Commentaar van art. 145^34, WIB 92 (bijwerking)

Bijwerking Com.IB 92 d.d. 02.05.2016

TITEL II: PERSONENBELASTING

HOOFDSTUK III: Berekening van de belasting

Afdeling I: Gewoon stelsel van aanslag

Belastingvermindering voor de bezoldigingen voor een huisbediende

Art. 145^34, WIB 92
(bijwerking tot en met W 08.05.2014)

WETTEKST

145^34/0

ALGEMEEN

145^34/1

Wie komt in aanmerking?

145^34/2

Welk percentage van de bezoldiging?

145^34/3

VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT DE WERKGEVER

Inschrijving als werkgever bij de RSZ

145^34/4

Vrijstelling van inschrijving voor occasionele arbeid

145^34/5

VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT DE HUISBEDIENDE

Definitie 'huisbediende'

145^34/7

Dienstboden

145^34/8

Huispersoneel

145^34/9

Zijn geen huisbedienden

145^34/10

Gerechtigd tot een uitkering als volledig werkloze of tot het leefloon

145^34/11

Gerechtigd tot een uitkering als volledig werkloze

145^34/12

Voorwaarden

145^34/13

Attest RVA

145^34/14

Gerechtigd tot het leefloon

145^34/15

Attest OCMW

145^34/16

Bijzonder geval

145^34/17

VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT DE BEZOLDIGING

Beperkt tot een bezoldiging

145^34/18

Onderworpen aan de sociale zekerheid

145^34/19

Minimumbedrag van de bezoldiging

145^34/20

Vervanging van de huisbediende

145^34/21

Toepassingsvoorbeelden

Voorbeeld 1

145^34/22

Voorbeeld 2

145^34/23

Voorbeeld 3

145^34/24

FORMALITEITEN EN BIJ DE AANGIFTE TE VOEGEN STUKKEN

145^34/25

Attest RVA of OCMW

145^34/26

Attest inschrijving als werkgever bij de RSZ

145^34/27

Wettekst

145^34/0

Er wordt een belastingvermindering verleend voor de bezoldigingen die in het belastbaar tijdperk werkelijk zijn betaald of toegekend aan een huisbediende, met inbegrip van de op die bezoldigingen wettelijk verschuldigde sociale bijdragen.

De belastingvermindering wordt verleend onder de volgende voorwaarden:

1° de bezoldigingen bedragen ten minste 2.450 EUR (basisbedrag) per belastbaar tijdperk en zijn aan het stelsel van de sociale zekerheid onderworpen;

2° bij zijn indiensttreding is de huisbediende sedert ten minste zes maanden gerechtigd tot een uitkering als volledig werkloze of tot het leefloon;

3° bij de indienstneming laat de belastingplichtige zich bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid als werkgever van huispersoneel inschrijven en de inschrijving is de eerste in die hoedanigheid sinds 1 januari 1980;

4° enkel de bezoldigingen van één huisbediende komen in aanmerking.

De in het tweede lid, 2° en 3°, vermelde voorwaarden zijn niet van toepassing wanneer de belastingplichtige op 1 juli 1986 reeds sedert ten minste één jaar een huisbediende in dienst had.

Na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst wordt de belastingvermindering voor de bezoldigingen van een huisbediende die voldoet aan de in het tweede lid, 2°, gestelde voorwaarde verder toegestaan ingeval de belastingplichtige binnen drie maanden een andere huisbediende in dienst neemt die aan dezelfde voorwaarden voldoet.

Het bedrag waarvoor de belastingvermindering wordt verleend, is gelijk aan 50 pct van de tijdens het belastbare tijdperk werkelijk betaalde of toegekende bezoldigingen en mag per belastbaar tijdperk niet meer bedragen dan 5.000 EUR (basisbedrag).

De belastingvermindering is gelijk aan 30 pct van het in aanmerking te nemen bedrag.

In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het overeenkomstig artikel 130 belaste inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de overeenkomstig artikel 130 belaste inkomens van de beide echtgenoten.

Algemeen

145^34/1

Belastingplichtigen, die tijdens het belastbaar tijdperk bezoldigingen hebben betaald of toegekend aan een huisbediende, hebben onder bepaalde voorwaarden en binnen bepaalde grenzen recht op een belastingvermindering.

Wie komt in aanmerking?

