Commentaar van art. 309, WIB 92 (bijwerking)
Bijwerking d.d. 01.12.2014
TITEL V: VESTIGING EN INVORDERING
HOOFDSTUK II: Aangifte
Afdeling I: Aangifte inzake personenbelasting, vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting en belasting van niet-inwoners
Art. 309, WIB 92
309/0 | |
309/1 | |
309/2-7 | |
309/2-4 | |
309/5-7 | |
309/8-11 |
I. WETTEKST
309/0
Art. 309. – De in artikel 305 beoogde belastingplichtigen waarvoor de gronden voor belastbaarheid zoals bedoeld in artikel 360, inzake personenbelasting of als niet-rijksinwoners inzake belasting van niet-inwoners, vóór 31 december zijn weggevallen, zijn eveneens gehouden aan de aanslagdienst waaronder zij ressorteren een aangifteformulier te vragen voor het gedeelte van het jaar waarvan die gronden aanwezig waren.
Dezelfde verplichting rust op de erfgenamen, algemene legatarissen of begiftigden van overleden belastingplichtigen.
In het geval van het eerste lid moet de aangifte bij de daarop vermelde dienst toekomen binnen drie maanden na de dag waarop de gronden van belastbaarheid zijn weggevallen; in het geval van het tweede lid is de termijn vijf maanden, te rekenen van de dag van het overlijden.
II. ALGEMEEN
309/1
Art. 309, WIB 92, voorziet in de aangifteplicht en -termijn voor de in art. 305 beoogde belastingplichtigen voor wie de gronden van belastbaarheid zoals bedoeld in artikel 360, WIB 92, tijdens het jaar zijn weggevallen.
III. TERMIJN VAN DRIE MAANDEN
A. Regels
309/2
Wanneer de gronden van belastbaarheid in de PB tijdens het jaar (vóór 31 december) zijn weggevallen doordat die persoon niet-inwoner wordt, moet deze belastingplichtige een aangifteformulier aanvragen voor het gedeelte van het jaar en de aangifte in de personenbelasting indienen binnen drie maanden na de dag waarop die persoon niet-inwoner is geworden.
309/3
Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de personen die tijdens het jaar hun hoedanigheid van niet- inwoner verliezen (voor zover het niet-inwoners betreft die inkomsten verkrijgen zoals bedoeld in art. 232, WIB 92, of die overeenkomstig art. 248, § 2 en 3, WIB 92, kiezen voor de optionele regularisatie) en rijksinwoner worden.
309/4
De aandacht wordt erop gevestigd dat art. 309, WIB 92, alleen de gevallen beoogt waarin door een natuurlijke persoon een speciale aangifte moet worden ingediend die verbonden is aan het aanslagjaar dat genoemd wordt naar het jaar waarin de aan te geven inkomsten zijn verkregen.
B. Voorbeelden
309/5
Een rijksinwoner gaat zich op 11.05.2014 definitief in het buitenland vestigen. Hij moet een speciale aangifte in de PB aanvragen waarin hij zijn inkomsten vermeldt van de periode 01.01.2014 tot 11.05.2014 en die hij uiterlijk op 11.08.2014 moet indienen.
309/6
Een niet-inwoner wordt op 13.03.2014 een rijksinwoner. Hij moet uiterlijk op 13.06.2014 een speciale aangifte in de BNI/nat.pers. indienen waarin hij zijn bezoldigingen vermeldt van de periode 01.01.2014 tot 13.03.2014. Voor de periode na 13.03.2014 is hij aan de PB onderworpen (zie commentaar op art. 227).
309/7
Wanneer een buitenlands kaderlid voor wie het bijzonder aanslagstelsel geldt (zie commentaar op art. 227), op 01.07.2014 vertrekt uit België en na zijn vertrek nog inkomsten behaalt zoals bedoeld in art. 232, WIB 92, of indien hij overeenkomstig art. 248, § 2 en 3, WIB 92, kiest voor de optionele regularisatie, moet hij een "gewone" aangifte in de BNI/nat.pers. indienen, waarin zijn inkomsten van het volledige jaar 2014 moeten worden vermeld.
IV. TERMIJN VAN VIJF MAANDEN
309/8
Naar analogie van art. 305, 2e lid, WIB 92 (zie 305/19 tot 22), legt art. 309, 2e lid, WIB 92, bij overlijden van de belastingplichtige, de verplichting op een speciale aangifte in te dienen die rust op zijn erfgenamen, algemene legatarissen of begiftigden.
Zij beschikken daartoe over een termijn van 5 maanden te rekenen vanaf de overlijdensdatum (zie ook 308/6).
309/9
De termijn van 5 maanden waarover de erfgenamen, enz. beschikken om de speciale aangifte in te dienen (zie 309/4) is van toepassing, zowel wanneer de belastingplichtige is overleden binnen de termijn van 3 maanden na het wegvallen van de gronden van belastbaarheid zoals bedoeld in art. 360, WIB 92, om een andere reden dan zijn overlijden, als wanneer dat overlijden zelf die gronden heeft doen wegvallen.
309/10
Er wordt nochtans aan herinnerd dat de voorwaarden om aan de PB onderworpen te zijn, na het overlijden van een rijksinwoner, die gedurende zijn leven enigerlei beroepswerkzaamheid had, meestal vervuld blijven (zie 3/99, Hof van Beroep te Brussel, 10.03.1994)).
309/11
Ter zake is gevonnist dat de voorwaarden om aan de PB onderworpen te zijn, na het overlijden van een rijksinwoner, vervuld blijven gedurende het of de belastba(a)r(e) tijdperk(en) waarin eventueel winst, baten of bezoldigingen zouden kunnen worden behaald of verkregen die betrekking hebben op de beroepswerkzaamheid van de overledene (Brussel, 10.03.1994, Nalatenschap D., Fiduciaire Berichten 1994, blz. 102).