Pas. 1960, I, 1101; Cass. 10.12.1963, Pas. 1964, blz. 387; Luik, 22.12.1999, FisconetPlus).