145^34/2

Enkel belastingplichtigen-natuurlijke personen die aan de personenbelasting of aan de BNI/nat.pers. onderworpen zijn, kunnen de belastingvermindering genieten indien ze aan de voorwaarden voldoen.

Welk percentage van de bezoldiging?

145^34/3

Het bedrag dat voor de belastingvermindering in aanmerking komt is gelijk aan 50 % van de tijdens het belastbare tijdperk werkelijk betaalde of toegekende bezoldigingen. Met bezoldigingen worden ook de op die bezoldigingen wettelijk verschuldigde sociale bijdragen bedoeld.

Het in aanmerking te nemen bedrag mag per belastbaar tijdperk niet meer bedragen dan 5.000 euro (7.530 geïndexeerd voor aj. 2015).

De belastingvermindering is gelijk aan 30 % van het in aanmerking te nemen bedrag.

De belastingplichtige moet in zijn aangifte steeds het werkelijk betaalde bedrag vermelden. De administratie past zelf de beperking toe.

In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het overeenkomstig artikel 130 belaste inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de overeenkomstig artikel 130 belaste inkomens van de beide echtgenoten.

Voorwaarden met betrekking tot de werkgever

Inschrijving als werkgever bij de RSZ

145^34/4

Om voor de belastingvermindering in aanmerking te komen moet de belastingplichtige die aan een huisbediende bezoldigingen betaalt zich bij de indienstneming van die bediende bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) inschrijven als werkgever van huispersoneel.

Die inschrijving moet bovendien de eerste zijn in die hoedanigheid sinds 01.01.1980, behalve indien de belastingplichtige op 01.07.1986 reeds sedert ten minste één jaar een huisbediende in dienst had (zie uitzondering nummer 145^34/17).

De belastingvermindering kan niet worden verleend indien de werkgever zich niet bij de RSZ heeft laten inschrijven of van inschrijving is vrijgesteld (zie hieronder).

Vrijstelling van inschrijving voor occasionele arbeid

145^34/5

Art. 16 van het KB van 28.11.1969 tot uitvoering van de wet van 27.06.1969 tot herziening van de besluitwet van 28.12.1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, bepaalt dat:

'De werknemers die occasionele arbeid verrichten, evenals de werkgevers uit hoofde van de tewerkstelling van die werknemers worden onttrokken aan de toepassing van de wet.'

Dit betekent dat de belastingplichtige die een werknemer in dienst heeft die occasionele arbeid verricht vrijgesteld is van inschrijving als werkgever van huispersoneel bij de RSZ. Occasionele arbeid is niet onderworpen aan de sociale zekerheid.

Vanaf 01.10.2014.

Volgens art. 1 van het KB van 13.07.2014 tot opheffing van de artikelen 5 en 18 en tot wijziging van artikel 16 van het KB van 28.11.1969 tot uitvoering van de wet van 27.06.1969 tot herziening van de besluitwet van 28.12.1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders:

Wordt beschouwd als occasionele arbeid, de activiteit of activiteiten verricht ten behoeve van het huishouden van de werkgever of zijn gezin, met uitzondering van manuele huishoudelijke activiteiten, voor zover de werknemer deze occasionele activiteiten binnen deze huishouding niet beroepsmatig en geregeld ontplooit en voor zover de activiteiten niet meer dan acht uur per week bij één of meerdere werkgevers bedragen.

Occasionele arbeid is bijvoorbeeld: babysitten, gezelschap houden van oudere mensen, boodschappen doen voor minder mobiele mensen, chauffeur zijn voor minder mobiele mensen. En dit voor zover deze activiteiten niet op professionele basis plaatsvinden maar slechts gelden als vriendendienst waarvoor eventueel een kleine vergoeding wordt betaald.

Prestaties van manuele huishoudelijke aard zijn vanaf 01.10.2014 steeds volledig onderworpen aan de sociale zekerheid en dit ongeacht het aantal uren dat worden gepresteerd! Dit betekent dat iedereen die in uitvoering van een arbeidsovereenkomst werk van manuele aard doet voor het huishouden van zijn werkgever (kuisen, wassen, strijken, …) steeds bij de RSZ moet worden aangegeven (zie nummer 145^34/17 en zie verslag aan de Koning van KB 13.07.2014, BS 28.07.2014, blz. 55916).

145^34/6

Wanneer de belastingplichtige verschillende huisbedienden tewerkstelt, is het op fiscaal gebied voldoende dat de inschrijving bij de RSZ alleen betrekking heeft op de persoon waarvoor die belastingplichtige de belastingvermindering vraagt.

Voorwaarden met betrekking tot de huisbediende

Definitie 'huisbediende'

145^34/7

Enkel de bezoldiging die betaald of toegekend wordt aan een 'huisbediende' komt in aanmerking voor de belastingvermindering.

De notie 'huisbediende' werd oorspronkelijk ontleend aan de definitie van huisbediende zoals bepaald in art. 2 van het KB nr. 483 van 22.12.1986 (BS 15.01.1987) tot vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgevers bij de indienstneming van dienstboden: 'de werknemer die in dienst is genomen om, tegen loon, onder het gezag van een werkgever, bedoeld bij artikel 1, § 3, hoofd of handarbeid uit te voeren binnen het onroerend goed, binnenshuis of buiten het huis, voor de privé-behoeften van de werkgever of van diens gezin'.

Voormeld KB werd opgeheven bij art. 23 van de wet van 24.04.2014 (BS 23.05.2014) houdende aanpassingen van de vermindering van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid ten gevolge van de 6de staatshervorming (BS 23.05.2014 - inwerkingtreding 01.01.2014).

Art. 13 en 14 van de wet van 24.04.2014 voegen de opgeheven vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgevers bij de indienstneming van dienstboden opnieuw in als een nieuwe 'doelgroepenvermindering' bij art. 353bis/11 van de programmawet (I) van 24.12.2002.

Sinds de inwerkingtreding van de wet op 01.01.2014, moet een onderscheid gemaakt worden tussen dienstboden enerzijds en huispersoneel anderzijds.

Dienstboden

145^34/8

Onder dienstboden wordt verstaan de werknemers die hoofdzakelijk tewerkgesteld zijn aan huishoudelijke arbeid van lichamelijke aard voor de behoeften van de huishouding van de werkgever of van zijn gezin.

Manuele prestaties van huishoudelijke aard zijn bijvoorbeeld wassen, strijken, poetsen, enz.

Wanneer een werknemer tegelijkertijd voor beroepsdoeleinden en voor privé-behoeften van de werkgever is tewerkgesteld en volgens de aangifte bij de RSZ onder een arbeidsovereenkomst voor dienstboden valt (d.w.z. hoofdzakelijk huishoudelijke handarbeid verricht), mag het gedeelte van de bezoldigingen van de betrokkene dat verband houdt met de werkzaamheden als dienstbode als een bezoldiging van huisbediende in de zin van art. 145^34, WIB 92, worden beschouwd, behalve indien zou blijken dat meer dan de helft van de bezoldigingen geen betrekking zou hebben op de activiteit als huisbediende.

Is geen dienstbode:

- de werknemer die in opdracht van een bedrijf de hierboven beschreven werkzaamheden verricht bij privégezinnen;

- de werknemer die deze prestaties verricht voor een leefgemeenschap waarvan de leden geen feitelijk gezin vormen (bv. een klooster);

- de werknemer die instaat voor het onderhoud van de gemeenschappelijke delen van een appartementsgebouw.

Huispersoneel

145^34/9

Onder huispersoneel wordt verstaan de werknemers die in dienst zijn genomen om, tegen loon, onder het gezag van een werkgever hoofd- of handarbeid uit te voeren binnen het onroerend goed, binnenshuis of buiten het huis, voor de privébehoeften van de werkgever of van diens gezin.

Het gaat in het bijzonder om de volgende 2 categorieën van werknemers:

- zij die voor het huishouden prestaties van intellectuele aard verrichten (zoals babysitting, gezelschap houden van oudere personen en boodschappen helpen doen of minder mobiele personen begeleiden);

- zij die voor het huishouden manuele prestaties verrichten die niet van huishoudelijke aard zijn (zoals klusjes uitvoeren, de tuin onderhouden).

Afhankelijk van de soort prestaties kan een huisbediende dus het statuut van dienstbode, van arbeider of van bediende hebben.

Zijn geen huisbedienden

145^34/10

Wie de vermelde werkzaamheden verricht voor een hotel, een familiepension, een religieuze gemeenschap, een rechtspersoon enz., is geenhuisbediende in de bovenstaande zin omdat die werkzaamheden niet voor de privé‑behoeften van de werkgever of van diens gezin worden uitgevoerd.

Uitgesloten zijn ook de kinderen van de belastingplichtige zelf.

Gerechtigd tot een uitkering als volledig werkloze of tot het leefloon

145^34/11

De huisbediende moet op het ogenblik van de indienstneming sedert ten minste zes maanden gerechtigd zijn tot een uitkering als volledig werkloze of tot het leefloon (KB 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering - BS 31.12.1991) en W 26.05.2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie - BS 31.07.2002). Deze voorwaarde wordt niet gesteld wanneer de belastingplichtige op 01.07.1986 reeds sedert ten minste één jaar een huisbediende in dienst had (zie nummer 145^34/17).

Gerechtigd tot een uitkering als volledig werkloze

145^34/12

De volgende werknemers kunnen gerechtigd zijn tot een uitkering als volledig werkloze:

- de werkloze werknemer die niet verbonden is door een arbeidsovereenkomst, zonder werk en zonder loon, kan aanspraak maken op werkloosheidsuitkeringen indien hij de toelaatbaarheidsvoorwaarden vervult zoals bepaald in de art. 30, 31, 32 en 33 van het KB van 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering (BS 31.12.1991);

- de jonge werknemer die op basis van studies wordt toegelaten, tot de leeftijd van 25 jaar, kan aanspraak maken op uitkeringen indien hij voldoet aan de voorwaarden van art. 36 van het voormeld KB.

Voltijdse en daarmee gelijkgestelde werknemers evenals de jonge werknemers die op basis van studies worden toegelaten genieten in geval van volledige werkloosheid volle uitkeringen voor alle dagen van de week, behalve de zondag (uitkeringsstelsel zoals bepaald in art. 100 van het voormeld KB).

Vrijwillig deeltijdse werknemers genieten in geval van volledige werkloosheid halve uitkeringen voor de uren waarop ze gewoonlijk tewerkgesteld waren (uitkeringsstelsel zoals bepaald in art. 103 van het voormeld KB).

De volgende personen worden administratief gelijkgesteld met een uitkeringsgerechtigde volledig werkloze (art. 36, 47, 103, en 78 van het voormeld KB):

- de rechthebbende op inschakelingsuitkeringen (de vroegere wachtuitkeringen);

- de rechthebbende op provisionele uitkeringen;

- de vrijwillig deeltijdse werknemer die vergoed wordt op basis van art. 103 van voormeld KB;

- de niet-uitkeringsgerechtigde werkloze omwille van het genot van vakantiegeld;

- de werkloze tewerkgesteld in een beschermde werkplaats voor zover er tijdens de tewerkstelling geen inhoudingen voor sociale zekerheid werden verricht (overgangsmaatregel).

Voorwaarden

145^34/13

De huisbediende die ten minste zes maanden gerechtigd is tot een uitkering als volledig werkloze moet tegelijkertijd aan de volgende voorwaarden voldoen:

- deze uitkering daadwerkelijk genieten op het tijdstip van de aanwerving als huisbediende;

EN

- gedurende de zes maanden die de indienstneming voorafgaan die werkloosheidsperiode niet onderbroken hebben met een ononderbroken termijn van meer dan drie maanden.

De volgende perioden worden administratief gelijkgesteld met een periode van 'uitkeringsgerechtigde volledig werkloze' en onderbreken de werkloosheidsperiode niet:

- de perioden waarbinnen de werkloze inschakelingsuitkeringen heeft genoten;

- de perioden tijdens dewelke de werknemer provisionele uitkeringen heeft genoten in zoverre er geen terugvordering van deze uitkeringen is geweest;

- de perioden van wederoproeping onder de wapens tijdens een periode van volledige werkloosheid;

- de vergoede ziekteperioden tijdens de werkloosheid;

- de perioden van verblijf in het buitenland van een werknemer die samenwoont met een Belg die tewerkgesteld is in het kader van de stationering van strijdkrachten;

- de werkloosheidsperioden gedekt door vakantiegeld;

- de perioden van gevangenzetting tijdens een periode van volledige werkloosheid;

- de perioden gedurende dewelke de vrijwillig deeltijdse werknemer wordt vergoed op basis van art. 103, KB 25.11.1991;

- de perioden van tewerkstelling in een beschermde of sociale werkplaats voor zover er tijdens de tewerkstelling geen inhoudingen voor sociale zekerheid werden verricht.

Attest RVA

145^34/14

In de praktijk wordt gesteund op een attest van de RVA (zie nummer 145^34/23) om uit te maken of de betrokkene aan deze specifieke voorwaarden en perioden inzake werkloosheid voldoet.

Gerechtigd tot het leefloon

145^34/15

Door de wet van 26.05.2002 werd op 01.10.2002 het recht op maatschappelijke integratie ingevoerd ter vervanging van het bestaansminimum.

Het leefloon is een onderdeel van het recht op maatschappelijke integratie.

Het leefloon is een minimuminkomen voor wie niet over toereikende bestaansmiddelen beschikt, noch er aanspraak op kan maken, noch in staat is deze te verwerven. Het bedrag is afhankelijk van de gezinssituatie.

Elk OCMW heeft de opdracht het recht op maatschappelijke integratie te waarborgen voor wie over onvoldoende bestaansmiddelen beschikt en de voorwaarden vervult. Deze voorwaarden hebben betrekking op nationaliteit, leeftijd, financiële situatie, verblijfssituatie, werkbereidheid en mogelijke rechten op andere sociale uitkeringen. Via een sociaal en financieel onderzoek wordt bepaald of de betrokkene hieraan voldoet en dus aanspraak kan maken op een leefloon.

Attest OCMW

145^34/16

In de praktijk wordt gesteund op de beslissing van het OCMW om uit te maken of de huisbediende op het ogenblik van de indienstneming sedert ten minste zes maanden gerechtigd is tot het leefloon.

Bijzonder geval

145^34/17

Wanneer de belastingplichtige op 01.07.1986 reeds sedert ten minste één jaar een huisbediende in dienst had, dan is de voorwaarde van eerste inschrijving als werkgever van huispersoneel bij de RSZ en de voorwaarde dat de huisbediende ten minste 6 maanden gerechtigd moet zijn als volledig werkloze of tot het leefloon niet van toepassing (voorwaarden zoals bedoeld in art. 145^34, 2de lid, 2° en 3°, WIB 92)

In dat geval wordt de belastingvermindering toegestaan indien het bezoldigingen van een huisbediende betreft en de belanghebbende als werkgever van huispersoneel bij de RSZ is ingeschreven, zonder dat die inschrijving de eerste moet zijn in die hoedanigheid sedert 01.01.1980.

Voorwaarden met betrekking tot de bezoldiging

Beperkt tot een bezoldiging

145^34/18

Enkel de bezoldiging die wordt betaald of toegekend aan één enkele huisbediende, naar keuze van de belastingplichtige, komt voor de belastingvermindering in aanmerking.

Onderworpen aan de sociale zekerheid

145^34/19

De bezoldiging moet onderworpen zijn aan de sociale zekerheid.

Vanaf 01.10.2014 is de bezoldiging van dienstboden en van ander huispersoneel dat manuele prestaties verricht onder arbeidsovereenkomst volledig onderworpen aan het sociale zekerheidsstelstel van de werknemers, ongeacht het aantal gepresteerde uren.

Enkel voor prestaties van intellectuele aard (kinderoppas, privéverpleegster, …) is er geen aangifteplicht bij de RSZ voor zover die prestaties slechts ‘occasioneel’ zijn:

1° arbeid ten behoeve van het huishouden van de werkgever of zijn gezin, met uitzondering van manuele huishoudelijke activiteiten,
2° voor zover deze niet beroepsmatig en op geregelde basis plaatsvindt,
3° de werknemer slechts een kleine vergoeding ontvangt, en
4° hij niet langer dan 8 uur per week bij een of meerdere werkgevers presteert.

Minimumbedrag van de bezoldiging

145^34/20

De bezoldiging die wordt betaald of toegekend aan de huisbediende moet ten minste 2.450 euro (3.730 geïndexeerd voor aj. 2015) per belastbaar tijdperk bedragen, ongeacht de duur van de tewerkstelling. Met bezoldiging worden ook de werkgevers‑ en de werknemersbijdragen inzake sociale zekerheid (loonkost) bedoeld.

Vervanging van de huisbediende

145^34/21

De belastingplichtige die de belastingvermindering heeft genoten door de indienstneming van een huisbediende die sedert ten minste zes maanden gerechtigd is tot uitkering als volledig werkloze of tot het leefloon (zie nummer 145^34/9), blijft het recht op de belastingvermindering na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de huisbediende behouden indien hij binnen een termijn van drie maanden een andere huisbediende in dienst neemt die eveneens aan de voormelde voorwaarden voldoet.

De inschrijving als werkgever bij de RSZ kan in de tussentijd geschrapt zijn; bij hernieuwing hoeft zij niet meer de eerste in die hoedanigheid te zijn sinds 01.01.1980.

De door een belastingplichtige voorheen genoten belastingvermindering wordt evenwel niet teruggenomen wanneer geen andere huisbediende in dienst wordt genomen.

Toepassingsvoorbeelden

Voorbeeld 1

145^34/22

De in 2014 (aj. 2015) door een natuurlijke persoon aan een huisbediende toegekende bezoldigingen bedragen 4.000 euro (sociale lasten inbegrepen).

Aan alle in art. 145^34 WIB 92, gestelde voorwaarden is voldaan.

bezoldiging huisbediende:

4.000 euro (ten minste 3.730 euro)

x 50 %

in aanmerking te nemen bedrag:

2.000 euro (maximaal 7.530 euro)

X 30 %

bedrag van de belastingvermindering:

600 euro

Voorbeeld 2

145^34/23

De in 2014 (aj. 2015) door een natuurlijke persoon aan een huisbediende toegekende bezoldigingen bedragen 3.500 euro (sociale lasten inbegrepen).

De bezoldigingen moeten ten minste 3.730 euro (geïndexeerd bedrag aj. 2015) per belastbaar tijdperk bedragen. De belastingvermindering kan dus niet worden toegestaan.

Voorbeeld 3

145^34/24

De in 2014 (aj. 2015) door een natuurlijke persoon aan een huisbediende toegekende bezoldigingen bedragen 16.000 euro (sociale lasten inbegrepen).

Aan alle in art. 145^34, WIB 92, gestelde voorwaarden is voldaan.

bezoldiging huisbediende:

16.000 euro (ten minste 3.730 euro)

x 50 %

in aanmerking te nemen bedrag:

8.000 euro (maximaal 7.530 euro)

X 30 %

bedrag van de belastingvermindering:

2.259 euro

Formaliteiten en bij de aangifte te voegen stukken

145^34/25

Om de belastingvermindering te genieten moet de belastingplichtige het bewijs leveren dat hij aan de in de wet bepaalde voorwaarden voldoet. Hij moet daartoe de volgende attesten ter beschikking houden van de administratie:

- attest RVA of OCMW;

- attest inschrijving als werkgever bij de RSZ.

Attest RVA of OCMW

145^34/26

De belastingplichtige werkgever moet aan de hand van een werkloosheidsattest van de RVA (C63) of van een attest 'ontvanger leefloon' van het OCMW aantonen dat de huisbediende bij zijn indiensttreding gedurende ten minste zes maanden gerechtigd is tot uitkering als volledig werkloze of tot het leefloon.

Voor zover steeds dezelfde huisbediende wordt tewerkgesteld, moet de belastingplichtige dit attest slechts éénmaal ter beschikking houden van de administratie en dit het eerste jaar waarvoor de werkgever de belastingvermindering vraagt. Wanneer de betrokken werkgever die huisbediende door een andere vervangt of voor een andere huisbediende de belastingvermindering vraagt, moet hij opnieuw een dergelijk attest overleggen.

Deze verplichting geldt uiteraard niet voor belastingplichtigen die op 01.07.1986 reeds sedert ten minste één jaar een huisbediende in dienst hadden (zie uitzondering nummer 145^34/17). In dit geval moet de belastingplichtige daarentegen wel de tewerkstelling van een huisbediende tijdens de periode 01.07.1985 tot 01.07.1986 aantonen.

Attest inschrijving als werkgever bij de RSZ

145^34/27

De werkgever moet in het bezit zijn van een door de RSZ uitgereikt attest waaruit blijkt dat hij tijdens het inkomstenjaar ingeschreven was als werkgever van huispersoneel.

De belastingplichtige moet dit attest elk jaar waarvoor hij de belastingvermindering vraagt ter beschikking houden van de administratie.

De werkgevers van huisbedienden moeten eveneens hun verplichtingen inzake BV nakomen.